Ontwerpresolutie - B6-0046/2008Ontwerpresolutie
B6-0046/2008

ONTWERPRESOLUTIE

23.1.2008

naar aanleiding van de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Annemie Neyts-Uyttebroeck en Marco Cappato
namens de ALDE-Fractie
over Iran

Procedure : 2007/2683(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0046/2008

B6‑0046/2008

Resolutie van het Europees Parlement over Iran

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Iran, en met name die welke de mensenrechten in dat land betreffen, en meer in het bijzonder die van 25 oktober 2007,

–  gezien de Universele Verklaring inzake de rechten van de mens van de Verenigde Naties, het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en het Verdrag inzake de rechten van het kind, verdragen die door Iran zijn ondertekend,

–  gezien de dialoog inzake mensenrechten tussen de EU en Iran, die sinds juni 2004 is onderbroken;

–  gezien resolutie 62/168 van de Algemene Vergadering van de VN van 18 december 2007 over de mensenrechtensituatie in de Islamitische Republiek Iran,

–  gezien de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nrs 1696, 1737 en 1747;

–  gezien het verslag over de nucleaire activiteiten van Iran dat op 15 november 2007 is aangeboden door de directeur-generaal van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie;

–  gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel op 14 december 2007;

–  gezien de gezamenlijke verklaring van de voorzitters van de tweede interparlementaire vergadering EP-Iran, die op 8 en 9 december in Teheran heeft plaatsgevonden;

–  gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat in de Islamitische Republiek Iran de situatie met betrekking tot de mensenrechten en politieke vrijheden in de afgelopen twee jaar is verslechterd, vooral sinds de presidentsverkiezingen van juni 2005, ondanks het feit dat Iran heeft toegezegd de in het kader van diverse internationale overeenkomsten vastgelegde mensenrechten en fundamentele vrijheden te respecteren en te beschermen,

B.  gelet op de dramatische stijging van het aantal executies in Iran, waaronder executies van minderjarigen en homoseksuelen, vaak door openbare ophanging of steniging, en overwegende dat het aantal executies dat sinds het begin van 2007 geregistreerd is ten minste 244 bedraagt, een aantal dat aanmerkelijk hoger is dan de 177 executies in 2006,

C.   overwegende dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, op haar 62ste zitting in 2007, een resolutie heeft aangenomen waarin wordt aangedrongen op een wereldwijd moratorium op executies, en dat Nobelprijswinnares Shirin Ebadi een beroep heeft gedaan op de Iraanse regering om deze resolutie uit te voeren,

D.   overwegende dat foltering en mishandeling van gevangenen, eenzame opsluiting, clandestiene detentie en de toepassing van wrede, onmenselijke en vernederende straffen en onschendbaarheid voor staatsfunctionarissen in Iran nog steeds heel gangbare praktijken zijn,

E.   overwegende dat een toenemend aantal intellectuelen in hechtenis wordt gehouden en dat de golf van repressie zich onlangs heeft uitgebreid tot personen met een dubbele nationaliteit, welke het mikpunt worden van bijzonder ernstige aanklachten inzake samenwerking met vreemde mogendheden en spionage,

F.   overwegende dat diverse activisten van de vrouwenbeweging vervolgd zijn of worden wegens hun betrokkenheid bij de campagne "een miljoen handtekeningen", welke tot doel heeft de intrekking te bewerkstelligen van wetten die discriminerend zijn tegen vrouwen, waarbij het voornemen is om dat miljoen handtekeningen aan te bieden aan het nationale parlement (de Majlis),

G.   overwegende dat Iran nog steeds geen partij is bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de afschaffing van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen,

H.   overwegende dat het Ministerie voor Cultuur en islamitische leidsnoeren procedurele richtlijnen voor publicaties heeft afgekondigd, hetgeen geleid heeft tot een verscherping van de censuur, en dat journalisten vaker worden lastiggevallen en in hechtenis genomen, terwijl het tegelijkertijd regelmatig voorkomt dat persorganen en andere media door de autoriteiten worden gesloten,

I.   overwegende dat minderheden in toenemende mate gediscrimineerd en in het nauw gedreven worden vanwege hun godsdienstige of etnische achtergrond, vooral in de grensregio's (Koerdistan, Khoezistan, Sistan-Baloetsjistan, Azerbeidzjan), waarbij middelen worden aangewend als langdurige hechtenis en de terdoodveroordeling van enkelen van hun leden,

