ONTWERPRESOLUTIE
8.11.2006
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Jean-Louis Bourlanges, Bernard Lehideux en Johan Van Hecke
namens de ALDE-Fractie
over de tariefpreferenties toegekend aan de landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling (SPG+)
B6‑0583/2006
Resolutie van het Europees Parlement over de tariefpreferenties toegekend aan de landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling (SPG+)
Het Europees Parlement,
– gezien Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties,
– gezien Besluit 2005/924/EG van de Commissie tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere regeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig artikel 26, onder e), van Verordening (EG) nr. 980/2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SPG+), ingesteld bij Besluit 2005/924/EG van de Commissie, voorziet in preferentiële toegang tot de Europese markten voor producten afkomstig uit ontwikkelingslanden die bepaalde internationale verdragsteksten inzake de rechten van de mens en van de werknemers, de milieubescherming, de strijd tegen de drugssmokkel en inzake goed bestuur ten uitvoer leggen,
B. overwegende dat de Commissie in haar besluit van 21 december 2005 aan Bolivia, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Georgië, Guatemala, Honduras, Sri Lanka, de Republiek Moldavië, Mongolië, Nicaragua, Panama, Peru, El Salvador en Venezuela toestaat gebruik te maken van een bijzondere stimuleringsregeling,
C. overwegende dat alle landen die gebruikmaken van de SPG+ de internationale verdragen inzake de rechten van de mens en van de werknemers hebben geratificeerd en ten uitvoer hebben gelegd, uitgezonderd El Salvador, dat een tijdelijke bijzondere afwijking geniet overeenkomstig artikel 9, lid 2 van Verordening (EG) nr. 980/2005 op grond van specifieke constitutionele problemen,
D. overwegende dat de nieuwe SGP+-regeling de begunstigde landen, maar ook de kandidaat-landen, ertoe zou moeten aanzetten om de ontwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en door te gaan met de grondige hervorming van hun rechtsstelsel, met onder meer het in het leven roepen van de instellingen die onontbeerlijk zijn voor de volledige uitvoering van de rechten die zijn verankerd in de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), zoals Venezuela en Colombia hebben gedaan door in 2005 het ILO-verdrag inzake het verbod op de ergste vormen van kinderarbeid te ratificeren,
E. overwegende dat overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad vrijwaringsclausules kunnen worden ingeroepen en de preferentiële regelingen tijdelijk kunnen worden ingetrokken in geval van ernstige en systematische inbreuken op de beginselen van de verdragen die zijn genoemd in deel A van bijlage III bij deze verordening,
1. neemt kennis van het besluit van de Commissie om de landen die in haar besluit 2005/924/EG worden opgesomd toe te staan gebruik te maken van de SPG+; is verontrust over het feit dat een aantal van deze landen de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie nog steeds niet volledig ten uitvoer hebben gelegd;
2. is over het algemeen van oordeel dat het toekennen van preferentiële toegang aan landen die een loopje nemen met de mensenrechten en de internationale arbeidsverdragen geen goede motivatie is voor deze landen om de regels van de ILO na te leven;
3. dringt erop aan dat de Commissie zich meer inzet voor de effectieve tenuitvoerlegging van de ILO-verdragen in de landen die gebruik kunnen maken van de SPG+;
4. stelt echter vast dat de economische ontwikkeling en integratie in de landen die gebruik kunnen maken van de SPG+ in het raderwerk van de wereldhandel ook van wezenlijk belang zijn voor het bereiken van de ontwikkelingsdoelstellingen en voor de stabiliteit en het goed bestuur;
5. verlangt dat de Commissie het Parlement alle nuttige informatie verstrekt met betrekking tot de methodes aan de hand waarvan de tenuitvoerlegging van de verdragen van de VN en de ILO effectief kan worden gevolgd en gecontroleerd en rekening kan worden gehouden met de mening van de begunstigde landen in het kader van deze procedure;
6. verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te houden van de stand van de uitvoering van de verdragen van de VN en de ILO door de landen die gebruik kunnen maken van de SPG+ en meer in het bijzonder van eventuele ernstige en systematische inbreuken op de beginselen van de verdragen inzake de rechten van de mens en van de werknemers in een van de landen die momenteel gebruik kunnen maken van de SPG+;
7. verzoekt de Commissie in voorkomend geval onmiddellijk een onderzoek in te stellen om na te gaan of een tijdelijke intrekking van de toegekende tariefpreferenties overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad al dan niet vereist is, en het Europees Parlement onmiddellijk in kennis te stellen van haar conclusies;
8. verzoekt de Commissie zich opnieuw te beraden over de kwestie van de hulpverlening aan de landen die sinds de tsunami in Zuidoost-Azië getroffen zijn door natuurrampen, zoals de verwoestende aardbevingen in Pakistan, Kasjmir en Indonesië; spoort de Commissie ertoe aan in deze gevallen aan de getroffen landen tariefpreferenties toe te kennen volgens een versnelde procedure in overeenstemming met de termijnen die in aanmerking zijn genomen voor de SPG+ na de tsunami in Zuidoost-Azië;
9. verzoekt de Commissie jaarlijks een omvattend verslag in te dienen, waarin zij niet alleen de situatie in de landen die gebruikmaken van de SPG+ onder de loep neemt maar ook ingaat op de acties die zij heeft ondernomen;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.