ONTWERPRESOLUTIE
13.7.2006
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Toomas Hendrik Ilves
namens de Commissie buitenlandse zaken
over de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds
B6‑0458/2006
Resolutie van het Europees Parlement over de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds
Het Europees Parlement,
– gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Albanië, anderzijds (COM(2006)0138),
– gezien het voortgangsverslag van de Commissie over Albanië in de context van het stabilisatie- en associatieproces van november 2005 (SEC(2005)1421),
– gezien het strategiedocument over de uitbreiding van de Commissie van november 2005 (COM(2005)0561) en onder verwijzing naar de resolutie van het Europees Parlement van 16 maart 2006 over het strategiedocument 2005 over de uitbreiding van de Commissie,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
– gezien de aanbeveling van de Commissie buitenlandse zaken en het advies van de Commissie internationale handel (A6-0000/2006),
A. overwegende dat Albanië voldoet aan de voorwaarden voor toetreding tot de stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten,
B. overwegende dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst de overeenkomst inzake handel en commerciële en economische samenwerking van 1992 zal vervangen,
C. overwegende dat de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Albanië de betrekkingen tussen de Europese Unie en Albanië op een nieuwe contractuele leest schoeit die Albanië nieuwe kansen biedt om de rechtsstaat te bevorderen, zijn democratische instellingen te versterken, bij te dragen tot de stabiliteit van het land, hetgeen van het allergrootste belang is voor de gehele regio, en de samenwerking met de Europese Unie te verdiepen,
D. overwegende dat de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 bevestigde vastbesloten te zijn volledige en doelgerichte steun te zullen verlenen aan het Europees perspectief van de westelijke Balkanlanden, die een integrerend bestanddeel van de EU zullen worden zodra zij aan de vastgestelde criteria voldoen,
E. overwegende dat Albanië nog steeds te kampen heeft met grote uitdagingen bij de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, het bereiken van volledige tenuitvoerlegging van aangenomen wetgeving, de verbetering van het openbaar bestuur en de strijd tegen mensenhandel en drugshandel,
F. overwegende dat de laatste parlementsverkiezingen in Albanië werden bekritiseerd omdat zij niet volledig in overeenstemming zouden zijn geweest met de OSCE/ODIHR-verplichtingen en andere internationale normen voor democratische verkiezingen,
1. verwelkomt de stabilisatie- en associatieovereenkomst, die het vooruitzicht op nauwe en verreikende contractuele betrekkingen tussen de EU en Albanië biedt, welke essentieel zijn voor het bereiken van politieke, economische en institutionele stabiliteit in het land alsmede in de gehele regio en voor het bevorderen van de overgang van Albanië naar een pluralistische democratie die de rechtsstaat eerbiedigt, met een functionerende markteconomie;
2. is van mening dat de vooruitgang bij het streven naar de normen die in de overeenkomst zijn neergelegd, moet worden gevolgd met behulp van concreet meetbare benchmarks van de stabilisatie- en associatieraad en de desbetreffende gezamenlijke parlementaire commissie;
3. wijst op de lange-termijnvoordelen van de overeenkomst voor zowel de Albanese bevolking als de Unie; stelt vast dat de grootste voordelen van de overeenkomst gelegen zijn in het bereiken van de als doel gestelde volledige vrijhandelszone, de totstandbrenging van een duidelijke wettelijke verbintenis tot samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang en de bevordering van een stabieler wettelijk kader voor de investeerders;
4. dringt er bij de EU en Albanië op aan de overeenkomst te zien als een kans die voor beide partijen voordelen oplevert; beveelt Albanië verder aan van deze gelegenheid gebruik te maken om een eigen niche op de Europese markt te vinden en in specifieke sectoren een concurrentiepositie te verwerven;
5. beveelt aan dat Albanië zich sterker concentreert op de ontwikkeling van zijn economisch potentieel, niet in de laatste plaats door uitbreiding van de infrastructuur en ontwikkeling van het toerisme; betreurt de recente besnoeiingen in steun voor externe acties zoals voorzien in de financiële vooruitzichten; dringt er bij de Commissie op aan voldoende middelen uit te trekken voor de ontwikkeling van de infrastructuur van het land, met name voor de ontwikkeling van het vervoer;
