ONTWERPRESOLUTIE
5.12.2007
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door
- Harlem Désir, Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie,
- Helmuth Markov, Vittorio Agnoletto, Luisa Morgantini, Jens Holm, Gabriele Zimmer, Miguel Portas, namens de GUE/NGL-Fractie
- Frithjof Schmidt, Marie-Hélène Aubert, Carl Schlyter, Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie
over economische partnerschapsovereenkomsten
B6‑0498/2007
Resolutie van het Europees Parlement over economische partnerschapsovereenkomsten
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
I. Preambule
A. overwegende dat in de Overeenkomst van Cotonou is bepaald dat de partijen nieuwe handelsvoorschriften zullen vaststellen die compatibel zijn met de WTO-regels, en daarbij de wederzijdse handelsbelemmeringen geleidelijk aan zullen opheffen en de samenwerking zullen versterken op alle terreinen met betrekking tot handel en ontwikkeling, op basis van het acquis en met verbetering van de markttoegang,
B. overwegende dat de oprichting van regionale markten een kernelement vormt van een succesvolle tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomsten en dat regionale integratie een belangrijk fundament vormt voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van de ACS-landen,
C. eraan herinnerend dat de ACS-EU-samenwerking op het gebied van economie en handel tot doel heeft de ontwikkeling te bevorderen en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie te stimuleren,
D. eraan herinnerend dat volgens de verklaring van Kaapstad de belangrijkste doelstelling van de EPO-onderhandelingen de versterking is van de economieën van de ACS-landen,
E. onderstrepend dat in de verklaring van Kaapstad wordt opgeroepen tot onderhandelingen met een open en transparante structuur, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen tussen beide onderhandelingspartners wat hulpmiddelen en ontwikkelingsniveau betreft,
F. overwegende dat tot dusverre, om uiteenlopende redenen, geen enkel ACS-onderhandelingsteam erin is geslaagd de onderhandelingen over een veelomvattende partnerschapsovereenkomst af te sluiten,
II. Het onderhandelingsproces
1. neemt kennis van de verklaring van de ACS-landen dat zij door de Commissie onder druk zijn gezet een partnerschapsovereenkomst te ondertekenen en dat dit in strijd is met de geest van het ACS-.EU-partnerschap;
2. dringt er bij de Commissie op aan zich er rekenschap van te geven dat de ACS-landen meer tijd nodig hebben om de gevolgen van de voorgestelde overeenkomsten grondig te evalueren en dat de onderhandelingen in feite pas twee jaar aan de gang zijn;
3. neemt met bezorgdheid kennis van de verklaring van de Commissie dat, indien geen overeenkomsten worden afgesloten, met ingang van 1 januari 2008 tarieven zullen worden geheven op een groot aantal exportproducten uit ACS-landen die niet tot de MOL-groep behoren en meent dat dit een bedreiging vormt voor het welzijn en de broodwinning van miljoenen werknemers in de ACS-landen;
4. neemt kennis van het recente besluit van de Commissie een twee-stappen-aanpak te volgen om een stillegging van de handel voor een aantal ACS-landen te voorkomen en de onderhandelingen over alomvattende ontwikkelingsbevorderende partnerschapsovereenkomsten na 31 december 2007 voort te zetten,
5. beklemtoont het belang van regionale markten en wijst erop dat een twee-stappen-aanpak of andere initiatieven die het voortschrijdende regionale integratieproces van de ACS-landen in gevaar brengen, moeten worden voorkomen,
6. beklemtoont dat de Commissie haar toezeggingen moet nakomen die in de overeenkomst van Cotonou zijn opgenomen en ervoor moet zorgen dat de ACS-landen, ook die welke niet tot de MOL-groep behoren - die niet in staat zijn een partnerschapsovereenkomst te sluiten, een nieuw handelskader krijgen aangeboden dat de bestaande situatie intact laat en in overeenstemming is met Artikel 37, lid 6 van de Overeenkomst van Cotonou;
7. verzoekt de partijen een clausule inzake periodieke herziening in alle economische partnerschapsovereenkomsten op te nemen om de tenuitvoerlegging ervan te beoordelen en eventueel noodzakelijke aanpassingen mogelijk te maken;
III. Beginselen
Globale aanpak
8. is van mening dat alle overeenkomsten, zowel voorlopige overeenkomsten als volwaardige partnerschapsovereenkomsten, zodanig moeten zijn opgesteld dat geen enkel land na het verstrijken van de onderhandelingstermijn in een slechtere positie verkeert;
9. dringt erop aan dat de drempel voor toelating tot de MOL-status in voorlopige overeenkomsten wordt verlaagd tot een niveau dat past bij het ontwikkelingsstadium van het betrokken MOL;
10. beklemtoont dat het proces van regionale integratie voor partnerschapsregio's het beginsel moet zijn dat ten grondslag ligt aan deze overeenkomsten en dat partnerschapsovereenkomsten consistent moeten zijn met en een bijdrage moeten leveren aan de versterking van regionale integratie-initiatieven van ACS-.landen;
Betere markttoegang
11. acht het EBA-initiatief ('Everything But Arms') alleen onvoldoende voor MOLs die nog geen partij zijn in voorlopige overeenkomsten en vindt dat dit initiatief gekoppeld moet worden aan betere en eenvoudiger oorsprongsvoorschriften;
