Ontwerpresolutie - B6-0544/2006Ontwerpresolutie
B6-0544/2006

ONTWERPRESOLUTIE

21.6.2006

naar aanleiding van vragen voor mondeling antwoord B6‑0438/2006 en B6438/2006
ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement
door Karl-Heinz Florenz, Ria Oomen-Ruijten,
namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
over het vervolg van het advies van het Parlement inzake milieubescherming: misdaadbestrijding, misdrijven en straffen

Procedure : 2006/2651(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0544/2006
Ingediende teksten :
B6-0544/2006
Aangenomen teksten :

B6‑0544/2006

Resolutie van het Europees Parlement over het vervolg van het advies van het Parlement inzake milieubescherming: misdaadbestrijding, misdrijven en straffen

Het Europees Parlement,

–  gezien het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake milieubescherming door het strafrecht[1],

–  gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming over het voorstel van het Europees Parlement en de Raad inzake milieubescherming door het strafrecht[2],

–  gezien de wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van een kaderprogramma op basis van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie — Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (COM(2001) 646 — C5-0694/2001 — 2001/0262(CNS))[3]

–  gezien het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 13 september 2005 (zaak C-176/03, Commissie/Raad)[4],

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van het arrest van het Hof van 13 september 2005 (C-176/03, Commissie/Raad) (COM(2005) 583)[5],

–  gezien het verslag van de Commissie juridische zaken over de gevolgen van het arrest van het Hof van 13 september 2005 (C-176/03 Commissie/Raad) (2006/2007(INI))[6],

–  gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het Hof van Justitie in zijn arrest van 13 september 2005 van oordeel was dat de Europese Gemeenschap gerechtigd is om maatregelen te nemen die met het strafrecht van de lidstaten verband houden, indien zij zulks nodig acht om te zorgen dat de door haar vastgestelde voorschriften inzake milieubescherming ten volle effectief zijn,

B.  overwegende dat het Hof van Justitie van mening is dat de bepalingen van artikel 132C en 280(4) EG een eventuele harmonisatie van het strafrecht, voor het doel van de tenuitvoerlegging van het milieubeleid, niet in de weg staan,

C.  overwegende dat het Hof van Justitie van mening is dat ‘het kaderbesluit, wegens zijn ondeelbare karakter, in zijn geheel in strijd is met artikel 47 EU, aangezien het inbreuk maakt op de bevoegdheden die artikel 175 EG aan de Gemeenschap toekent’,

D.  overwegende dat de Europese Commissie, in haar mededeling over de gevolgen van het arrest van het Hof van 13 september 2005, verklaarde dat de bepalingen van het strafrecht die nodig zijn voor de effectieve tenuitvoerlegging van het communautair recht, onder het EG-Verdrag vallen,

E.  overwegende dat het standpunt van het Hof van Justitie, zoals door de Commissie geherinterpreteerd, moet worden toegejuicht omdat het steun verleent aan het reeds door het Europees Parlement ingenomen standpunt in zijn resolutie over de rechtsgrondslagen en de naleving van het communautair recht (verslag-Koukiadis - resolutie van het Europees Parlement over de rechtsgrondslagen en de naleving van het communautair recht (2001/2151(INI))[7],

1.  is verheugd dat het Hof van Justitie het kaderbesluit inzake milieubescherming dat bij vergissing onder de derde in plaats van de eerste pijler was goedgekeurd, nietig heeft verklaard;

2.  merkt op dat het arrest van het Hof van Justitie een rechtsvacuüm schept aangaande de milieubescherming door het strafrecht;

3.   

4.  meent dat uit de goedkeuring van het kaderbesluit door de Raad blijkt dat de lidstaten de noodzaak erkennen van een zekere mate van harmonisatie op het gebied van de milieubescherming door middel van het strafrecht;

5.  merkt op dat het Hof duidelijk heeft verklaard dat de artikelen 1 tot en met 7 van het kaderbesluit naar behoren hadden kunnen worden goedgekeurd op grond van artikel 175 van het EG-Verdrag;

6.  betreurt dat de Europese Commissie, in haar mededeling over de gevolgen van het arrest van het Hof van 13 september 2005, niet explicieter is over de maatregelen die zij voornemens is te nemen in verband met het bestaande voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake milieubescherming door het strafrecht;

7.  verzoekt de Raad het oorspronkelijke voorstel van de Commissie te bestuderen met het oog op wijziging of het geven van een richtsnoer voor een nieuw voorstel inzake milieubescherming door het strafrecht op basis van artikel 175 van het EG-Verdrag;

8.  verzoekt de Europese Commissie om, ingeval de Raad niet besloten is voortgang te maken met het goedkeuren van een gemeenschappelijk standpunt inzake het oorspronkelijke Commissievoorstel, een nieuw voorstel inzake milieubescherming door het strafrecht op te stellen op basis van artikel 175 van het EG-Verdrag, rekening houdend met het arrest van het Hof van Justitie en met opneming van het resultaat van de stemming in eerste lezing in het Europees Parlement over het oorspronkelijke voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad;

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.