J.   overwegende dat leden van de religieuze gemeenschap der Baha'is hun geloof niet kunnen uitoefenen, aan ernstige vervolgingen blootgesteld staan en beroofd zijn van vrijwel al hun burgerrechten (bijvoorbeeld recht op eigendom, toegang tot hoger onderwijs), terwijl hun religieuze gebouwen aan vernieling worden blootgesteld,

K.   overwegende dat Iran nog steeds geen gevolg heeft gegeven aan zijn internationale verplichtingen tot opschorting van de verrijking van uranium en het opwerken van splijtstof, teneinde het vertrouwen te herstellen in de volstrekt vreedzame aard van zijn kernprogramma,

L.   overwegende dat noch de hoge vertegenwoordiger van de EU, als gevolg van zijn overleg met de Iraanse onderhandelaar voor nucleaire aangelegenheden, noch de directeur-generaal van het IAEA een gunstig resultaat hebben bereikt op het punt van het voldoen door Iran aan de verlangens van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,

M.   doet een beroep op de lidstaten van de EU om zich te onthouden van uitzettingen van Iraanse asielzoekers, met inbegrip van personen die op grond van hun seksuele oriëntatie of religieuze overtuiging, zoals christenen, vervolgd worden, en doet een beroep op Griekenland om niet over te gaan tot de uitzetting naar Iran van Mohammad Hassan Talebi, Mohammad Hossein Jaafari en Vahid Shokorrhi Nia,

Mensenrechten

1.  geeft uitdrukking aan zijn diepe bezorgdheid over de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran in de afgelopen jaren; doet een beroep op de Iraanse autoriteiten om hun verplichtingen na te komen die voortvloeien uit de internationale mensenrechtennormen en de door Iran geratificeerde verdragsteksten, door universele waarden te verdedigen en alle personen het recht toe te kennen om van hun burgerrechten en politieke vrijheden gebruik te maken;

2.  is ernstig bezorgd over de dramatische toename van de onderdrukking van maatschappelijke organisaties in Iran in het afgelopen jaar; verzoekt de autoriteiten van Iran een einde te maken aan de wrede onderdrukking van personen die vrouwenrechten verdedigen, van activisten voor de campagne "één miljoen handtekeningen", studentenbewegingen, verdedigers van minderheidsrechten, intellectuelen, leraren, journalisten, webloggers en vakbondsactivisten;

3.  herinnert de regering van Iran aan haar verplichtingen, als verdragspartner bij het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, om fundamentele mensenrechten te handhaven, en met name de vrijheid van meningsuiting te respecteren, en dringt aan op invrijheidstelling van alle gewetensgevangenen;

4.  onthutst over het explosief toenemende aantal geregistreerde executies, waarbij de geëxecuteerden in vele gevallen geen eerlijk proces hebben gehad;

5.  dringt er bij de Iraanse regering op aan om volledig te hand te houden aan zijn wetboek voor de strafrechtelijke procedure en om aan alle personen een recht op een eerlijk proces toe te kennen, in het kader waarvan zij met name vanaf het begin van de gerechtelijke procedure toegang moeten krijgen tot een advocaat; dringt aan op de onvoorwaardelijke verstrekking van adequate medische bijstand aan gevangenen die in een slechte gezondheidstoestand verkeren;

6.  spreekt zijn scherpe veroordeling uit over de doodvonnissen en executies in Iran, en in het bijzonder die welke jeugdige overtreders en minderjarigen betreffen, en dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan om zich te houden aan de internationaal erkende juridische garanties met betrekking tot minderjarigen, zoals het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind;

7.  dringt er bij de Iraanse autoriteiten op aan om praktische uitvoering te geven aan het verbod op foltering, dat in april 2004 door het hoofd van de rechterlijke macht was aangekondigd;

8.  doet een beroep op het Iraanse parlement om wijzigingen te brengen in de Iraanse perswetgeving en het Iraanse wetboek van strafrecht, teneinde deze in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, en daarin met name alle strafrechtelijke bepalingen te schrappen die betrekking hebben op de vreedzame uiting van meningen, met inbegrip van de pers;

9.  verlangt dat de vele persorganen die gesloten zijn of aan censuur werden onderworpen weer kunnen functioneren onder duidelijke regels, die de persvrijheid garanderen;

10.  doet een beroep op de Iraanse autoriteiten om meer vaart te zetten achter het onderzoek naar verdachte gevallen van het overlijden van of de moord op intellectuelen en politieke activisten, zodat de vermoedelijke daders voor de rechter worden gebracht;

