Ontwerpresolutie - B6-0439/2007Ontwerpresolutie
B6-0439/2007

ONTWERPRESOLUTIE

7.11.2007

naar aanleiding van de verklaringen van de Europese Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Daniel Cohn-Bendit, Bart Staes, Milan Horáček, Hélène Flautre, Marie Anne Isler Béguin, Angelika Beer
namens de Verts/ALE-Fractie
over de conclusies van de tiende top EU-Rusland op 26 oktober 2007 in Mafra

Procedure : 2007/2626(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0439/2007
Ingediende teksten :
B6-0439/2007
Debatten :
Aangenomen teksten :

B6‑0439/2007

Resolutie van het Europees Parlement over de conclusies van de tiende top EU-Rusland op 26 oktober 2007 in Mafra

Het Europees Parlement,

  • onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de Russische Federatie, met name die van 26 april 2007 en 10 mei 2007,

–  gelet op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Rusland, die in 1997 in werking is getreden en eind 2007 afloopt,

–  gelet op het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland,

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat ondanks toenemende misverstanden en wantrouwen bij fundamentele politieke vraagstukken de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en Rusland een gestage groei doormaken,

B.  overwegende dat er nog geen overeenstemming is bereikt over de vraag hoe de impasse bij het verbod op de uitvoer van Pools vlees naar Rusland kan worden doorbroken; overwegende dat dit voor de EU nog steeds een beletsel vormt om onderhandelingen te beginnen over een nieuwe overeenkomst ter vervanging van de huidige partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, die binnenkort afloopt,

C.  overwegende dat het van het grootste belang is dat de EU één standpunt inneemt en niet ingaat op het Russische aanbod om de bilaterale betrekkingen met de meest gewillige lidstaten te intensiveren; dat anderzijds de lidstaten op verantwoordelijke en evenwichtige wijze dienen op te treden en moeten afzien van het gebruik van hun vetorecht,

D.  overwegende dat de VS deze maand formeel nieuwe concessies hebben voorgelegd aan de NAVO en Rusland, om de steun van Rusland te verkrijgen voor het raketafweerschild dat de VS in Polen en de Tsjechische Republiek willen opzetten; dat de EU een rol dient te spelen bij deze besprekingen en alles in het werk moet stellen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over deze kwestie die van invloed is op haar algemene veiligheid en haar buitenlands beleid in gevaar zou kunnen brengen,

E.  overwegende dat de parlementsverkiezingen in december en de presidentsverkiezingen volgend voorjaar een belangrijke test zijn voor Rusland, dat de kans heeft te bewijzen dat het tij van uitholling van de mensenrechten en de democratische vrijheden in de afgelopen jaren en de toenemende zelfcensuur en overheidscontrole op de media kunnen worden gekeerd,

F.  overwegende dat het onderzoek naar een reeks moorden op journalisten, en met name de moord op Anna Politkovskaja, geen resultaat heeft opgeleverd, waaruit blijkt dat politie en justitie niet bij machte zijn degenen die verantwoordelijk zijn voor deze misdaden, te vinden en te vervolgen,

G.  overwegende dat de Russische Federatie als lid van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Raad van Europa zich heeft verplicht tot eerbiediging van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering; overwegende dat de EU geacht wordt samen met Rusland deel uit te maken van een strategisch partnerschap waarvan democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat de onderliggende waarden zijn,

H.  overwegende dat energie een centrale en strategische rol blijft spelen in de betrekkingen tussen de EU en Rusland; dat de grote afhankelijkheid van de EU van fossiele brandstoffen de ontwikkeling van een evenwichtige en coherente Europese benadering van Rusland ondergraaft,

I.  overwegende dat dit gebrek aan coherentie vaak tot uiting komt in de schuchtere kritiek van de Raad en de Commissie op mensenrechtenschendingen in Rusland, die in bilaterale ontmoetingen zelden - of slechts in zeer zwakke vorm - aan de orde worden gesteld,

J.  overwegende dat vrede en stabiliteit in de gezamenlijke buurlanden in het belang van zowel Rusland als de EU zijn; overwegende dat er nieuwe spanningen zijn ontstaan in Abchazië en Zuid-Ossetië en dat er geen vooruitgang is geboekt bij het oplossen van de andere "bevroren conflicten",

