ONTWERPRESOLUTIE
7.7.2008
ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement
door Jan Marinus Wiersma, Kristian Vigenin, Magda Kósáné Kovács, Claudio Fava, Gianni Pittella, Adrian Severin en Katalin Lévai, namens de PSE-Fractie
Viktória Mohácsi, Marco Cappato, Sarah Ludford, Metin Kazak en Magor Imre Csibi, namens de ALDE-Fractie
Monica Frassoni, Elly de Groen-Kouwenhoven en Claude Turmes, namens de Verts/ALE-Fractie
Giusto Catania, Roberto Musacchio, Vittorio Agnoletto en Umberto Guidoni, namens de GUE/NGL-Fractie
over de telling van de Roma op grond van etniciteit in Italië
B6‑0348/2008
Resolutie van het Europees Parlement over de telling van de Roma op grond van etniciteit in Italië
Het Europees Parlement,
– gelet op de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de beginselen gelijkheid en niet- discriminatie, het recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van persoonsgegevens, de rechten van het kind, de rechten van personen die tot minderheden behoren, zoals erkend in internationale en Europese verdragen tot bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en inzonderheid in het Europees verdrag inzake de rechten van de mens en de daarmee verband houdende jurisprudentie1 en van het Handvest van grondrechten, en tevens van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind,
– gelet op de EU-Verdragen, en inzonderheid de artikelen 2, 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 13 (maatregelen tegen discriminatie op grond van onder meer ras en etnische afkomst), 12 (verbod op discriminatie op grond van nationaliteit), 17 (Europees burgerschap), artikel 18 (vrijheid van verkeer) en artikel 39 e.v. (vrij verkeer van werknemers),
– gelet op richtlijn van de Raad 2000/43/EG van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming en met name op de definitie van directe en indirecte discriminatie, op richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden en op richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad.van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,
– gezien het werkdocument van de Commissie over communautaire instrumenten en beleidsvormen voor de integratie van Roma2 en het jaarverslag over 2008 van het Bureau van de grondrechten van de Europese Unie,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over onder meer de Roma, racisme en vreemdelingenhaat, bestrijding van discriminatie en het vrije verkeer3,
– gelet op artikel 108, lid 5, en artikel 103, leden 2 t/m 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat de EU een waardengemeenschap is die gebaseerd is op democratie en rechtvaardigheid, eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, gelijkheid en niet-discriminatie, met inbegrip van de bescherming van personen die tot minderheden behoren, en dat de EU zich ertoe verbonden heeft racisme en vreemdelingenhaat te bestrijden, evenals discriminatie op grond van de redenen die in de artikelen 12 en 13 van het EG-Verdrag zijn vermeld;
B. overwegende dat deze waarden in de EU worden verdedigd met de richtlijnen tegen discriminatie en inzake de vrijheid van verkeer, alsmede door middel van het beleid dat eraan ten grondslag ligt en dat de lidstaten verplicht zijn deze ten volle uit te voeren en maatregelen waarmee ze geschonden zouden kunnen worden achterweg moeten laten,
C. overwegende dat de Roma een van de belangrijkste doelwitten van racisme en discriminatie vormen, zoals blijkt uit de recente gebeurtenissen in verband met gewelddadigheid en agressie tegen Roma in Italië en Hongarije, en zoals verder duidelijk uit Eurobarometer-onderzoek naar voren komt,
D. overwegende dat de Commissie in haar interne werkdocument onderstreept dat de lidstaten al een reeks financiële instrumenten en beleidsvormen ten dienste staan om strijd tegen de discriminatie van de Roma te leveren en de opneming in de maatschappij en integratie van Roma te bevorderen, met name met het oog op de uitwisseling en bevordering van optimale praktijken op dit gebied,
E. overwegende dat de Roma-bevolking een natie-statenloze pan-Europese etnisch-culturele gemeenschap is en dat op de EU derhalve de bijzondere verantwoordelijkheid rust om in samenwerking met de lidstaten een Europese strategie en een Europees beleid voor de Roma te ontwikkelen,
