Ontwerpresolutie - B6-0309/2008Ontwerpresolutie
B6-0309/2008

ONTWERPRESOLUTIE

16.6.2008

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Guido Sacconi en Anne Ferreira, namens de PSE-Fractie,
John Bowis en Robert Sturdy, namens de PPE-DE-Fractie,
Jan Mulder en Frédérique Ries, namens de ALDE-Fractie,
Alessandro Foglietta, namens de UEN-Fractie,
Bart Staes en Carl Schlyter, namens de Verts/ALE-Fractie,
Dimitrios Papadimoulis en Adamos Adamou, namens de GUE/NGL-Fractie
over toelating van met chloor behandelde kip

Procedure : 2008/2600(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0309/2008
Ingediende teksten :
B6-0309/2008
Aangenomen teksten :

B6‑0309/2008

Resolutie van het Europees Parlement over toelating van met chloor behandelde kip

Het Europees Parlement,

–  gezien Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong,

–  gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale GMO-verordening ),

–  gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers,

–  gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn,

–  gezien Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater,

–  gezien Richtlijn 98/24/EEG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk,

–  gezien het besluit van het College van commissarissen d.d. 28 mei 2008 om toelating voor te stellen,

–  gezien de evaluatie van het mogelijke effect van vier stoffen voor antibacteriële behandeling op de toename van de bacteriële resistentie, aangenomen door de wetenschapsgroep inzake biologische risico's BIOHAZ van de EFSA op 6 maart 2008,

–  gezien de mondelinge vraag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid van het Europees Parlement aan de Europese Commissie, die op 28 mei 2008 behandeld is,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het voorstel van de Commissie om Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee te wijzigen, tot doel heeft door aanpassing van de definitie van vlees van pluimvee toestemming te verlenen voor het in de handel brengen ten behoeve van menselijke consumptie van dergelijk vlees dat een antibacteriële behandeling heeft ondergaan,

B.  overwegende dat de ontwerpverordening van de Commissie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 853/2004 wat betreft het gebruik van antibacteriële stoffen om de oppervlaktebesmetting van pluimveekarkassen tegen te gaan, tot doel heeft toestemming te verlenen voor het gebruik van vier antibacteriële stoffen ter behandeling van pluimveekarkassen voor menselijke consumptie in de Europese Unie,

C.  overwegende dat dit voorstel van de Commissie aansluit bij een verzoek van de Verenigde Staten om in te stemmen met invoer in de Europese Unie van pluimveeproducten uit de VS die met chemische of antibacteriële stoffen zijn behandeld,

D.  overwegende dat de Verenigde Staten in het kader van de bestaande bepalingen reeds vlees van pluimvee naar de Europese Unie mogen exporteren, mits dit vlees geen antibacteriële behandeling heeft ondergaan,

E.  overwegende dat het voorzorgsbeginsel sinds 1992 uitdrukkelijk in het Verdrag is opgenomen, dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen de strekking en reikwijdte van dit beginsel reeds herhaaldelijk heeft aangemerkt als één van de pijlers van het beschermingsbeleid dat de Gemeenschap op het gebied van milieu en gezondheid voert[1],

F.  overwegende dat de Commissie erkent dat wetenschappelijke gegevens over de gevolgen voor milieu en gezondheid van het gebruik van de voor goedkeuring voorgelegde vier stoffen ontbreken,

G.  overwegende dat het lange proces van goedkeuring en verbetering van de normen en standaarden van de Gemeenschap op het gebied van voedselveiligheid en -hygiëne geleid heeft tot vermindering van het aantal infecties als gevolg van de aanwezigheid van verschillende specifieke zoönoseverwekkers in de voedselketen,

H.  overwegende dat volgens een evaluatie van het Amerikaanse Center for Disease Control (CDC) het gebruik van antibacteriële stoffen in de Verenigde Staten niet geleid heeft tot een vermindering van het aantal infecties met listeria, salmonella en andere bacteriën;

I.  overwegende dat onderhavig voorstel van de Commissie door de leden van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid op zijn vergadering van 2 juni 2008 met 316 stemmen tegen, zonder stemmen voor, bij 29 onthoudingen verworpen is, waarmee een duidelijk signaal is afgegeven aan de vooravond van de Top EU-VS te Brdo in Slovenië,

1.  spreekt zijn afkeuring uit over het voorstel van de Europese Commissie;

2.  roept de Raad op dit voorstel van de Commissie te verwerpen;

3.  wijst erop dat toelating van deze vier vormen van antibacteriële behandeling van voor menselijke consumptie bestemde pluimveekarkassen een ernstige bedreiging vormt van de normen en standaarden van de Gemeenschap en de inspanningen en aanpassingen die de pluimveesector zich heeft getroost om het percentage bacteriële infecties in de EU omlaag te brengen, ernstig ondermijnt; onderstreept dat de toelating ook een aanzienlijke en zeer schadelijke klap zou betekenen voor het beleid van de Gemeenschap op dit terrein en voor het vertrouwen dat zij in staat is op internationaal niveau strenge normen voor voedselveiligheid en -hygiëne te handhaven;

4.  onderstreept dat de Europese pluimveesector overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving aanzienlijke investeringen heeft gedaan op dit gebied, teneinde verontreiniging door ziekteverwekkers tegen te gaan door middel van een aanpak waarbij de hele voedselketen betrokken wordt;

5.  is van mening dat de aanpak waarbij de hele voedselketen betrokken wordt, zoals deze in de Europese Unie wordt toegepast, duurzamer is waar het gaat om vermindering van de hoeveelheid ziekteverwekkers in vlees van pluimvee dan de oplossing waarbij aan het eind van de voedselketen antibacteriële stoffen worden ingezet om verontreiniging tegen te gaan;

6.  spreekt zijn verontrusting uit dat toelating van de invoer van dergelijk pluimvee zal leiden tot aantasting van de Europese normen;

7.  onderstreept dat een dergelijk voorstel niet aansluit bij de wensen van de Europese burger op het gebied van voedselveiligheid en -hygiëne, noch op de vraag naar productiemodellen - in Europa en elders - waarbij een hoog niveau van hygiëne in de hele productie- en distributieketen gewaarborgd is; onderstreept dat hierdoor het vertrouwen van de Europese consument in de levensmiddelen die in de Europese Unie worden verkocht, dat nog kwetsbaar is na de problemen omtrent voedselveiligheid die zich de afgelopen jaren in de Europese Unie hebben voorgedaan, opnieuw dreigt te worden ondergraven;

8.  erkent dat het nodig is adequaat wetenschappelijk advies in te winnen, en daarbij rekening te houden met consumentenbescherming en -voorlichting; is van mening dat voor welke oplossing dan ook uiteindelijk wordt gekozen, deze geen concurrentiedistorsies mag veroorzaken;

9.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de EFSA.