ONTWERPRESOLUTIE
24.10.2006
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Roberta Angelilli
namens de UEN-Fractie
over de uitvoer van giftig afval naar Afrika
B6‑0573/2006
Resolutie van het Europees Parlement over de uitvoer van giftig afval naar Afrika
Het Europees Parlement,
– gezien het verdrag van Bazel op de beheersing van grensoverschrijdende bewegingen van gevaarlijk afval en zijn verwijdering,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat er in de omgeving van Abidjan, waar 5 miljoen mensen wonen, op verschillende plaatsen ongeveer 500 ton giftig afval gestort is,
B. overwegende dat er totnogtoe 8 mensen gestorven zijn en vele duizenden naar het ziekenhuis gebracht zijn voor verzorging van neusbloedingen, diarree, braakneigingen, oogprikkelingen en ademhalingsproblemen ; dat de vergiftiging bijzonder hevig een groot aantal kinderen treft : naar schatting van Unicef zijn er tussen de 9000 en 23 000 kinderen die medische bijstand, gezondheidszorg en andere maatregelen nodig hebben om hun woonomgeving weer zuiver te maken,
C. overwegende dat de aanwezigheid van het giftig afval verreikende gevolgen kan hebben in de vorm van bodembesmetting en vervuiling van het oppervlakte- en grondwater,
D. overwegende dat het toxisch afval gestort is door een tanker van een Griekse reder, die onder Panamese vlag vaart en gehuurd was door de maatschappij Trafigura, die in Nederland gevestigd is, en dat de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Europese wetgeving een methodisch, en onaanvaardbaar probleem schept,
E. overwegende dat de havenautoriteiten van Amsterdam bij het lossen de gevaarlijke aard van het afval ontdekt, en een hogere vergoeding voor het voltooien van de lossing gevraagd hebben, waarop de bemanning er de voorkeur aan gegeven heeft om het terug aan boord te pompen ; dat de Nederlandse autoriteiten het schip toegelaten hebben om hun grondgebied te verlaten hoewel ze van het gevaar van de lading afval op de hoogte waren en ondanks de onwil van de kapitein om te betalen voor milieutechnisch gezonde behandeling in Nederland,
F. overwegende dat de maatschappij zich in de mogelijkheid bevond om zich op een wettelijke en veilige manier van haar afval te ontdoen in Europa maar de voorkeur gegeven heeft aan een goedkoper alternatief in de Ivoorkust,
G. overwegende dat Afrika een stortplaats voor alle soorten gevaarlijk afval is, en dat Greenpeace 80 plaatsen aanwijst waar afval uit industrielanden gestort is : oude computers in Nigeria, radioactieve tanks in Somalië, chloor in Kameroen, enz.,
H. overwegende dat de meeste Afrikaanse landen geen strenge regelgeving hebben om het milieu en de bestaansmiddelen van hun bevolking in bescherming te nemen tegen gevaarlijk afval,
I. overwegende dat alle uitvoer van afval uit de Europese Unie om er zich van te ontdoen sinds mei 1994 door verordening (EG) nr. 259/1993 verboden is, terwijl dezelfde verordening sinds januari 1997 de uitvoer van gevaarlijk afval uit de Europese unie naar landen buiten de OESO verbiedt,
J. overwegende dat het storten van gevaarlijk afval in de Ivoorkust niet meer dan de top van de ijsberg is die het lopend vervoer van gevaarlijk afval van de Europese unie naar landen buiten de OESO vertegenwoordigt, dat grote hoeveelheden elektrisch en elektronisch afval onder voorwendsel van "hergebruik" in landen buiten de OESO gestort worden, terwijl een aanzienlijk aantal oude schepen uit de Europese Unie die met giftig afval en materiaal geladen zijn, in Azië tot schroot verwerkt worden onder omstandigheden die uiterst schadelijk voor de arbeiders en het milieu zijn,
1. vraagt de Europese Commissie, Nederland en de Ivoorkust om de zaak grondig te onderzoeken, de aansprakelijkheid op alle niveaus vast te stellen, de verantwoordelijken voor de milieumisdaad voor de rechter te brengen en zich ervan te vergewissen dat de besmetting van het milieu volledig hersteld en de slachtoffers vergoed worden;
2. vraagt de Europese unie en haar lidstaten om alle nodige maatregelen te treffen om de
getroffen bevolking, vooral de kinderen, elke vorm van bijstand te bieden met
gebruikmaking van alle middelen tot steunverlening, samenwerking en bescherming van de bevolking;
3. meent dat de aangrijpende gebeurtenissen de behoefte aan krachtige wetgevende
maatregelen tegen milieumisdaden aantonen, benadrukt dat gerechtelijke hulpmiddelen de uitvoering van wetten op de bescherming van het milieu versterken en onderlijnt dat er nauwere samenwerking voor milieubescherming door middel van het strafrecht nodig is;
4. vraagt de Europese Commissie en de lidstaten om alle nodige maatregelen te treffen om
volledige uitvoering van de bestaande verordening op het vervoer van afval te verzekeren;
5. vraagt van de Europese Commissie wetgevende voorstellen om de mazen in de lopende
regelgeving te dichten zodat er een einde komt aan de verzending van elektrisch en
elektronisch afvalmateriaal en oude schepen naar landen buiten de OESO;
6. verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te laten toekomen aan de Raad en de Europese Commissie, de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de regering van de Ivoorkust.