Ontwerpresolutie - B6-0381/2008Ontwerpresolutie
B6-0381/2008

ONTWERPRESOLUTIE

27.8.2008

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Pasqualina Napoletano en Véronique De Keyser
namens de PSE-Fractie
over de situatie van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0343/2008

Procedure : 2008/2607(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0381/2008
Ingediende teksten :
B6-0381/2008
Aangenomen teksten :

B6‑0381/2008

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van Palestijnse gevangenen in Israëlische gevangenissen

Het Europees Parlement,

–  onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over het Midden-Oosten,

–  gezien het rapport van de ad-hocdelegatie van het Europees Parlement naar Israël en de Palestijnse gebieden (30 mei-2 juni 2008) en de conclusies daarin,

–  gelet op de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël, met name artikel 2 hiervan,

–  gezien de resultaten van de 8e vergadering van de associatieraad EU-Israël op 16 juni 2008,

–  gezien de VN-resoluties over de kwestie,

–  gezien de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

–  gezien het IVe Verdrag van Genève betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd van 1949,

–  gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van de VN van 1966,

–  gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984,

–  gezien het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989,

–  gezien het jaarverslag 2007 van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, met name het onderdeel betreffende de bezette Palestijnse gebieden,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat op dit moment meer dan 11.000 Palestijnen, waaronder honderden vrouwen en kinderen, in Israëlische gevangenissen en detentiecentra worden vastgehouden,

B.  overwegende dat Israël op 25 augustus 2008 198 Palestijnse gevangenen heeft vrijgelaten, als gebaar van goede wil,

C.  overwegende dat het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat door Israël is ondertekend, een kind definieert als een menselijk wezen jonger dan 18 jaar, overwegende dat Palestijnse kinderen van 16 jaar op grond van de Israëlische militaire regels voor de bezette Palestijnse gebieden echter als volwassenen worden beschouwd en vaak onder niet-geëigende omstandigheden worden vastgehouden,

D.  overwegende dat de overgrote meerderheid van de Palestijnse gevangenen van de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in gevangenissen op Israëlisch grondgebied worden vastgehouden, zodat hun families ook niet op redelijke wijze gebruik kunnen maken van hun bezoekrecht; overwegende dat de internationale humanitaire wetgeving voorziet in een verbod op het overbrengen van burgers, met inbegrip van arrestanten en gevangenen, van een bezet gebied naar het grondgebied van de bezettende staat,

E.  overwegende dat Israël honderden Palestijnen in "administratieve detentie" houdt zonder hen in staat van beschuldiging te stellen of te berechten, zonder hen informatie te verschaffen over de tegen hun bestaande verdenkingen en zonder hen toegang te geven tot bewijsmateriaal, wanneer zij in beroep gaan tegen hun detentie, hetgeen strijdig is met het internationale recht,

F.  overwegende dat de kwestie van de politieke gevangenen zwaarwegende politieke, maatschappelijke en humanitaire implicaties heeft en dat de arrestatie van 48 leden van de Palestijnse Wetgevende Raad en van gemeenteraadsleden ernstige gevolgen voor de politieke ontwikkelingen in de bezette Palestijnse gebieden heeft; overwegende dat het zogenaamde gevangenendocument, dat in mei 2006 door gevangen Palestijnse politieke leiders van verschillende groeperingen is aangenomen, als basis heeft gediend voor nationale verzoening en de weg heeft bereid voor de samenstelling van een regering van nationale eenheid,

G.  overwegende dat veel Palestijnse gevangenen waarvan het Internationaal Comité van het Rode Kruis heeft vastgesteld dat ze ziek of gewond zijn, passende medische zorg wordt onthouden, hetgeen een schending is van artikel 91 van het VIe Verdrag van Genève,

H.  overwegende dat de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschappen en Israël krachtens artikel 2 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël stoelen op eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen, die een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormen; overwegende dat het Actieplan EU-Israël de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht expliciet noemt als één van de waarden die beide partijen gemeenschappelijk hebben,

1.  benadrukt dat de kwestie van de Palestijnse politieke gevangenen, die zowel intern als in het conflict met Israël een matigende rol kunnen spelen, een enorme impact heeft zowel op de Palestijnse samenleving als op het Israëlisch-Palestijnse conflict;