11.  doet een beroep op de leden van Majlis om dringend wijzigingen aan te brengen in het Wetboek van strafrecht, teneinde het moratorium op steniging om te zetten in een definitief verbod, en wetgeving aan te nemen die het onmogelijk maakt om minderjarige personen te executeren en de doodstraf uit te spreken in gevallen van homoseksuele handelingen en overspel;

12.  doet een beroep op de autoriteiten van Iran om in zaken waarin de doodstraf kan worden uitgesproken alle vereiste juridische garanties te bieden en het aantal overtredingen die met de doodstraf kunnen worden bestraft te beperken, als een eerste stap op weg naar de totale afschaffing van deze straf; doet een beroep op het volk van Iran om zijn steun te verlenen aan de campagne getiteld "Stop de doodstraf: de wereld neemt een besluit", die georganiseerd is door de Wereldcoalitie tegen de doodstraf (WCADP) en andere niet-gouvernementele organisaties;

13.  doet een beroep op de autoriteiten om zich te houden aan internationaal erkende juridische garanties met betrekking tot personen die tot religieuze minderheden behoren, of deze nu erkend zijn of niet; veroordeelt de huidige misachting van minderheidsrechten en eist dat minderheden de mogelijkheid krijgen om alle rechten uit te oefenen die krachtens de Iraanse grondwet en de internationale wetgeving verleend worden; dringt er verder bij de autoriteiten op aan om een einde te maken aan vormen van discriminatie op grond van religie of etnische oorsprong en tegen personen die tot minderheden behoren, zoals de Koerden, Azeri's, Arabieren, Baloetsji's en Baha'is; dringt er met name op aan dat het de facto bestaande verbod op de uitoefening van het Baha'is geloof wordt opgeheven;

14.  is ingenomen met de goedkeuring door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van een resolutie waarin de schendingen van de mensenrechten in Iran expliciet en krachtdadig worden veroordeeld en waarin Iran en de Iraanse regering wordt verzocht dringend maatregelen te nemen om een halt toe te roepen aan de recente golf van executies in dat land;

15.  doet een beroep op de Raad en de Commissie om de ontwikkelingen in Iran nauwgezet te volgen en ook concrete gevallen van schendingen van mensenrechten aan de orde te stellen; doet een beroep op de Raad en de Commissie om verslag uit te brengen over het toezicht dat zij houden op de situatie in Iran;

16.  stelt voor de dialoog inzake mensenrechten tussen de EU en Iran, die sinds juni 2004 is onderbroken, te hervatten;

17.  spreekt nogmaals zijn steun uit voor alle organisaties en personen in Iran die naar dialoog streven in hun strijd om democratische rechten;

18.  doet een beroep op de Commissie om naar beste vermogen steun te verlenen aan maatschappelijke organisaties en academische, sociaaleconomische en culturele uitwisselingen tussen Europa en Iran, zulks in het belang van een open dialoog, met name in het kader van het nieuwe instrument voor democratie en mensenrechten;

Het nucleaire programma

19.  beklemtoont dat de verwerving door Iran van kernwapens onaanvaardbaar zou zijn en doet een beroep op de Iraanse regering om volledige, heldere en geloofwaardige antwoorden te geven aan de IAEA zodat alle vragen over de nucleaire activiteiten van Iran worden opgelost, voorts om het aanvullend protocol bij zijn veiligheidsverdrag te ratificeren en ten uitvoer te leggen en onverkort de bepalingen van de subsidiaire regelingen daarbij uit te voeren;

20.  is van mening dat de uitvoering van deze maatregelen en de door de IAEA gevraagde transparantie een positieve uitwerking zouden hebben op het vertrouwen in Iran's nucleaire programma van de Unie en de internationale gemeenschap;

21.  herhaalt dat het volledig achter de pogingen van de Raad staat om door onderhandelingen een blijvende oplossing te vinden voor het nucleaire probleem in Iran en beklemtoont dat de voorstellen van de EU Iran alles bieden wat het nodig heeft om een nucleaire industrie voor civiele doeleinden op te bouwen, en tevens de zorgen die in de wereld leven, weg te nemen;

22.  staat onverkort achter de resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties die werd aangenomen krachtens artikel 41, hoofdstuk VII van het Handvest van de VN en doet een beroep op de volgende vergadering van de Raad van ministers van buitenlandse zaken een besluit te nemen over de stappen die de Unie moet nemen in verband met de besluiten die genomen moeten worden door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

23.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, de Raad voor de mensenrechten van de VN, de president van het hooggerechtshof van Iran en de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Iran.