Ontwerpresolutie - B6-0492/2007Ontwerpresolutie
B6-0492/2007

ONTWERPRESOLUTIE

26.11.2007

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Jan Marinus Wiersma, Hannes Swoboda en Alexandra Dobolyi
namens de PSE-Fractie
over de situatie in Georgië

Procedure : 2007/2663(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0492/2007
Ingediende teksten :
B6-0492/2007
Aangenomen teksten :

B6‑0492/2007

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Georgië

Het Europees Parlement,

–  gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië, die op 1 juli 1999 in werking is getreden,

–  gezien de opname van Georgië in het Europees Nabuurschapsbeleid van de EU en de goedkeuring van het actieplan door de Samenwerkingsraad EU-Georgië op 14 november 2006,

–  onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over de betrekkingen met de regio, met name zijn resoluties van februari 2004 over het EU-beleid ten aanzien van de landen in de Zuidelijke Kaukasus en van oktober 2006 over de betrekkingen met Georgië,

–  gezien zijn in november 2007 aangenomen verslag over het Europees Nabuurschapsbeleid,

–  gezien de aanbevelingen die het Parlementaire Samenwerkingscomité EU-Georgië op 25-26 juni 2007 heeft goedgekeurd,

–  gezien de verklaring die het Voorzitterschap op 8 november 2007 namens de Europese Unie over de huidige situatie in Georgië heeft afgelegd,

–  gezien de conclusies van de achtste bijeenkomst van de Samenwerkingsraad EU-Georgië, die op 16 oktober 2007 in Luxemburg is gehouden,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de Europese Unie grote waarde hecht aan een verdere versterking van haar betrekkingen met Georgië; dat de Europese Unie daarom volledige steun geeft aan de sociaal-economische ontwikkeling van Georgië alsmede aan de verdere ontwikkeling van de democratische instellingen van het land, de volledige naleving van democratische normen en procedures en de volledige eerbiediging van de rechtsstatelijke beginselen in het land,

B.  overwegende dat tekortkomingen in het democratische proces in Georgië, een steeds autoritairdere stijl van regeren en het feit dat grote delen van de Georgische bevolking niet profiteren van de economische groei in Georgië hebben geleid tot protesten en betogingen tegen de regering,

C.  overwegende dat de recente onrust in Tbilisi onderstreept dat de EU zich sterker bij de regio betrokken moet tonen en Georgië in zijn hervormingsproces moet ondersteunen,

D.  overwegende dat het na zes dagen betogen door de oppositie tot een uitbarsting van geweld kwam, toen de veiligheidstroepen buitensporig geweld gebruikten om met waterkanonnen, rubberen kogels en traangas een einde te maken aan de demonstraties, waarbij zo'n 500 betogers gewond raakten, onder wie de Georgische ombudsman, Sozar Subari,

E.  overwegende dat president Saakashvili op 7 november 2007 voor een periode van 15 dagen in Tbilisi de noodtoestand afkondigde - die vervolgens op 16 november werd opgeheven -, hetgeen volgens regeringsvertegenwoordigers nodig was om recht en orde onmiddellijk te herstellen,

F.  overwegende dat onafhankelijke media zijn verboden en de door de oppositie geëxploiteerde televisiezender Imedi TV, die er door de regering van werd beschuldigd de protesten door misinformatie aan te wakkeren, door de politie is bestormd en meteen uit de lucht gehaald; dat de grote onafhankelijke televisiezenders hun uitzendingen nog steeds niet hebben kunnen hervatten, hoewel de noodtoestand is opgeheven,

G.  overwegende dat het besluit om de presidentsverkiezingen te vervroegen tot 5 januari 2008 een positieve ontwikkeling is, die heeft bijgedragen tot een vermindering van de politieke spanning,

H.  overwegende dat verzekerd moet zijn dat de presidentsverkiezingen en de verkiezingscampagne volgens internationale democratisch normen verlopen, waarbij met name de vrijheid van vergadering en de vrijheid van meningsuiting gegarandeerd moeten worden en alle kandidaten volledig en op voet van gelijkheid toegang tot de media moeten hebben,

I.  overwegende dat de EU zich via het Europees Nabuurschapsbeleid zal blijven inzetten voor steun en bijstand aan Georgië op de weg naar democratie en stabiliteit door middel van politieke en economische hervormingen, die de regio als geheel ten goede zullen komen,

1.  spreekt zijn bezorgdheid uit over het buitensporig gebruik van geweld tegen betogers van de oppositie; verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar aanleiding van de beweringen dat de politie tijdens de onrust gewelddadig is opgetreden;

2.  verzoekt de Georgische autoriteiten om eerbieding van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting, met inbegrip van de vrijheid van vergadering en de vrijheid van de media; herinnert de regering eraan dat zij zich ertoe verplicht heeft zich in te zetten voor democratie, mensenrechten en de rechtsstaat;

3.  steunt de lopende gesprekken tussen regerings- en oppositieleiders en onderstreept dat alle betrokkenen volledig aan deze gesprekken moeten meewerken om een uitweg te vinden uit de huidige politieke crisis;

4.  wil de autoriteiten doordringen van de bezorgdheid van de internationale gemeenschap over de recente gebeurtenissen in Georgië, die indruisen tegen de Euro-atlantische waarden; herinnert Georgië eraan dat democratie, mensenrechten en de rechtsstaat voorwaarden zijn voor het ENB en een toekomstig NAVO-lidmaatschap;

5.  juicht het besluit toe om vervroegde presidentsverkiezingen te houden, mits alle kandidaten tijdens de verkiezingscampagne op voet van gelijkheid en op onpartijdige wijze toegang tot de media hebben;

6.  is verheugd over de uitnodiging van president Saakashvili aan internationale waarnemers om toezicht te houden op de verkiezingen; dringt er bij de regering op aan dat zij zorgt voor vrije en eerlijke verkiezingen die overeenkomstig de internationale normen verlopen;

7.  dringt er bij Georgië op aan zijn economische en sociale hervorming aan te passen om het levenspeil ten behoeve van bredere bevolkingslagen te verhogen; stelt dat er pogingen moeten worden gedaan om de corruptie op institutioneel niveau aan te pakken, teneinde het vertrouwen van de algemeenheid te winnen;

8.  verklaart andermaal dat het hecht aan het behoud van de territoriale integriteit van Georgië en verzoekt de Raad, de lidstaten en de Commissie de grootst mogelijke steun te blijven geven aan een politieke oplossing voor de conflicten in Zuid-Ossetië en Abchazië;

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de fungerend voorzitter van de Raad, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de president en het parlement van Georgië en de Staatsdoema van de Russische Federatie.