1.  is van mening dat het partnerschap met de Russische Federatie in dit stadium slechts van pragmatische aard kan zijn; is niettemin van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om Rusland op een constructieve en open wijze voor zich in te nemen en uit te dagen, teneinde een begin te kunnen maken met onderhandelingen over een nieuwe, vérgaande overeenkomst die berust op werkelijk gedeelde gemeenschappelijke waarden en belangen;

2.  is in dit verband, ondanks de beperkte resultaten die op de top werden bereikt, verheugd over de positieve en constructieve sfeer op de bijeenkomst en de daaropvolgende bemoedigende verklaringen in de fase daarna, die tot deblokkering van de situatie in de nabije toekomst zouden kunnen leiden;

3.  onderstreept in dit verband opnieuw dat de democratie en de mensenrechten de kern moeten vormen van elke toekomstige overeenkomst met de Russische Federatie, met name voor wat betreft de opstelling en opneming van een doeltreffende en operationele mensenrechtenclausule, en dat de kwaliteit en de diepgang van de toekomstige betrekkingen afhankelijk zijn van de eerbiediging van en de steun voor dergelijke waarden;

4.  herhaalt zijn verzoek om intensivering van het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland, zodat het effectiever en resultaatgericht wordt en open komt te staan voor NGO's, terwijl het Europees Parlement er op alle niveaus ten volle bij moet worden betrokken;

5.  neemt in dit verband bezorgd kennis van de aarzeling van de Russische autoriteiten om met het Europees Parlement een echte dialoog over mensenrechtenkwesties aan te gaan, door niet deel te nemen aan de vergaderingen van de Subcommissie rechten van de mens ter voorbereiding van het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland en evenmin in 2007 een delegatie van deze subcommissie te ontvangen;

6.  neemt kennis van de aankondiging van president Poetin in Mafra dat Rusland een denktank voor vrede en democratie in Brussel of een andere hoofdstad van een EU-lidstaat wil vestigen teneinde toezicht op de omgang met de mensenrechten in de Europese Unie te houden en zich tegen de activiteiten van niet-gouvernementele organisaties in zijn land te verweren; is van oordeel date een dergelijk initiatief de weg kan vrijmaken voor een gemeenschappelijk en gedeeld begrip voor de democratie en de mensenrechten, mits de EU een dergelijke denktank in Moskou mag vestigen;

7.  dringt er bij de Raad en de Commissie op aan dat zij de Russische Federatie oproepen tot ratificatie van Aanvullend Protocol 14 bij het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens;

8.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de vrijheid van meningsuiting en vergadering alsmede de persvrijheid in de aanloop naar de aanstaande parlements- en presidentsverkiezingen; verzoekt de Russische autoriteiten alles in het werk te stellen om een vrije en eerlijke verkiezingscampagne voor alle politieke krachten te waarborgen, met daarnaast een evenwichtige toegang tot de media;

9.  vraagt de aandacht voor de moeilijke werkomstandigheden van buitenlandse correspondenten in de Russische Federatie, die in sommige delen van Rusland vaak in hun bewegingsvrijheid worden belemmerd en soms blootstaan aan pressie en intimidatie door plaatselijke autoriteiten en rechtshandhavingspersoneel; doet een beroep op de Raad en de Commissie alles te doen om buitenlandse journalisten te beschermen en hun werk te vergemakkelijken;

10.  betreurt in dit verband dat de Russische autoriteiten hebben getalmd de OVSE uit te nodigen waarnemers naar de te houden verkiezingen te zenden, waardoor een langdurige waarnemingsmissie niet mogelijk is, en dat zij slechts een beperkt aantal OVSE-waarnemers toestaan de parlementsverkiezingen te volgen; wijst erop dat het beperkte aantal waarnemers een ernstige ondermijning van de kwaliteit van de uit te voeren taak en van de geloofwaardigheid van deze missie in het algemeen betekent;

11.  spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de pogingen van de Russische Federatie om langs diplomatieke weg tot breideling van de activiteiten van het Bureau voor Democratische instellingen en Mensenrechten (ODIHR) te komen door aan de OVSE voorstellen te doen om de omvang van waarnemingsmissies bij verkiezingen te beperken en publicatie van hun rapporten onmiddellijk na een verkiezing te verbieden; benadrukt de onvervangbare sleutelrol die deze organisatie bij de overgang van totalitaire regimes naar democratische systemen speelt; onderstreept dat een eerlijk verkiezingsproces de kern vormt van een werkelijke, rijpe en volledig functionerende democratie en dat de OVSE-waarnemingsmissies een beslissende bijdrage in deze richting kunnen leveren;