6. bekrachtigt, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003, zijn volledige steun aan het Europees perspectief voor Albanië en de toekomstige opneming van het land in de Europese familie; is evenwel van oordeel dat de verbintenis van Albanië tot naleving van de Europese normen en waarden in de allereerste plaats in het belang van dit land zelf is, en ook als doel op zich dient te worden nagestreefd;
7. wijst op de hervormingen die Albanië heeft doorgevoerd om een staat te creëren die is gebaseerd op beginselen van democratie, de rechtsstaat, de vrijemarkteconomie, de bescherming van de mensenrechten en verantwoord overheidsbestuur; onderstreept echter dat Albanië deze hervormingen moet uitbreiden, tastbaardere resultaten moet laten zien overeenkomstig de in het Europees Partnerschap vastgelegde bepalingen en duurzame resultaten moet bereiken bij de succesvolle tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatieovereenkomst teneinde over te kunnen gaan naar een volgende fase van de Europese integratie; is met name verontrust over het gebrek aan substantiële vooruitgang wat betreft de volledige tenuitvoerlegging van aangenomen wetgeving; acht het van fundamenteel belang de administratieve capaciteit aanzienlijk te versterken, de rechterlijke macht te hervormen en diens onafhankelijkheid te versterken, de rechten van vrouwen te beschermen, de georganiseerde misdaad te bestrijden en de vrijheid van de media te bevorderen, terwijl de media zelf naar transparantie dienen te streven;
8. merkt op dat de regering heeft toegezegd met harde hand tegen de georganiseerde misdaad te zullen optreden en heeft besloten tot een verbod op het gebruik van speedboten om mensenhandel en drugssmokkel tegen te gaan; onderstreept echter dat Albanië nog meer substantiële vooruitgang moet laten zien bij de bestrijding van alle vormen van georganiseerde misdaad, met name voor wat betreft de handel in vrouwen en kinderen met het oog op seksuele exploitatie, uitbuiting op het werk of gedwongen bedelarij, als voorwaarde voor intensievere samenwerking met de Unie; verzoekt de Commissie haar steun aan de Albanese autoriteiten in deze voort te zetten en op te voeren;
9. neemt kennis van de inspanningen van de regering in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad; stelt vast dat corruptie een van de grootste belemmeringen voor de economische en sociale ontwikkeling in Albanië vormt en verwacht dan ook dat de overheidscampagne tastbaar resultaat blijft opleveren; is van mening dat corruptie niet politiek gekleurd is en ongeacht de politieke kleur moet worden bestreden;
10. moedigt de Albanese overheidsorganen aan het maatschappelijk middenveld te versterken door het ruimere mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan het uitstippelen van beleid en het toezicht op de tenuitvoerlegging en doeltreffendheid hiervan op alle overheidsniveaus teneinde de kwaliteit en geloofwaardigheid van de hervormingen te verbeteren en de transparantie en verantwoordelijkheid te verhogen;
11. wijst met waardering op de inspanningen van de minister van Onderwijs om de onderwijssector te hervormen, maar dringt er bij de regering op aan kinderen in het gehele land gelijke onderwijsmogelijkheden te bieden;
12. benadrukt dat nog steeds sprake is van aanzienlijke schendingen van de mensenrechten in Albanië die moeten worden aangepakt; dringt er bij de Albanese regering op aan de noodzakelijke hervormingen door te voeren om ervoor te zorgen dat gevangenen toegang krijgen tot rechtsbijstand en dat foltering, mishandeling en onmenselijke of onterende behandeling worden bestreden; verzoekt de regering de betreffende wetgevingshervormingen door te voeren die nodig zijn voor de volledige tenuitvoerlegging van het Wetboek inzake het familierecht van 2003, met name om huiselijk geweld als strafbaar feit aan te merken;
13. herhaalt zijn oproep aan de Commissie om Albanië te helpen een einde te maken aan de traditie van de "bloedvete", die betekent dat de rechtsstaat te kort schiet en die volkomen haaks staat op de Europese waarden;
14. stelt vast de het huidige kiesstelsel tijdens de laatste parlementsverkiezingen in 2005 gebruikt werd om het evenredigheidsbeginsel, ook bekend als Dushk, te ondergraven en dringt er bij regering en parlement van Albanië op aan het stelsel nog vóór de komende plaatselijke verkiezingen verder te hervormen overeenkomstig de aanbevelingen van de OSCE/ODIHR, met name wat betreft de juistheid van de kiezerslijsten en de accuratesse van de burgerlijke stand;