F. overwegende dat de Italiaanse regering op 21 mei 2008 een decreet heeft aangenomen waarin de noodtoestand wordt uitgeroepen wegens de vestiging van nomadengemeenschappen in de gebieden Campania, Lazio en Lombardije op grond van wet 225 van 24 februari 1992 inzake de bescherming van de bevolking, die de regering uitzonderlijke bevoegdheden verleent om de noodtoestand uit te roepen bij “natuurrampen, rampen of andere gebeurtenissen waartegen op grond van hun intensiteit en omvang met buitengewone bevoegdheden en middelen moet worden opgetreden”,
G. overwegende dat op dit decreet op 30 mei 2008 verdere orders van de premier (“ordinanze”) volgden die het volgende inhielden:
- - De prefecten van Rome, Milaan en Napels worden aangesteld als gevolmachtigden voor de noodtoestand in verband met de Roma;
- -Aan hen worden buitengewone bevoegdheden verleend in verband met de identificatie van personen, met inbegrip van minderjarigen, ook door middel van het afnemen van vingerafdrukken;
- -Zij krijgen de bevoegdheid de noodzakelijke maatregelen te nemen tegen degenen die op grond van een bestuurlijke of juridische maatregel zijn of kunnen worden uitgezet;
- -- Zij mogen (weliswaar onverlet de regels van de rechtsstaat en van de EU-wetgeving) afwijken van een reeks wetten met betrekking tot een breed spectrum onderwerpen in verband met grondwettelijke rechten (bijvoorbeeld het recht op informatie wanneer men wordt onderworpen aan een administratieve procedure als het afnemen van vingerafdrukken en de voorwaarde dat een persoon gevaarlijk moet zijn, verdacht moet worden of moet weigeren zijn identiteit bekend te maken voordat diens identiteit mag worden vastgesteld door middel van foto’s, vingerafdrukken of het afnemen van antropometrische gegevens,
H. overwegende dat in het decreet de noodtoestand voor de duur van één jaar, tot 31 mei 2009, is uitgeroepen,
I. - overwegende dat de Italiaanse minister van binnenlandse zaken herhaaldelijk heeft verklaard dat het afnemen van vingerafdrukken gebeurt in verband met een telling van de Roma-bevolking in Italië en dat hij voornemens is in afwijking van de gewone wetgeving het afnemen van vingerafdrukken bij Roma die in kampen wonen, met inbegrip van minderjarigen, toe te staan, waarbij hij bevestigde dat Italië zal doorgaan met deze identificatiemaatregelen, die voor 15 oktober a.s.in Milaan, Rome en Napels zullen worden afgesloten,
J. - overwegende dat het afnemen van vingerafdrukken in Italië, en met name in Milaan en Napels, al aan de gang is en overwegende dat dergelijke gegevens volgens informatie van NGO’s door de prefecten in een gegevensbank worden opgenomen,
K. - overwegende dat de Commissieleden Barrot en Spidla in dit verband het belang van de beginselen gelijkheid en niet-discriminatie in de EU onderstreepten, waarbij zij bevestigden dat de EU-wetgeving discriminatie op grond van ras en etnische afstamming ondubbelzinnig verbiedt,
L. - overwegende dat de UNICEF, de secretaris-generaal van de Raad van Europa en de Commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa uiting hebben gegeven aan hun bezorgdheid, en dat laatstgenoemde de Italiaanse regering een memorandum heeft doen toekomen in verband met onder meer racisme, vreemdelingenhaat en de bescherming van de mensenrechten van Roma,
M. overwegende dat de Italiaanse autoriteit voor gegevensbescherming de ter zake bevoegde autoriteiten, en met name de prefecten van Rome, Milaan en Napels, om informatie heeft gevraagd in verband met de mogelijkheid vingerafdrukken af te nemen van Roma, met inbegrip van minderjarigen, omdat zij bezorgd is dat dit tot problemen in verband met discriminatie zou kunnen leiden die ook de menselijke waardigheid, met name die van minderjarigen, zouden kunnen raken,
1. dringt er bij de Italiaanse autoriteiten op aan geen vingerafdrukken van Roma, met inbegrip van minderjarigen, te verzamelen, aangezien dit een duidelijk geval zou zijn van discriminatie op grond van racisme en etnische afstamming, hetgeen op grond van artikel 14 van het Europees verdrag inzake de rechten van de mens verboden is, en voorts een blijk van discriminatie tussen EU-burgers van Roma -afstamming, dan wel rondtrekkende personen, en mensen met een vaste woonplaats, die niet verplicht zijn zich aan dergelijke procedures te onderwerpen;
2. deelt de bezorgdheid van UNICEF en acht het ontoelaatbaar om ter wille van de bescherming van kinderen hun fundamentele rechten te schenden en hen te criminaliseren, en deelt ook de bezorgdheid waaraan de Raad van Europa en veel NGO’s en godsdienstige gemeenschappen uiting hebben gegeven en is van oordeel dat rechten van Roma-kinderen het best beschermd worden door hun in het kader van het integratiebeleid toegang tot onderwijs, huisvesting en gezondheidszorg te bieden en hen tegen uitbuiting te beschermen;
