Ontwerpresolutie - B6-0423/2008Ontwerpresolutie
B6-0423/2008

ONTWERPRESOLUTIE

15.9.2008

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6‑0459/2008
ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5 van het Reglement
door Giuseppe Gargani
namens de Commissie juridische zaken
over collectief grensoverschrijdend beheer van auteursrechten en naburige rechten voor rechtmatige online muziekdiensten

Procedure : 2008/2629(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0423/2008
Ingediende teksten :
B6-0423/2008
Aangenomen teksten :

B6‑0423/2008

Resolutie van het Europees Parlement over collectief grensoverschrijdend beheer van auteursrechten en naburige rechten voor rechtmatige online muziekdiensten

Het Europees Parlement,

–  gezien Aanbeveling nr. 2005/737/EG van de Commissie van 18 mei 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige online muziekdiensten[1] (hierna "de aanbeveling" genoemd),

–  gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95 en artikel 151,

–  gelet op de artikelen II-77 en II-82 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–  gelet op artikel 97 bis van het Verdrag van Lissabon[2],

–  gelet op de internationale overeenkomsten die op muziekrechten van toepassing zijn, te weten het Verdrag van Rome van 26 oktober 1961 inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, het Verdrag van de WIPO van 20 december 1996 inzake uitvoeringen en fonogrammen en de WTO-Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs) van 15 april 1994,

–  gelet op het Gemeenschapsrecht (acquis communautaire)op het gebied van het auteursrecht en naburige rechten voorzover van toepassing op muziek, te weten Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom[3], Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel[4], Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten[5] en Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij[6],

–  gezien het groenboek van de Commissie betreffende het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (COM(1995)0382),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 mei 2003 over de bescherming van audiovisuele performers[7],

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2004 over een communautair kader voor maatschappijen voor collectief beheer op het gebied van auteursrechten en naburige rechten[8],

–  gezien de mededeling van de Commissie van 16 april 2004 betreffende het beheer van auteursrechten en naburige rechten in de interne markt (COM(2004)0261),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 juli 2006 over de uitvoering van het communautair Lissabon-programma: meer onderzoek en innovatie – investeren voor groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijke aanpak[9],

–  gezien de mededeling van de Commissie inzake creatieve online-inhoud in de interne markt (COM(2007)0836),

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over de vrijheid van meningsuiting op internet[10],

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2007 over de institutionele en juridische gevolgen van het gebruik van "soft law"-instrumenten[11],

–  gezien de monitoring van Aanbeveling 2005/737/EG[12],

–  gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het de Commissie in zijn resolutie van 13 maart 2007 verzocht duidelijk te maken dat de aanbeveling van 2005 uitsluitend van toepassing is op de on-line verkoop van muziekopnames en zo spoedig mogelijk - na nauw overleg met de betrokken partijen - een voorstel in te dienen voor een flexibele kaderrichtlijn, die door Parlement en Raad via de medebeslissingsprocedure moest worden aangenomen, ter regulering van het collectieve beheer van auteursrecht en naburige rechten inzake grensoverschrijdende digitale muziekdiensten, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van het digitale tijdperk en met het behoud van de Europese culturele verscheidenheid, kleine belanghebbenden en plaatselijke repertoires op basis van het beginsel van gelijke behandeling,

B.  overwegende dat het in zijn resolutie van 13 maart 2007 uiting gaf aan zijn opvatting dat de belangen van auteurs en daardoor ook de culturele verscheidenheid in Europa het best gediend zouden zijn met de invoering van een eerlijk en transparant concurrentiestelsel dat neerwaartse druk op de inkomsten van de auteurs voorkomt,

1.  wijst erop dat de territoriale aard van het auteursrecht ondanks het bestaan van een richtlijn betreffende het auteursrecht in de informatiemaatschappij er mede debet aan is dat de situatie op het gebied van het collectief grensoverschrijdend beheer van auteursrechten en naburige rechten voor online diensten werkelijk ingewikkeld is, voornamelijk wegens het ontbreken van Europese licenties;

2.  is van oordeel dat het verzuim om wetgevend op te treden, ondanks verscheidene resoluties van het Parlement, en het besluit om te proberen de sector met behulp van een aanbeveling te reguleren tot een klimaat van rechtsonzekerheid voor houders van rechten en gebruikers, met name omroepen, heeft geleid;

3.  wijst erop dat Directoraat-generaal mededinging wel, naar aanleiding van een klacht van een aantal gebruikers, een procedure is gestart tegen CISAC (Confédération Internationale des Sociétés d'Auteurs et Compositeurs), waarbij 24 Europese collectieve rechtenbeheersorganisaties aangesloten zijn; wijst erop dat dit besluit tot gevolg zal hebben dat de betrokkenen ervan zullen afzien om gezamenlijk geschikte oplossingen te vinden, zoals een Europees vereffeningsstelsel, en dat de weg vrij wordt gemaakt voor een oligopolie van een paar grote beheersorganisaties die exclusieve overeenkomsten hebben met uitgevers op het gebied van het mondiale repertoire; verwacht dat ten gevolge daarvan de verscheidenheid in het aanbod zal afnemen en de kleine beheersorganisaties zullen verdwijnen, hetgeen ten koste van minderheidsculturen zal gaan;

4.  is van mening dat de monitoring van Aanbeveling 2005/737/EG de huidige situatie niet goed weergeeft en voorbijgaat aan het standpunt dat het Parlement in het verslag-Lévai heeft verwoord;

5.  is van oordeel dat de situatie zich zo heeft ontwikkeld omdat de Commissie doof is geweest voor de waarschuwingen van het Parlement, met name in zijn resolutie van 13 maart 2007, waarin concrete voorstellen gericht op gestuurde mededinging en bescherming en aansporing van minderheidsculturen in Europa vervat waren;

6.  dringt er bij de Commissie op aan het Parlement daadwerkelijk, als medewetgever, bij het initiatief inzake creatieve online-inhoud te betrekken;

7.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie.