ONTWERPRESOLUTIE
11.12.2007
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Edward McMillan-Scott, Laima Liucija Andrikienė, Tunne Kelam, Antonio Tajani, Georg Jarzembowski en Patrick Gaubert
namens de PPE-DE-Fractie
over de EU-China-top en de mensenrechtendialoog tussen de EU en China
B6‑0544/2007
Resolutie van het Europees Parlement over de EU-China-top en de mensenrechtendialoog tussen de EU en China
Het Europees Parlement,
– gezien de gezamenlijke verklaring van de tiende China-EU-top op 28 november 2007 in Beijing,
– gezien de openbare hoorzitting op 26 november 2007 door zijn Subcommissie mensenrechten over de mensenrechten in China in de aanloop naar de Olympische Spelen,
– gezien de rondes van de mensenrechtendialoog tussen de EU en China op 17 oktober 2007 in Beijing en op 15-16 mei 2007 in Berlijn,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2007 over het functioneren van de mensenrechtendialogen en het mensenrechtenoverleg met derde landen,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2007 over de dialoog tussen de Chinese regering en gezanten van de Dalai Lama,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 september 2006 over de betrekkingen tussen de EU en China en naar zijn vorige resoluties over China,
– gezien de EU-richtsnoeren inzake mensenrechtendialogen, zoals goedgekeurd op 13 december 2001,
– onder verwijzing naar zijn vorige jaarlijkse resoluties over de mensenrechten in de wereld,
– gezien het VN-bestand ter gelegenheid van de Olympische Spelen ("UN Olympics Truce"), goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN op 31 oktober 2007 (GA/10650), waarbij de VN-lidstaten wordt verzocht tijdens de Olympische Spelen vrede in acht te nemen en de vrede te bevorderen,
– gezien de 60ste verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,
– gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het besluit om een mensenrechtendialoog aan te knopen wordt genomen op basis van bepaalde door de Raad vastgestelde criteria, die met name recht doen aan de voornaamste zorgen van de EU over de reële situatie van de mensenrechten in het land in kwestie, een oprecht engagement met betrekking tot een dergelijke dialoog bij de autoriteiten van het land in kwestie om de mensenrechtensituatie in de praktijk te verbeteren, en de positieve gevolgen die de mensenrechtendialoog voor de mensenrechtensituatie kan hebben,
B. overwegende dat de Olympische Spelen van Beijing in 2008 een belangrijke gelegenheid moeten zijn om de aandacht van de wereldbevolking te vestigen op de mensenrechtensituatie in China,
C. overwegende dat het strategisch partnerschap EU-China van grote betekenis is voor de betrekkingen tussen de EU en China,
D. overwegende dat de Volksrepubliek China in 1976 een "één kind"-beleid heeft ingevoerd,
E. overwegende dat er aanhoudend verontrustende berichten komen over opsluiting van politieke gevangenen, met name van leden van religieuze en etnische minderheden, beschuldigingen van foltering, algemeen gebruik van dwangarbeid, frequent gebruik van de doodstraf en stelselmatige onderdrukking van de vrijheid van religie, meningsuiting en de media, met inbegrip van het internet,
F. overwegende dat het, tengevolge van de strenge controles die de Chinese regering uitoefent met betrekking tot informatie over en toegang tot de Tibetaanse gebieden in China, moeilijk is om een accuraat beeld te krijgen van de omvang van de schendingen van de mensenrechten,
G. overwegende dat het Chinese engagement en de Chinese invloed in Afrika het laatste decennium aanzienlijk zijn toegenomen,
H. overwegende dat geloofwaardigheid, democratische waarden en verantwoordelijkheidsbesef de grondslagen moeten vormen van de betrekkingen tussen de EU en China,
EU-China-top
1. toont zich ontgoocheld over het feit dat mensenrechtenkwesties op de EU-China-top niet meer aandacht hebben gekregen om zodoende meer politiek gewicht te geven aan de bezorgdheid met betrekking tot de mensenrechten, en over het feit dat de EU de gelegenheid van de naderende Olympische Spelen niet heeft aangegrepen om ernstige problemen inzake de mensenrechten in China aan te kaarten;
2. dringt tegelijkertijd aan op meer coherentie en consistentie op het gebied van mensenrechten, handel en veiligheid; dringt er bijgevolg bij de EU op aan ervoor te zorgen dat haar handelsbetrekkingen met China afhankelijk worden gesteld van hervormingen op het gebied van de mensenrechten en verzoekt in dit verband de Raad een algemene evaluatie van de mensenrechtensituatie te maken vooraleer een nieuwe kaderovereenkomst voor partnerschap en samenwerking wordt afgewerkt;
