ONTWERPRESOLUTIE
11.12.2007
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Hannes Swoboda en Pasqualina Napoletano
namens de PSE-Fractie
over de top EU-China - mensenrechtendialoog EU-China
B6‑0543/2007
Resolutie van het Europees Parlement over de top EU-China - mensenrechtendialoog EU-China
Het Europees Parlement,
– gezien de tiende topconferentie tussen de EU en China die op 28 november 2007 heeft plaatsgevonden en de gezamenlijke verklaring die werd aangenomen,
– gezien de twee jongste interparlementaire ontmoetingen met China die in juni 2007 in Beijing en Tibet en in september 2007 in Straatsburg hebben plaatsgevonden,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over China en met name zijn resolutie van 7 september 2006 over de betrekkingen tussen de EU en China,
– gezien de dialoogrondes tussen de EU en China over de mensenrechten, die op 17 oktober 2007 in Beijing en op 15 en 16 mei 2007 in Berlijn zijn gehouden,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het strategisch partnerschap EU-China van grote betekenis is voor de betrekkingen tussen de EU en China en dat een volwaardig partnerschap gebaseerd moet zijn op gemeenschappelijke waarden,
B. overwegende dat naast democratische waarden ook geloofwaardigheid, stabiliteit en verantwoordelijkheidsbesef de grondslagen moeten vormen van de betrekkingen tussen de EU en China,
C. overwegende dat aanvaarding van het één-China-beleid de wens naar een vreedzame oplossing van de kwestie-Taiwan door middel van een constructieve dialoog, onderstreept,
D. overwegende dat een nauwere band tussen de EU en China van essentieel belang is voor de oplossing van mondiale problemen zoals klimaatverandering, veiligheid en de non-proliferatie van wapens,
E. overwegende dat "sectorale samenwerking " tussen Europa en China in de afgelopen jaren een hoge vlucht heeft genomen,
F. overwegende dat de handelsbetrekkingen en de economische samenwerking tussen de EU en China een wederzijdse markttoegang vereisen die gebaseerd is op de rechtsgrondslag van de WTO-bepalingen, met name ten aanzien van productveiligheid en het intellectueel-eigendomsrecht (IPR),
1. is ingenomen met de gezamenlijke verklaring van de tiende topconferentie Europa-China, waarin beide zijden andermaal bevestigen grote waarde te hechten aan de ontwikkeling van een veelomvattend strategisch partnerschap ter oplossing van mondiale kwesties;
2. beklemtoont het belang van de lopende onderhandelingen over een partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst die alle facetten van de betrekkingen tussen Europa en China zal omvatten en met name een nauwere samenwerking op politiek terrein;
3. dringt aan op intensivering van de dialoog met China en andere opkomende landen in verband met het ontstaan van een stabiele en voorspelbare wereldmarkt voor energie, die gebaseerd is op eerlijke en transparante regels en ten doel heeft gezamenlijk de opwarming van de aarde te bestrijden en een duurzame ontwikkeling te bevorderen;
4. is van mening dat piraterij en namaak van Europese producten en merken door Chinese bedrijven een ernstige schending betekenen van de internationale handelsregels en dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan de bescherming van het intellectueel eigendom drastisch te verbeteren en de geldende wetgeving ter bescherming van het intellectueel eigendom in acht te nemen;
5. beklemtoont het belang van concrete stappen op het terrein van de mensenrechten op grond van de beginselen van gelijkheid en wederzijds respect die de uitgangspunten zijn van de betrekkingen tussen Europa en China;
6. beklemtoont dat het Parlement groot belang hecht aan de mensenrechtendialoog tussen Europa en China en het daaraan gekoppelde rechtenseminar; is van mening dat de vertegenwoordiging van NGO's en andere actoren uit de samenleving een waardevolle bijdrage vormt voor alle partijen die betrokken zijn bij de dialoog tussen de EU en China over politiek en mensenrechten en dan ook dient te worden aangemoedigd;
7. is van mening dat de kwesties die in de opeenvolgende dialoogrondes met China aan de orde komen, zoals de ratificatie van het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties over burgerrechten en politieke rechten, de hervorming van het strafrecht, met inbegrip van de doodstraf en heropvoeding door arbeid, vrijheid van meningsuiting, met name op internet, persvrijheid, vrije toegang tot informatie, vrijheid van geweten, gedachte en godsdienst, de situatie van minderheden in Tibet, de invrijheidstelling van hen die na de gebeurtenissen op het Tiananmen-plein in hechtenis zijn genomen, werknemersrechten en andere rechten, voortdurend aan de orde moeten worden gesteld in de context van de dialoog, met name de toepassing van door beide partijen onderschreven aanbevelingen die voortvloeien uit eerdere dialoogrondes en seminars over juridische aangelegenheden; doet in dit verband een beroep op de Raad een uitbreiding van de termijn voor de dialoog in overweging te nemen en meer tijd te reserveren voor debatten over de genoemde kwesties;
8. dringt er bij China op aan het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) zo spoedig mogelijk te ratificeren;
9. dringt er bij China op aan samen te werken met de mensenrechtenmechanismen van de VN en de internationale normen voor de mensenrechten die in de relevante internationale mensenrechteninstrumenten zijn opgenomen, in acht te nemen, zoals de rechten van minderheden;
10. is ingenomen met de toezegging tot ondersteuning van de raad voor de mensenrechten van de VN bij zijn taak mensenrechtenkwesties op een geloofwaardige, objectieve en onbevooroordeelde wijze te behandelen en dringt aan op nauwere samenwerking in het kader van de Verenigde Naties,
11. dringt bij China en de EU aan op uitbreiding van de mogelijkheden voor een onderlinge uitwisseling van informatie en strategieën betreffende de bescherming en de bevordering van de mensenrechten; is van mening dat er in het Chinese volk een groeiende behoefte bestaat aan democratie en de handhaving van mensenrechten en beklemtoont dat, hoewel op sommige terreinen vooruitgang te bespeuren is, het moeilijk is te evalueren welke invloed de mensenrechtendialoog tussen de EU en China heeft gehad op de veranderingen die hebben plaatsgevonden; beklemtoont de noodzaak de dialoog in een nieuw kader te plaatsen dat meer gericht is op resultaten;
12. acht het wenselijk dat de mensenrechtendialoog niet wordt gescheiden van de overige punten van de Chinees-Europese betrekkingen, maar in het breder kader wordt geplaatst van de relaties op het gebied van politiek, economie en handel tussen en Europa en China, met inbegrip van nieuwe terreinen, zoals samenwerking op het terrein van de energie en bestrijding van klimaatverandering, waarop mondiale verantwoordelijkheid en samenwerking een rol spelen;
13. dringt er in dit verband bij de Raad en de Commissie op aan een uitgebreide evaluatie uit te voeren van de mensenrechtensituatie, alvorens de laatste hand wordt gelegd aan de nieuwe partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten en van de kandidaat-lidstaten, de regering van de Volksrepubliek China en het Nationale Volkscongres van China.