Ontwerpresolutie - B6-0543/2006Ontwerpresolutie
B6-0543/2006

ONTWERPRESOLUTIE

23.10.2006

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6‑ 0440/2006
ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement
door Karl-Heinz Florenz
namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
over de EU-strategie voor de conferentie van Nairobi inzake klimaatverandering (COP 12 en COP/MOP 2)

Procedure : 2006/2650(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0543/2006
Ingediende teksten :
B6-0543/2006
Aangenomen teksten :

B6‑ 0543/2006

Resolutie van het Europees Parlement over de EU-strategie voor de conferentie van Nairobi inzake klimaatverandering (COP 12 en COP/MOP 2)

Het Europees Parlement,

–  gelet op het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), het Kyotoprotocol bij het UNFCCC en de toepassingsprocedures voor de tenuitvoerlegging ervan die zijn aangenomen op de conferenties van Bonn (juli 2001), Marrakesj (november 2001), New Delhi (november 2002), Milaan (december 2003), Buenos Aires (december 2004) en Montréal (december 2005),

-  gezien de aanstaande twaalfde Conferentie van de Partijen (COP 12) bij het UNFCCC en de tweede Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Kyotoprotocol bijeenkomen (COP/MOP 2) die van 6 tot 17 november 2006 plaats vindt in Nairobi, Kenia,

-  onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties inzake klimaatverandering, met name die van 16 november 2005 over de zege in de strijd tegen de wereldwijde klimaatverandering[1], van 18 januari 2006 over de resultaten van de conferentie van Montréal (COP/MOP 1)[2] en van 4 juli 2006 over de terugdringing van het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering,[3]

-  gezien mondelinge vraag B6-0440/2006 overeenkomstig artikel 108 van zijn Reglement van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie,

-  gezien de meest recente wetenschappelijke bevindingen, o.m. verslagen over het smelten van de ijskap op Groenland, het eeuwige ijs dat de Noordelijke IJszee bedekt, de permafrost in Siberië alsook nieuwe bevindingen over de mate waarin de zeespiegel stijgt ten gevolge van de klimaatverandering,

-  gezien de prioriteit die het Finse voorzitterschap bekend heeft gemaakt voor bossen: Er zullen eveneens conclusies van de Raad worden opgesteld over de voorbereidingen van de EU op de aanstaande bijeenkomst van het Bossenforum van de Verenigde Naties (UNFF), dat hopelijk een mondiaal instrument ter bescherming van de bossen zal goedkeuren,

–  gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat volledige tenuitvoerlegging door alle partijen bij het UNFCCC en het protocol van Kyoto voor het aanpakken van de klimaatverandering van fundamenteel belang is, al zullen de maatregelen pas werkelijk effect sorteren als er een algemene oplossing wordt gevonden die ook de grote economische blokken omvat die verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de vervuilende uitstoot,

B.  overwegende dat op de elfde Conferentie van de Partijen (COP 11) bij het UNFCCC en de eerste Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het Kyoto-protocol (COP/MOP 1) bijeenkomen in december 2005 in Montréal is besloten een proces op gang te brengen om aanvullende toezeggingen door de partijen van Bijlage I te overwegen voor de periode na 2012 en om een dialoog te beginnen om ervaringen uit te wisselen en strategische benaderingen te analyseren voor lange-termijnsamenwerking op het gebied van klimaatverandering, en dat er een UNFCCC-studiegroep in opgericht ter vermindering van de uitstoot ten gevolge van ontbossing in ontwikkelingslanden,

C.  overwegende dat nieuwe technieken van wezenlijke betekenis zullen zijn voor het zo economisch mogelijk aanpakken van de klimaatverandering, met als nieuw brandpunt doelmatiger energiegebruik,

D.  overwegende dat er spoedig aanvullende doelen moeten worden gesteld om ervoor te zorgen dat de klimaatverandering niet uit de hand loopt en om voldoende stimulansen te bieden voor snelle investering in verdere ontwikkeling en het aanbrengen van technologieën voor duurzame energie en doelmatig energiegebruik, overwegende dat investeringen in energie-infrastructuur die onverenigbaar zijn met de doelen van het klimaatbeleid dienen te worden vermeden,

E.  overwegende dat de uitstoot van broeikasgassen in tal van lidstaten blijft toenemen, waaruit blijkt dat krachtig ingrijpen, opnieuw geformuleerde maatregelen en nieuwe initiatieven nodig zijn om de Europese Unie in staat te stellen te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Kyoto,

F.  overwegende dat de bijdrage van de luchtvaart tot de klimaatverandering aanzienlijk is en snel toeneemt en dat toezeggingen naar aanleiding van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het bijbehorende Protocol van Kyoto niet van toepassing zijn op de internationale luchtvaart,

