ONTWERPRESOLUTIE
13.11.2006
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Hans-Gert Poettering, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Elmar Brok, Charles Tannock, Ioannis Kasoulides en Tokia Saïfi
namens de PPE-DE-Fractie
over de situatie in Gaza
B6‑0592/2006
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Gaza
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de situatie in het Midden-Oosten, met name deze van 27 januari 2005[1], 2 februari 2006 en 7 september 2006[2],
– gezien de resoluties 242, 338, 1373 en 1397 van de VN-Veiligheidsraad,
– gezien het door het Kwartet opgestelde stappenplan voor vrede van 30 april 2003,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat Israël de afgelopen maanden in de Gaza-strook een van de grootste aanvallen met burgerslachtoffers heeft uitgevoerd, onder meer de recente bomaanvallen op Beit Hanun waarbij 19 onschuldige burgers om het leven zijn gekomen, onder wie acht kinderen,
B. overwegende dat premier Olmert en minister van Buitenlandse Zaken Livni in hun verklaringen hun diepe spijt om de slachtoffers hebben betuigd en de bomaanvallen op Beit Hanun als een technische fout hebben omschreven, en de minister van Defensie een onderzoek heeft bevolen; overwegende dat het aanbod van premier Olmert om nieuwe gesprekken met president Abbas te voeren een positieve stap is,
C. overwegende dat het vredesproces in het Midden-Oosten in een politieke en diplomatieke impasse zit, hoewel een correcte en duurzame oplossing van het conflict tussen Israël en Palestina van essentieel belang is om in geheel de regio tot vrede en veiligheid te komen,
D. overwegende dat de Europese Unie als lid van het Kwartet een bijzondere verantwoordelijkheid heeft met het oog op vrede en veiligheid in het Midden-Oosten, dat tevens een buur van Europa is, en dat de instrumenten en methoden voor de coördinatie van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) bijgevolg moeten worden verbeterd, onder meer via de vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt in het kader van het GBVB en op basis van de artikelen 15 en 16 van het EU-Verdrag,
E. overwegende dat de humanitaire crisis in de bezette gebieden nog verergert, ondanks het tijdelijk internationaal mechanisme (TIM) dat de internationale gemeenschap heeft ingevoerd om hulp te blijven verlenen aan de Palestijnse bevolking,
F. overwegende dat de volledige uitvoering van het akkoord inzake vrij verkeer en toegang van cruciaal belang is,
1. drukt zijn diepste rouwbetuiging en medeleven uit met de families van de slachtoffers van de recente bomaanvallen op Beit Hanun en met alle andere onschuldige slachtoffers naar aanleiding van het recente geweld in Gaza;
2. verklaart in dit specifieke stadium eens te meer dat een oplossing voor het conflict in het Midden-Oosten enkel mogelijk is via onderhandelingen over een degelijk en definitief vredesakkoord zoals beschreven in het stappenplan, zonder voorafgaande voorwaarden, op basis van het bestaan van twee democratische, soevereine en leefbare staten, die vreedzaam naast elkaar leven binnen veilige en internationaal erkende grenzen, en dat het aanhoudende verlies van burgerlevens niet kan worden geduld;
3. veroordeelt het gebruik door het Israëlische leger van buitensporig geweld wanneer hiertoe geen duidelijke reden is, zonder evenwel Israëls legitieme recht op zelfverdediging in twijfel te trekken; verzoekt Israël met klem zich zo terughoudend mogelijk op te stellen om te voorkomen dat er nog meer onschuldige burgers omkomen, wat de cyclus van vergelding en geweld alleen maar zou aanwakkeren en nog meer onnodig wijdverspreid lijden met zich zou brengen;
4. verklaart dat de eerlijke en legitieme strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd binnen de grenzen van de rechtsstaat, met eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel, via internationale samenwerking en met volledige eerbiediging van het humanitair recht;
5. verzoekt de Palestijnse leiders een einde te maken aan het afvuren van raketten op Israëlisch grondgebied, wat lukraak gebeurt en opzettelijk burgers wil treffen; verzoekt ook alle gewapende Palestijnse groeperingen een bestand te eerbiedigen en af te zien van een verdere escalatie, wat van essentieel belang is om tot een echte dialoog te komen;
6. dringt aan op de onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de ontvoerde Israëlische soldaat in Gaza, en verzoekt Israël om onmiddellijke vrijlating van de Palestijnse ministers en parlementsleden die het vasthoudt;
7. verzoekt Israël met klem het verlenen van humanitaire bijstand te vergemakkelijken, met name in Gaza, en de heropening van de grensovergangen van Rafah en Karni te waarborgen, daar hun sluiting nog een vorm van collectieve bestraffing is die geheel de burgerbevolking treft;
8. sluit zich aan bij de verklaring van het EU-voorzitterschap waarin de Israëlische regering met klem wordt verzocht alle provocerende activiteiten in de Palestijnse gebieden te staken, onder meer het bouwen van nederzettingen, lukrake militaire operaties en het slopen van Palestijnse huizen;
9. verzoekt de Raad en de Commissie samen met de internationale gemeenschap essentiële humanitaire hulp voor de Palestijnse bevolking te blijven waarborgen; dringt erop aan dat het tijdelijk internationaal mechanisme wordt versterkt en uitgebreid, zowel in de tijd als wat de middelen betreft; verzoekt de Israëlische regering de ingehouden Palestijnse belasting- en douane-inkomsten dringend opnieuw door te storten; verzoekt Israël het vrij verkeer van personen toe te staan, met eerbiediging van het akkoord inzake vrij verkeer en toegang in Rafah en aan de andere grensovergangen in Gaza;
10. verzoekt de Commissie en de lidstaten extra medische steun aan de Palestijnse ziekenhuizen te verlenen, met name in Gaza;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Palestijnse Autoriteit en de Palestijnse Wetgevende Raad, de Israëlische regering en de Knesset, de regering van de VS, de regering van de Russische Federatie, de secretaris-generaal van de VN en de secretaris-generaal van de Arabische Liga.
- [1] PB C 253 E van 13.10.2005, blz. 35.
- [2] Aangenomen teksten, P6_TA-PROV(2006)0348.