12.  wijst er opnieuw op dat een sterk en onafhankelijk maatschappelijk middenveld een fundamenteel, onvervangbaar onderdeel is van een echte, volwassen democratie; is in dit verband ten zeerste verontrust over de verslechterende situatie van mensenrechtenactivisten en over de moeilijkheden waarmee NGO's die zich voor de mensenrechten inzetten, te maken hebben bij hun registratie en de uitvoering van hun activiteiten; is uiterst verontrust over de onlangs gewijzigde wetgeving inzake extremisme, die van invloed zou kunnen zijn op de vrije informatieverspreiding en ertoe zou kunnen leiden dat de Russische autoriteiten het recht op vrije meningsuiting van onafhankelijke journalisten en politieke tegenstanders nog verder inperken;

13.  is verheugd over de goedkeuring van de overeenkomst inzake versoepeling van de visumverstrekking, die moet worden gezien als eerste stap naar visumvrij reizen tussen de EU en Rusland; betreurt in dit verband de hindernissen die de Russische autoriteiten om politieke redenen opwerpen en hun onwilligheid om uitvoering te geven aan deze overeenkomst;

14.  neemt nota van de intensivering van de energiedialoog, maar spreekt er zijn bezorgdheid over uit dat de Russische staat alle hulpbronnen, waaronder energie, weer onder zijn controle brengt, zonder politiek te investeren in de democratisering van de arbeidsverhoudingen en in een verbetering van de transparantie en de verantwoordingsplicht in de industriële besluitvorming, terwijl duidelijke beleidsdoelen op het gebied van duurzame ontwikkeling en efficiënt gebruik van grondstoffen ontbreken; verzoekt Rusland de internationaal gezien beste praktijken inzake transparantie en verantwoordingsplicht spoedig in zijn nationale wetgeving over te nemen;

15.  moedigt beide partners er nadrukkelijk toe aan het eens te worden over een gezamenlijke benadering om de klimaatverandering te beperken tot een temperatuursstijging van maximaal 2 graden Celsius in vergelijking met de niveaus van voor de industrialisering door eerlijke bijdragen aan de inspanningen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen overeenkomstig hun verschillende verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten;

16.  beseft dat de mondiale uitstoot met ten minste 50% moet worden verminderd tegen 2050 ten opzichte van het niveau van 1990; wijst in dit verband op de specifieke verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen om de leiding te nemen bij de beperking van de emissies, en is van mening dat een vermindering van de uitstoot door de industrielanden in de orde van grootte van 30% tegen 2020 noodzakelijk is; verzoekt Rusland een actieve rol te spelen bij de toekomstige internationale onderhandelingen en een spoedig akkoord mogelijk te maken in 2008 of uiterlijk in 2009, om de continuïteit van de mondiale koolstofmarkt te waarborgen;

17.  spreekt zijn bezorgdheid uit over de veiligheid van de nucleaire sector in de Russische Federatie en over haar plannen om nucleaire technologie en kernmateriaal uit te voeren naar andere landen en de daarmee samenhangende risico's op het gebied van nucleaire veiligheid en proliferatie; verzoekt de Russische Federatie een eind te maken aan de verzending van kernmateriaal alsmede aan opwerkingsactiviteiten, omdat hieraan potentiële proliferatierisico's kleven;

18.  verzoekt de Russische Federatie op grote schaal te investeren in maatregelen ter bevordering van efficiënt energiegebruik, gezien de ernst van het probleem van de klimaatverandering, de maatschappelijke voordelen die zulke investeringen opleveren en de druk op de energievoorziening; herinnert er in dit verband aan dat het flexibiliteitsmechanisme waarin het Kyoto-protocol voorziet, investeringen zou kunnen aantrekken voor de modernisering van de energiesector en de sector energie-eindgebruik in Rusland;