G.  overwegende dat de meest recente wetenschappelijke bevindingen doen vermoeden dat beperking van de opwarming tot + 2°C wellicht onvoldoende is ter verwezenlijking van het UNFCCC-doel gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen,

H.  overwegende dat het Europees Parlement in voornoemde resolutie van 16 november 2005 heeft gesteld dat de industrielanden de uitstoot ingrijpend moeten verminderen - 30% in 2020 en 60-80% in 2050,

I.  overwegende dat 24% van de broeikasgassen die in 2005 werden uitgestoten zijn veroorzaakt door het verbranden van bossen en dat uit de meest recente wetenschappelijke gegevens uit het Amazonegebied blijkt welke gevolgen de beperking van het bosareaal en de afzwakking van de "bospomp" hebben voor het klimaat; hierdoor worden de wervelstormen die ontstaan in het zuidelijk deel van de noordelijke Atlantische Oceaan heviger en valt er in Brazilië, Uruguay en Argentinië minder regen,

J.  overwegende dat veiligheid van energievoorziening en van klimaat samen moeten gaan en dat de Europese veiligheid van energievoorziening en van klimaat in hoge mate afhankelijk is van de keuzen die worden gemaakt door omvangrijke economieën zoals China en India; overwegende dat afremming van de klimaatverandering alleen effect kan sorteren als ontwikkelingslanden - met name omvangrijke en snel groeiende economieën zoals China en India - zich actief inzetten voor pogingen de uitstoot van broeikasgassen te beteugelen,

1.  verzoekt de Europese Unie met klem haar leidende rol tijdens de onderhandelingen in het kader van de COP 12-COP/MOP 2- Conferentie in Nairobi te behouden, en in toekomstige gesprekken met haar internationale partners hooggestelde doelen na te streven,

2.  dringt er op aan dat het Europees Parlement bij die gelegenheid een ambitieuze agenda indient voor de gedachtewisselingen over verdere verplichtingen voor partijen volgens Bijlage I van het Protocol van Kyoto, voor nieuwe gesprekken over de herziening van dit protocol, en voor een dialoog binnen het UNFCCC over samenwerking op lange termijn,

3.  wijst er andermaal op dat de EU-strategie inzake klimaatverandering, zoals is uiteengezet in zijn voornoemde resolutie van 16 november 2005, gebaseerd moet zijn op een zevenvoudige benadering:

-  voortbouwen op kernelementen van het Protocol van Kyoto - bindende doelen voor de uitstoot van broeikasgassen, een mondiaal stelsel van aftopping en handel, en flexibele mechanismen,

-  verplichting tot omvangrijke vermindering van de uitworp met 30% in 2020, met als doel een beperking in de orde van 80% in 2050, via een combinatie van marktprikkels en regelgeving ter aanmoediging van investeringen in doelmatigheid en koolstofvrije of koolstofarme technieken,

-  overstap op een proactieve aanpak om andere belangrijke partijen te binden, met name de Verenigde Staten,

-  ontwikkeling van een strategisch samenwerkingsverband met landen zoals China, India, Zuid-Afrika, Brazilië en Mexico om deze landen financieel te steunen bij het opzetten van strategieën voor duurzame energie die gebruik maken van koolstofvrije of koolstofarme energiebronnen, en er aldus voor te zorgen dat zij deelnemen aan de maatregelen ter afremming van de klimaatverandering,

-  krachtige bevordering van onderzoek en innovatie met betrekking tot duurzame energietechnologieën door de uitwisseling van optimale werkmethoden tussen de lidstaten en universiteiten, onderzoekcentra en de industrie mogelijk te maken, en door "onnatuurlijke" stimuli zoals subsidiëring van fossiele brandstoffen af te schaffen, alsmede door externe kosten, met inbegrip van de kosten van klimaatverandering, door te berekenen in de prijs van energieopwekking,

-  Europese en nationale wetgeving gebruiken om doelmatiger energiegebruik te stimuleren en de prijs van technieken waardoor de gevolgen voor het klimaat worden beperkt te verlagen,

-  de burgers aan te zetten tot meer rechtstreekse betrokkenheid bij vertragingsmaatregelen via bewustmakingscampagnes, een noodzakelijke voorwaarde hiervoor is het verstrekken van nauwkeurige gegevens over de hoeveelheid koolstof in producten zoals auto's, vliegtuigen, huizen en diensten en eventueel een toekomstig systeem van persoonlijk verhandelbare quota;

4.  herhaalt zijn verzoek geen ruimte te laten tussen de eerste en tweede vastleggingsperiode in het kader van het Protocol van Kyoto, en de termijn voor het bereiken van overeenkomst over toekomstige toezeggingen inzake het klimaat te stellen op eind 2008;

5.  wijst andermaal op zijn steun voor handhaving van de flexibele mechanismen, en voor het lange-termijndoel van een mondiale koolstofmarkt op basis van aftopping en handel;