12. beklemtoont dat eenvoudiger oorsprongsvoorschriften een absolute noodzaak zijn en dat bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe overeenkomsten een hoge mate van flexibiliteit aan de dag moet worden gelegd;
13. beklemtoont dat de Commissie dient in te stemmen met een passende asymmetrie in de overeenkomsten, met name wat betreft: de definitie van praktisch het gehele handelsvolume, de behandeling van gevoelige producten, de lengte van de overgangsperiodes en het tempo van de liberalisering, gebaseerd op ontwikkelingsnormen, beschermingsclausules en geschillenbeslechting;
14. wijst erop dat het sluiten van een nieuwe generatie vrijhandelsovereenkomsten door de Commissie kan leiden tot een verdere erosie van de handelspreferenties die de ACS-landen thans genieten, en dat de EU hiermee rekening dient te houden en steun moet bieden aan aanpassingen, groter concurrentievermogen en diversificatie in de ACS-landen;
15. dringt aan op voldoende financiële en technische hulp aan de ACS-landen zodat ze kunnen voldoen aan de Europese invoerregelingen en -normen en op die wijze volledig kunnen profiteren van een betere markttoegang;
Aanpak van de beperkingen van de aanbodeconomie
16. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over een groot aantal door de Commissie ingediende voorstellen op het terrein van dienstverlening, mededinging, intellectueel eigendom en overheidsaankopen, aangezien een aantal ACS-regio's deze kwesties niet willen behandelen en dringt er bij de Commissie op aan zich in deze kwesties flexibel op te stellen;
17. stelt met spijt vast dat de ratificatie van de herziene Overeenkomst van Cotonou vertraging oploopt, wat een belemmering zou kunnen betekenen voor de tenuitvoerlegging van het 10de EOF, en kan resulteren in een tekort aan jaarlijkse steuntoewijzingen voor de ACS-EU-samenwerking, en spoort alle partijen dan ook aan het ratificatieproces zo spoedig mogelijk af te sluiten;
18. beklemtoont dat in een "goods only"-overeenkomst specifieke bepalingen moeten worden opgenomen betreffende hulp voor handelsondersteuning die verband houdt met de partnerschapsovereenkomst, in aanvulling op de EOF-financiering, dit om aanbodcapaciteit op te bouwen en een antwoord te geven op de maatschappelijke gevolgen van de handelsliberalisatie in de ACS.-landen;
19. beklemtoont voorts dat de toewijzing van EOF-middelen niet gekoppeld mag worden aan of afhankelijk gemaakt van de ondertekening van partnerschapsovereenkomsten;
Inkomstendiversificatie door de overheid
20. dringt aan op meer aandacht voor het probleem van de inkomstendiversificatie waarmee de ACS-landen worden geconfronteerd, vooral omdat de invoerrechten op praktisch alle handel met de EU wordt afgeschaft;
21. is ingenomen met het voorstel voor de oprichting van een regionaal fonds dat gerelateerd is aan de partnerschapsovereenkomst en dat een "Fiscal Adjustment Facility" zal omvatten die wordt gefinancierd door de Commissie en de EU-lidstaten, om financiële hulp te bieden aan initiatieven die betrekking hebben op inkomstendiversificatie in de ACS-landen en vrijhandelsinitiatieven te ondersteunen;
Reactie op de effecten van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid op de externe handel
22. dringt er bij de EU op aan ervoor te zorgen dat eventuele hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) geen afbreuk doen aan de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking en de samenwerking met de ACS-landen;
23. is van mening dat de lessen uit vroegere landbouwhervormingen (zoals aanpassingen voor bananen en rum en de GLB-hervorming van de EU) moeten worden toegepast in het concept en de tenuitvoerlegging van flankerende maatregelen in de suikersector;
De genderdimensie
24. betreurt het dat tot dusverre geen gerichte positieve maatregelen zijn ontwikkeld ter bescherming en bevordering van de rechten van vrouwen en meisjes overeenkomstig artikel 31 van de Overeenkomst van Cotonou en dat er tijdens het onderhandelingsproces van het partnerschapsverdrag geen sprake is geweest van gender mainstreaming; dringt er dan ook bij de Commissie op aan om tijdens de onderhandelingen en na de afsluiting ervan een stelselmatige analyse uit te voeren van de maatschappelijke gevolgen van de partnerschapsovereenkomsten voor de kwetsbaarste groepen;
Conclusie
25. stemt ermee in de supervisie van het Europees Parlement en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU te organiseren op de publieke controle op en de evaluatie van de gevolgen van de tenuitvoerlegging van de partnerschapsovereenkomst op de handel en de ontwikkeling, de samenhang van het ontwikkelingsbeleid te versterken en instrumenten in het leven te roepen in verband met aansprakelijkheid en het regelmatig uitbrengen van verslag over de bijdrage van de partnerschapsovereenkomst aan een evenwichtige en duurzame ontwikkeling;
26. beklemtoont dat het Europees Parlement en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU ernaar blijven streven dat nieuwe handelskaders geen enkel land schade toebrengen en dat nieuwe handelsregelingen de welvaart en duurzame ontwikkeling in alle ACS-landen bevorderen;
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten van de EU en de parlementen en de regeringen van de ACS-landen..