19.  verzoekt de Russische Federatie de ontwikkeling van de sector hernieuwbare energiebronnen in Rusland te ondersteunen, teneinde gebruik te maken van het enorme milieuvriendelijke potentieel dat voorhanden is; verzoekt de Russische Federatie ervoor te zorgen dat de modernste milieunormen gelden voor alle olie- en gasprojecten die op haar grondgebied in uitvoering zijn of gepland zijn;

20.  spreekt zijn diepe verontrusting uit over de slechte detentieomstandigheden in Rusland, met name bij voorlopige hechtenis of opsluiting in een politiecel, hetgeen nog wordt verergerd door zeer matige medische voorzieningen en slechte sanitaire inrichtingen;

21.  veroordeelt met name de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Tsjetjsenië, waar nog steeds sprake is van buitengerechtelijke executies, illegale detentie-inrichtingen, gedwongen verdwijningen en martelingen; onderstreept in dit verband dat de Russische regering in oktober 2006 het mandaat van de hand heeft gewezen van de speciale rapporteur inzake marteling, die van plan was gevangenissen in de Noord-Kaukasus onaangekondigd te bezoeken;

22.  onderstreept dat de Russische Federatie het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van december 1984 en het Europese Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1987 heeft ondertekend en geratificeerd en dat Rusland als lid van de Raad van Europa tevens verplicht is tot eerbiediging van artikel 6 van het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens, dat het recht op een eerlijk proces waarborgt;

23.  verzoekt de Russische autoriteiten willekeur te bestrijden, het beginsel van de rechtsstaat te eerbiedigen en de rechterlijke macht niet als politiek instrument te gebruiken; wijst in dit verband op de zaak van de voormalige eigenaars van Yukos, Michail Chodorkovski en Platon Lebedev, die zijn veroordeeld wegens fraude en belastingontduiking, maar door het Europees Parlement zijn aangemerkt als politieke gevangenen, zoals in een open brief aan president Poetin in juli 2006 is duidelijk gemaakt;

24.  is er volstrekt niet van overtuigd dat Europa in de nabije toekomst behoefte heeft aan een raketsysteem ter bescherming van zijn grondgebied tegen langeafstandsraketten met MVW-koppen die worden gelanceerd door schurkenstaten of actoren die niet door een staat worden gesteund; neemt nota van de Russische zorgen op dit punt, maar verzoekt Moskou de naleving van het Verdrag inzake conventionele strijdkrachten in Europa niet te beëindigen; acht het voor de ondeelbaarheid van de Europese veiligheid onaanvaardbaar dat de VS eenzijdig met twee lidstaten van de EU onderhandelt over de opbouw van een dergelijk systeem; is ervan overtuigd dat er als reactie op nieuwe wapenwedlopen, terreurdreiging op lange termijn en andere bedreigingen die de Europese en mondiale veiligheid in gevaar brengen, behoefte is aan enorme investeringen in conflictpreventiebeleid en ontwapeningsinitiatieven, en dat er dringend een rechtstreekse dialoog met Moskou moet worden geopend om tot een gemeenschappelijk, wederzijds voordelig akkoord te komen;

25.  spreekt zijn diepste verontrusting uit over de aankondiging van president Poetin dat Rusland plannen heeft voor de bouw van een nieuwe generatie kernwapens; roept de Raad op deze kwestie op de volgende bijeenkomsten aan de orde te stellen en alles in het werk te stellen om een nieuwe kernwapenwedloop tegen te houden;

26.  verzoekt Rusland het besluit over de definitieve status van Kosovo niet nog verder uit te stellen tot na 10 december; vestigt de aandacht op de gevolgen die een dergelijk uitstel zou kunnen hebben voor de stabiliteit van de regio, en dringt aan op een constructieve handelwijze van de autoriteiten in Moskou;

27.  is van mening dat een sterkere Europese betrokkenheid bij de bevroren conflicten onontbeerlijk is om de vredesprocessen verder te brengen; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de recente incidenten tussen Russische en Georgische strijdkrachten die in Abchazië plaatsvonden; verzoekt de Raad en de Commissie deze kwestie nadrukkelijk onder de aandacht van hun Russische gesprekspartner te brengen, en dringt er bij de Russische autoriteiten op aan zich niet te verzetten tegen de aanwezigheid van de EU in civiele en militaire vredesoperaties;

28.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten alsmede aan de regering en het parlement van de Russische Federatie.