6.  verzoekt de partijen in COP 12-COP/MOP 2 de gevolgen van de internationale luchtvaart voor het klimaat te behandelen en verzoekt om bespreking van een algemene heffing op vluchten tijdens de onderhandelingen van de COP 12-COP/MOP 2-conferentie in Nairobi;

7.  is van mening dat de industrielanden een wezenlijke rol moeten blijven spelen bij de mondiale aanpak van de klimaatverandering: verzoekt de partijen van Bijlage I dan ook hun huidige verplichtingen na te komen en hooggestelde doelen te bepalen voor een tweede vastleggingsperiode na 2012; verzoekt de industrielanden die het Protocol van Kyoto niet hebben geratificeerd hun standpunt te heroverwegen, in eigen land krachtige maatregelen te nemen, en tijdens toekomstige internationale onderhandelingen een actieve rol te spelen met het oog op deelneming in het toekomstige klimaatveranderingsstelsel;

8.  wijst er met klem op dat alle ontwikkelingslanden het recht hebben zich economisch te ontwikkelen; wijst er echter op dat ontwikkelingslanden niet de vervuilende aanpak van de industrielanden hoeven te herhalen, en dringt er dan ook op aan dat meer aandacht wordt geschonken aan technologische samenwerking en het opbouwen van vermogen in de sector duurzame energie;

9.  verzoekt de Commissie en de Raad de beschikbaarheid van doelmatige, koolstofarme energietechnologieën te verheffen tot prioriteit in het kader van de ontwikkelingssamenwerking van de EU;

10.  wijst erop dat het van doorslaggevend belang is ontwikkelingslanden die een industrie opzetten snel te betrekken bij een toekomstig internationaal stelsel met betrekking tot klimaatverandering, en tegelijkertijd ten volle rekening te houden met hun essentiële wensen inzake bevordering van hun economische ontwikkeling en bestrijding van de armoede;

11.  spreekt zijn waardering uit voor de werkzaamheden van de UNFCCC-werkgroep voor het terugdringen van uitworp ten gevolge van ontbossing in ontwikkelingslanden, die voor het laatst is bijeengekomen op 30 augustus en 1 september 2006 in Rome en stelt vast dat er algemene overeenstemming is bereikt over de noodzaak van betaling voor ecosysteemdiensten, en dringt aan op snelle opneming in de tweede vastleggingsperiode van het Protocol van Kyoto van verhinderde ontbossing als bijdrage tot verwezenlijking van de Millenniumdoelen;

12.  stelt vast dat Afrika en andere ontwikkelingsregio's in staat zouden moeten zijn deel te nemen aan vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en dat prikkels om ontbossing te voorkomen deel zouden moeten vormen van internationale onderhandelingen; verzoekt de lidstaten voorts deel te nemen aan duurzame CDM-bosbouwprojecten;

13.  is van mening dat het mondiale klimaatbeleid, om de klimaatverandering doelmatig te kunnen aanpakken, gelijke concurrentievoorwaarden moet scheppen voor de industrie, waardoor innovatie en doelmatig energiegebruik worden aangemoedigd en koolstoflekken worden voorkomen; stelt dan ook voor mondiale prestatienormen en -doelen te stellen voor diverse activiteiten, met inbegrip van consumptieproducten en vervoer op mondiaal niveau;

14.  wijst er met nadruk op dat de gevolgen van klimaatverandering voor de maatschappij beter moeten worden doorgrond: verzoekt de Commissie dan ook na te gaan hoe studiegroepen het best kunnen worden opgezet - zowel in Europa als elders, met betrokken belanghebbenden zoals burgergroepen, industrie, landbouwgemeenschappen, veiligheidsdeskundigen en economen - om de gevolgen van klimaatverandering op mondiaal niveau beter te begrijpen;

15.  staat erop dat afzonderlijke EU-landen en de Europese Unie als geheel hun verplichtingen uit hoofde van het huidige Protocol van Kyoto en de overeenkomst inzake de verdeling van lasten nakomen, daar de leidende positie van de EU tijdens internationale onderhandelingen wordt ondergraven als dit onmogelijk blijkt,

16.  is van mening dat de delegatie van de EU een belangrijke rol speelt in deze onderhandelingen over klimaatverandering en vindt het dus onaanvaardbaar dat de leden van het EP-deel van de delegatie niet in staat waren tijdens de voorgaande Conferentie van de Partijen de coördinerende bijeenkomsten van de EU bij te wonen; gaat ervan uit dat de deelnemers van het Europees Parlement in Nairobi, althans als waarnemer met of zonder het recht het woord te voeren, tot deze bijeenkomsten worden toegelaten;

17.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten en het secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, met het verzoek deze te doen toekomen aan alle verdragssluitende partijen van buiten de EU.