3. is bijgevolg verheugd over het op gang brengen van de onderhandelingen over een kaderovereenkomst voor partnerschap en samenwerking die alle facetten van de bilaterale betrekkingen tussen Europa en China zal omvatten, met inbegrip van een nauwere en verbeterde samenwerking op politiek terrein; roept de Raad en de Commissie op om het Europees Parlement te betrekken in alle toekomstige bilaterale betrekkingen tussen de betrokken partijen, niet in het minst gezien het feit dat er zonder de formele instemming van het Parlement geen kaderovereenkomst voor partnerschap en samenwerking kan bestaan;
4. beveelt met klem aan om het wapenembargo van de EU tegen China te handhaven totdat door de internationale gemeenschap erkende vooruitgang is geboekt op het vlak van de mensenrechten; herinnert de EU-lidstaten eraan dat één criterium in de EU-gedragscode inzake wapenexport is dat de mensenrechten in het uiteindelijke land van bestemming van deze export moeten worden geëerbiedigd;
5. drukt zijn bezorgdheid uit over het feit dat, hoewel de Chinese regering herhaaldelijk heeft verklaard de intentie te hebben het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten te ratificeren, deze ratificatie nog altijd niet heeft plaatsgevonden; dringt er bijgevolg bij China op aan om zonder verder uitstel dit verdrag te ratificeren en te implementeren;
De mensenrechten in China in de aanloop naar de Olympische Spelen van Beijing in 2008
6. is van mening dat de bezorgdheid met betrekking tot de mensenrechten in het kader van de aanloop naar de Olympische Spelen van Beijing in 2008 veel meer aandacht moet krijgen; herhaalt dat het nodig is de universele fundamentele ethische beginselen te eerbiedigen en te werken aan de totstandkoming van een vreedzame maatschappij, waarin aandacht wordt besteed aan de bescherming van de menselijke waardigheid, zoals verankerd in de artikelen 1 en 2 van het Olympische handvest;
7. benadrukt dat de EU de verantwoordelijkheid draagt eendrachtig haar stem te laten horen en met haar nationale Olympische comités en de in de EU gevestigde Olympische sponsors samen te werken om een basis te creëren voor verantwoordelijk gedrag tijdens de voorbereiding van de Olympische Spelen, tijdens de Spelen zelf en in de periode na de Spelen;
8. is erg bezorgd over de recente intensivering, in de aanloop naar de Olympische Spelen, van de politieke vervolging van mensenrechtenactivisten, journalisten, advocaten, ondertekenaars van verzoekschriften, activisten van de civiele maatschappij, aanhangers van alle geloven en sekten, Falun Gong-volgelingen alsook boeddhistische monniken en nonnen, die worden vastgehouden in kampen of gestichten of onder huisarrest zijn geplaatst, en verzoekt de Chinese autoriteiten al deze mensenrechtenschendingen te beëindigen;
9. verzoekt China in de praktijk stappen te ondernemen om vrijheid van meningsuiting te verlenen en de persvrijheid te eerbiedigen, zowel voor Chinese als voor buitenlandse journalisten; spreekt met name zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan uitvoering van de nieuwe verordening betreffende internationale journalisten die actief zijn in China, en dringt er bij de Chinese autoriteiten op aan onmiddellijk te stoppen met het censureren en blokkeren van duizenden in het buitenland gevestigde nieuws- en informatiewebsites; vraagt de vrijlating van alle journalisten, internetgebruikers en cyberdissidenten die in China worden vastgehouden omdat zij hun recht op informatie hebben uitgeoefend;
10. vraagt het Internationaal Olympisch Comité ervoor te zorgen dat China zijn beloften met betrekking tot de verlening van mediavrijheid nakomt en zo spoedig mogelijk een politieke verklaring over de situatie in China af te leggen;
11. benadrukt dat China zijn engagementen en verplichtingen als gastland voor de Olympische Spelen moet nakomen, inclusief het openbaar maken van het contract van de gaststad;
12. verzoekt de Chinese autoriteiten een eind te maken aan de schendingen van de wettelijk gegarandeerde arbeidsrechten van de naar schatting één miljoen geïmmigreerde arbeiders in de bouwsector die werken op bouwprojecten in Beijing die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met de voorbereidingen van de Olympische Spelen van 2008;