3. is het met de Commissie eens dat dergelijke maatregelen een overtreding zijn van het verbod op directe en indirecte discriminatie, zoals met name bedoeld in de EU- richtlijn inzake het beginsel van gelijke behandeling, ongeacht ras of etnische afstamming, en zoals vastgelegd in de artikelen 13,12 en 17 t/m 22 van het EG-Verdrag;Created on: 08/07/2008,
4. bevestigt opnieuw dat een beleid dat uitsluiting in de hand werkt nooit doeltreffend zal zijn bij de misdaadbestrijding en niet tot preventie en veiligheid zal bijdragen;
5. veroordeelt in elk opzicht en ondubbelzinnig alle vormen van racisme en discriminatie waarmee de Roma en andere als 'zigeuners' bestempelde personen te maken krijgen;
6. verzoekt de lidstaten om herziening en intrekking van wetten en beleid waardoor Roma, direct of indirect, op grond van ras en etnische afstamming gediscrimineerd worden en vraagt de Commissie en de Raad toe te zien op de wijze waarop de lidstaten de EU-Verdragen en –richtlijnen tegen discriminatie en over de vrijheid van verkeer toepassen om een volledige en consequente uitvoering te waarborgen en om het nodige te doen als dit niet het geval mocht zijn,
7. verzoekt de Commissie om een diepgaande evaluatie van de wetgevende en uitvoerende maatregelen van de Italiaanse regering om hun verenigbaarheid met de EU-Verdragen en de EU-wetgeving te toetsen;
8. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de bevestiging – blijkend uit de bestuurlijke decreten en opdrachten die door de Italiaanse regering zijn uitgevaardigd - dat de aanwezigheid van Romani-kampen in de buurt van grote steden op zichzelf een ernstige, sociaal alarmerende situatie is met gevolgen voor de openbare orde en veiligheid, die een 12 maanden durende “noodtoestand” rechtvaardigt;
9. maakt zich er zorgen over dat als gevolg van de afkondiging van de noodtoestand buitengewone maatregelen in afwijking van de wet kunnen worden genomen door prefecten, aan wie het gezag tot uitvoering van alle maatregelen is overgedragen, waaronder het verzamelen van vingerafdrukken, gebaseerd op een wet betreffende de bescherming van de burgerbevolking bij “natuurrampen, rampen of andere gebeurtenissen”, hetgeen in dit specifieke geval niet passend of proportioneel is;
10. verzoekt de Raad en de Commissie om een verdere versterking van het EU-beleid tegenover de Roma door een strategie te lanceren ter ondersteuning en bevordering van maatregelen en projecten van de lidstaten en NGO’s in verband met de integratie en opneming in de maatschappij van Roma, met name van Romani kinderen;
verzoekt de Commissie en de lidstaten in het kader van een Roma-strategie van de EU en in verband met het Decennium van maatschappelijke integratie van de Roma om uitvoering van wetgeving en beleid die gericht zijn op de ondersteuning van Roma-gemeenschappen, met daarbij de bevordering van hun integratie op alle gebieden, en om de lancering van anti-racisme en anti-discriminatieprogramma’s op scholen, op het werk en in de media;
12. herinnert in dit verband aan het belang van de ontwikkeling van strategieën op EU- en nationaal niveau, met volledige gebruikmaking van de kansen die de EU- fondsen bieden, om een einde te maken aan de segregatie van de Roma in het onderwijs en te zorgen voor een toegang op gelijke voorwaarden voor Romani-kinderen (deelneming aan het reguliere onderwijs, invoering van speciale studiebeursregelingen en opleidingsprogramma’s), waarborging en verbetering van de toegang van Roma tot de arbeidsmarkten, bieden van toegang op gelijke voorwaarden tot gezondheidszorg en sociale zekerheid, bestrijding van discriminatoire praktijken bij het bieden van huisvesting, meer deelname van Roma aan het sociale, economische, culturele en politieke leven;
13. is er verheugd over dat de Commissie een werkgroep tegen discriminatie met vertegenwoordigers van alle lidstaten heeft ingesteld en wenst dat de ter zake bevoegde commissie van het Europees Parlement hierbij betrokken wordt en ten volle toegang heeft tot de werkzaamheden van deze werkgroep; verzoekt zijn bevoegde commissie om met de nationale parlementen van de lidstaten een dialoog over dit onderwerp aan te gaan;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de Commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa en UNICEF en de Italiaanse autoriteit voor gegevensbescherming.