15. verzoekt Albanië zich verder in te zetten voor de bescherming van de rechten van minderheden, met inbegrip van de rechten van de Griekse minderheid in Albanië, en voor een zodanige voltooiing en tenuitvoerlegging van de wetgeving met betrekking tot de minderheden dat hiermee steun wordt verleend aan de tenuitvoerlegging van de desbetreffende, door Albanië geratificeerde internationale overeenkomsten; merkt op dat verdere inspanningen nodig zijn, met name wat betreft het frequenter gebruik van minderheidstalen bij contacten van de burger met de autoriteiten en het gebruik van traditionele lokale namen, verbeterde toegang tot de media voor leden van minderheidsgroepen en uitbreiding van het onderwijs in minderheidstalen; stelt vast dat het ontbreekt aan nauwkeurige statistische gegevens over nationale minderheden;
16. spreekt zijn bezorgdheid uit over de recente dreigementen van de oppositie de komende plaatselijke verkiezingen te zullen boycotten; roept in dit verband alle partijen op zich op verantwoordelijke wijze te gedragen en alles in het werk te stellen om overeenstemming te bereiken over heikele kwesties zoals de mediawetgeving en de kiezerslijsten;
17. is verheugd over de positieve en constructieve rol die Albanië in multilaterale regionale initiatieven heeft gespeeld; onderstreept evenwel dat moet worden voortgegaan met het bevorderen van regionale samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen bij kwesties die van fundamenteel belang zijn voor Zuidoost-Europa, zoals grensoverschrijdende samenwerking, vrij verkeer van personen, bestrijding van georganiseerde misdaad en smokkel, totstandbrenging van een vrijhandelszone die in staat is buitenlandse investeringen aan te trekken, het delen van ecologische hulpbronnen en de ontwikkeling van geïntegreerde grensoverschrijdende netwerken;
18. is van oordeel dat Albanië gezien zijn economische onderontwikkeling bijzondere aandacht dient te schenken aan de ontwikkeling van economische samenwerking in de regio, met name met zijn directe buren; wijst erop dat de onafhankelijkheid van Montenegro, de onderhandelingen over de toekomstige status van Kosovo en de opening van de onderhandelingen over het EU-lidmaatschap met de FYROM in de nabije toekomst als extra mogelijkheden voor economische samenwerking en ontwikkeling in Albanië en de gehele regio moeten worden gezien;
19. is van oordeel dat Albanië een bijzonder belangrijke rol dient te spelen bij de stabilisatie van Zuidoost-Europa, met name voor wat betreft de definitieve status van Kosovo; dringt er bij de Albanese regering en leiders op aan voort te gaan met een constructieve aanpak in deze;
20. onderstreept het belang van de bijstandsmissies van de Unie ten behoeve van capaciteitsopbouw en verwelkomt de resultaten die zijn bereikt door de politiebijstandmissie (PAMECA), de douanebijstandsmissie (EU-CAFAO Albanië) en de bijstandsmissie voor de rechterlijke macht (EURALIUS); verzoekt de Commissie de EU-steun, gezien de omvang en complexiteit van de bestrijding van ¨de georganiseerde misdaad op de Westelijke Balkan, ter zake van de politie (PAMECA) en de rechtsstaat (EURALIUS) aanzienlijk te verhogen en uit te breiden; roept de EU en Albanië in dit verband op door middel van jumelage- en detacheringsprogramma's profijt te trekken van de uitgebreide kennis en ervaring die de toetredingslanden van 2004 hebben opgedaan bij de hervorming van hun maatschappij en economie in het EU-integratieproces, met name wat betreft de goedkeuring en tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de restitutie van grond en eigendom, ook aan religieuze gemeenschappen, en de versterking van de grensbewakings- en douaneautoriteiten;
21. verwelkomt de sluiting van de overnameovereenkomst met Albanië in november 2005 en dringt aan op een overeenkomst over vergemakkelijking van de verlening van visa tussen de EU en Albanië in het kader van vergemakkelijking van visaverlening voor alle landen van de Westelijke Balkan teneinde als eerste stap de belemmeringen voor grensoverschrijdende uitwisseling tussen de handelssector, de sociale partners, het universitair onderwijs en studenten uit de weg te ruimen; onderstreept dat vergemakkelijking van het reizen voor álle burgers evenwel het einddoel moet zijn;
22. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regering en het parlement van de Republiek Albanië.