2.  dringt in dit verband aan op de vrijlating van een significant aantal Palestijnse gevangenen, en in het bijzonder op de onmiddellijke vrijlating van de gevangengenomen leden van de Palestijnse Wetgevende Raad, onder wie Marwan Barghouti;

3.  is verheugd over de recente vrijlating van 199 Palestijnse gevangenen, een gebaar van goede wil van Israël, en benadrukt eens te meer dat vertrouwenswekkende maatregelen in het vredesproces belangrijk zijn;

4.  acht de stappen op het gebied van vertrouwensopbouw die zowel de Israëlische regering als de Hezbollah recent met betrekking tot de gevangenen hebben genomen, belangrijk; dringt erop aan dat vergelijkbare stappen worden ondernomen door Israël en Hamas, met het oog op de onmiddellijke vrijlating van de Israëlische korporaal Gilad Shalit;

5.  verzoekt Israël om zijn militair rechtssysteem dat op Palestijnse kinderen wordt toegepast, in overeenstemming te brengen met de internationale normen inzake jeugdrechtspraak, met name het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, en vraagt met name dat alle gevangen gehouden minderjarigen onmiddellijk worden vrijgelaten, dat de praktijk van het in "administratieve detentie" nemen van personen van minder dan 18 jaar wordt beëindigd en dat de detentievoorwaarden waarin bovengenoemd VN-Verdrag en andere relevante VN-regels voorzien, worden gewaarborgd;

6.  roept de Raad, de lidstaten en de Commissie op zich in hun betrekkingen met Israël aan de EU-richtsnoeren inzake kinderen in gewapende conflicten te houden en de bescherming van door Israël gevangen gehouden Palestijnse kinderen op alle niveaus van de betrekkingen een essentieel onderdeel van de dialoog te maken;

7.  roept in dit verband de Israëlische regering en de Knesset op de wet op de illegale strijders ("Unlawful Combatants Law"), die administratieve detentie mogelijk maakt, opnieuw onder de loep te leggen en in overeenstemming te brengen met de internationale normen op het gebied van mensenrechten en humanitaire wetgeving;

8.  herhaalt zijn veroordeling van alle vormen van foltering en slechte behandeling; roept Israël op er onmiddellijk voor te zorgen dat, in overeenstemming met het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, de minimumnormen inzake detentie worden gerespecteerd ten aanzien van voedsel, gezondheidszorg, de grootte van de detentieruimten, de bescherming tegen weersomstandigheden en het bezoekrecht en te waarborgen dat de Palestijnse gevangenen goede medische verzorging ontvangen;

9.  uit zijn grote bezorgdheid over de situatie van de vrouwelijke Palestijnse gevangenen; roept de Israëlische autoriteiten op de bescherming van kwetsbare gevangenen, in het bijzonder moeders en jonge vrouwen, aanzienlijk te verbeteren;

10.  herinnert aan artikel 2 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël, en roept Israël op de internationale mensenrechten en humanitaire wetgeving te eerbiedigen, met specifieke aandacht voor de bepalingen betreffende de bescherming van burgers die onder een bezetting leven; vindt het van het allergrootste belang dat de verbetering van de betrekkingen tussen de EU en Israël gekoppeld is aan de naleving door Israël van zijn verplichtingen krachtens het internationaal recht, in het bijzonder de internationale mensenrechten en humanitaire wetgeving;

11.  neemt nota van de verklaring van de Commissie op 9 juli 2008 in het Europees Parlement dat zij door het lijden van de Palestijnse gevangenen in de Israëlische gevangenissen bijzonder geraakt is en dat artikel 2 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Israël zowel de Europese Unie als Israël eraan zal blijven herinneren dat eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen de basis van de bilaterale betrekkingen tussen beide partijen zijn;

12.  is verheugd over het besluit van de 8e associatieraad EU-Israël om ter vervanging van de bestaande werkgroep Mensenrechten een volwaardige subcommissie Mensenrechten in het leven te roepen; dringt aan op uitgebreide raadpleging en volledige participatie van mensenrechtenorganisaties en NGO's in Israël en in de bezette Palestijnse gebieden bij het toezicht op de voortgang die Israël boekt bij het naleven van zijn verplichtingen krachtens het internationaal recht;

13.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Israëlische regering, de Knesset, de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad, de Raad, de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de gezant van het Kwartet voor het Midden-Oosten, de fungerend voorzitter van de Europees-Mediterrane Parlementaire Vergadering en de Hoge Commissaris voor mensenrechten van de VN.