13. verzoekt de Chinese autoriteiten niet langer het fundamentele recht op huisvesting te schenden door woonwijken in Beijing te vernietigen en de bewoners ervan te dwingen te verhuizen tijdens de bouw van de locaties en infrastructuur voor de Olympische Spelen van 2008;
14. veroordeelt dat zwarte lijsten worden bijgehouden van 42 verboden categorieën van mensen, zoals de Dalai Lama en zijn medewerkers, journalisten en mensenrechtenactivisten, waardoor deze China tijdens de Olympische Spelen niet kunnen bezoeken;
15. verzoekt de Commissie, de Raad en de internationale gemeenschap bijzondere aandacht te besteden aan de mensenrechtensituatie en deze in de voorbereidingsfase en tijdens en na de Spelen te volgen; verzoekt het Internationaal Olympisch Comité een eigen beoordeling te publiceren van het al dan niet naleven door China van de verbintenissen die het land in 2001 is aangegaan, vooraleer de Spelen aan Beijing zijn toegewezen;
Mensenrechtendialoog tussen de EU en China
16. benadrukt bijgevolg dat de mensenrechtendialoog tussen de EU en China aanzienlijk moet worden geïntensiveerd en verbeterd; verzoekt de Raad een gedetailleerder verslag uit te brengen tijdens de plenaire vergadering van het Parlement na de besprekingen;
17. verzoekt de EU-trojka in het kader van de dialoog intensief te blijven debatteren over belangwekkende kwesties als de ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN, een hervorming van het strafrechtsstelsel, inclusief de doodstraf en het systeem van heropvoeding door werk, de vrijheid van meningsuiting, met name op het internet, persvrijheid, vrijheid van geweten, gedachte en godsdienst, de situatie van de minderheden in Tibet en Xinjiang, de vrijlating van personen die gevangen zijn genomen naar aanleiding van de gebeurtenissen op het Plein van de Hemelse Vrede, werknemersrechten en andere sociale en economische rechten;
18. verzoekt China als lid van de Mensenrechtenraad van de VN de speciale procedures te volgen, waaronder de toepassing van de aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur voor foltering, en door een permanente uitnodiging aan VN-deskundigen te richten om een bezoek te brengen aan China;
19. dringt er bij de Commissie, de Raad en de lidstaten op aan met name de gevallen van volgende verdedigers van de mensenrechten ter sprake te brengen: Hu Jia en Zeng Jinyan, beiden in 2007 genomineerd voor de Sacharovprijs voor de vrijheid van denken van het Europees Parlement; Niu Jinping; Zhang Lianying; Cao Dong; Chen Guangcheng; Li Heping; Guo Feixiong; Lu Gengsong Yang Chunlin; Gao Zhisheng; en Gong Haoming;
20. betreurt dat geen substantiële vooruitgang is geboekt met betrekking tot de vrijlating van politieke gevangenen die zijn opgesloten wegens hun betrokkenheid bij de betogingen op het Plein van de Hemelse Vrede, betreurt eveneens dat de Chinese autoriteiten vragen om een volledig en onpartijdig onderzoek naar de gebeurtenissen van 1989 blijven negeren; verzoekt de Chinese autoriteiten het incident van het Plein van de Hemelse Vrede officieel opnieuw te onderzoeken, een lijst van de politieke gevangenen te publiceren en deze gevangenen onvoorwaardelijk vrij te laten;
21. verzoekt de Chinese autoriteiten het niet-transparante systeem van staatsgeheimen te hervormen, in het kader waarvan schendingen van het recht op vrijheid van meningsuiting en van het recht op toegang tot informatie zijn toegestaan en waardoor de fundamenten voor governance en de rechtsstaat worden ondermijnd;
22. benadrukt dat het juridische seminar van de EU en China over mensenrechten, dat aan de dialoog vooraf placht te gaan, georganiseerd moet blijven worden, met de deelname van vertegenwoordigers van de academische gemeenschap en de burgermaatschappij; neemt in dit verband nota van de oprichting van een academisch netwerk voor mensenrechten tussen de EU en China krachtens doelstelling 3 van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten, en verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat dit netwerk daadwerkelijk functioneert in samenwerking met het Europees Parlement;
23. roept China op om in de aanloop naar de Olympische Spelen een blijk van goede wil te geven jegens de internationale gemeenschap door het systeem van "heropvoeding door werk" af te schaffen, alsook gelijkaardige vormen van verplichte "heropvoeding" van personen die vastgehouden worden in gevangenissen, huizen van bewaring en psychiatrische instellingen;
24. veroordeelt ten stelligste de opsluiting en foltering van Falun Gong-volgelingen in gevangenissen; dringt er bij de Chinese overheid op aan een einde te maken aan de opsluiting en foltering van Falun Gong-volgelingen en hen onmiddellijk vrij te laten, en vestigt de aandacht op betrouwbare verslagen, waarin wordt gesteld dat sinds 1999 meer dan 3000 geïdentificeerde volgelingen zijn gestorven door foltering;
25. drukt zijn grote bezorgdheid uit over de veelvuldige schendingen van de rechten van vrouwen en meisjes ten gevolge van de gedwongen naleving van het gezinsbeleid van de Chinese regering, met inbegrip van selectieve abortus, gedwongen sterilisaties en het op grote schaal aan hun lot overlaten van meisjes; roept China op om deze praktijken onmiddellijk een halt toe te roepen, aangezien ze ten koste gaan van het welzijn van vele duizenden mensen;
26. vestigt aandacht op het feit dat China zich moet weerhouden van het reguleren van religie en religieuze uitingen; bevestigt, met name in het licht van de discussies onder Chinese ambtenaren over de definitie van "godsdienst" (en vooral "wettelijk toegestane godsdienst"), de noodzaak van een algemene godsdienstwet die in overeenstemming is met internationale normen en borg staat voor een ware godsdienstvrijheid;
27. betreurt de tegenstrijdigheid tussen de grondwettelijke vrijheid van geloof (vastgelegd in artikel 36 van de grondwet) en de voortdurende inmenging van de staat in de aangelegenheden van religieuze gemeenschappen, met name met betrekking tot de opleiding, selectie, benoeming en in de vorm van politieke indoctrinatie van geestelijken;
28. beschouwt de recente wijding van bisschoppen als een blijk van goede wil en versterkte wederzijdse samenwerking tussen China en de Heilige Stoel, en roept de Chinese autoriteiten op te blijven openstaan voor een eerlijke en constructieve dialoog tussen China en de Heilige Stoel; wijst derhalve op de noodzaak om de vrijheid van de kerk te eerbiedigen en de autonomie van haar instellingen te vrijwaren van elke inmenging van buitenaf die het vertrouwen in een wederzijdse dialoog en vorderingen op het gebied van de vrijheid in China zou ondermijnen;
29. stelt vast dat China in de wereld steeds meer invloed begint te krijgen, en met name in landen als Wit-Rusland, Venezuela, Soedan, Zimbabwe, Myanmar, Iran en Noord-Korea, wier slechte staat van dienst op het gebied van de mensenrechten aanleiding blijft voor kritiek van de kant van de EU;
30. roept de Commissie, de Raad en de lidstaten op het huidige gestructureerde mechanisme voor de mensenrechtendialoog te verbeteren en te versterken door de relevante delegatie van het Europees Parlement (of de Commissie buitenlandse zaken of de Subcommissie mensenrechten) erbij te betrekken, om deze de mogelijk te bieden deel te nemen aan de voorbereidende vergaderingen tijdens waarin voor de EU de met de Chinese tegenhanger te bespreken beleidscoördinatie wordt vastgelegd;
31. roept bijgevolg de Commissie en het Parlement op de mogelijkheid te herbekijken om leden van het Europees Parlement (behorende tot de EU-China-delegatie en/of de Commissie buitenlandse zaken en/of de Subcommissie mensenrechten) alsmede leden van het Nationale Volkscongres van China op te nemen in de delegaties die deelnemen aan de dialoog;
32. vestigt de aandacht op de conclusies van het 17de nationale congres van de Chinese Communistische Partij, die verschillende perspectieven hebben geopend en waarin blijk gegeven werd van bereidheid om strengere internationale normen op het vlak van mensenrechten toe te passen in China;
33. dringt er bij China op aan een einde te maken aan de aanhoudende steun voor Myanmar, dat internationaal aanvaarde normen op het vlak van mensenrechten schendt, en is van mening dat een harmonieuze ontwikkeling van bilaterale betrekkingen tussen de EU en haar lidstaten en China in het gedrang zal komen indien blijkt dat de Volksrepubliek China grote hoeveelheden wapens verstrekt aan de regering van Myanmar, waaronder een transport van artilleriegeschut, dat onlangs (begin november) werd waargenomen bij het overschrijden van de grens tussen China en Myanmar, de grote internationale bezorgdheid en de druk die wordt uitgeoefend op de Volksrepubliek China om geen wapens te leveren aan het militaire regime in Myanmar ten spijt;
34. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de regering van de Volksrepubliek China, de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de Raad van bestuur van het Internationaal Olympisch Comité.