ONTWERPRESOLUTIE
17.9.2008
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Charles Tannock, Sajjad Karim, Mario Mauro, Tunne Kelam
namens de PPE-DE-Fractie
over de voorbereiding van de topconferentie EU-India in Marseille op 29 september 2008.
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0426/2008
over de voorbereiding van de topconferentie EU-India in Marseille op 29 september 2008.
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar het strategisch partnerschap EU-India dat in november 2004 in Den Haag is gesloten,
– gezien het gezamenlijk actieplan in het strategisch partnerschap EU-India van 7 september 2005,
– gezien de conclusies van de achtste topconferentie EU-India op 30 november 2007,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 september 2005 over de betrekkingen tussen de EU en India : een strategisch partnerschap[1];
– onder verwijzing naar de gemeenschappelijke intentieverklaring van de EU en India over het "country strategic paper" voor India voor 2007 – 2010,
– onder verwijzing naar het derde energiepanel EU-India op 20 juni 2007,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 mei 2007 over Kasjmir: huidige situatie en vooruitzichten[2],
– - onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 juli 2008 over de beweerde aanwezigheid van massagraven in het door India bestuurde deel van Kasjmir[3];
– onder verwijzing naar zijn verslag van 28 september 2006 over de economische en handelsbetrekkingen tussen de EU en India[4],
– onder verwijzing naar de toespraak van de President van de Republiek India tot het Europees Parlement, op 25 april 2007,
– gezien de werkzaamheden van de werkgroep op hoog niveau voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en India en zijn verslag van oktober 2006,
– gezien de conclusies van de rondetafelconferentie EU-India in Parijs op 15 en 16 juli 2008,
– gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en India een lange geschiedenis hebben en in de afgelopen jaren steeds nauwer zijn geworden,
B. overwegende dat de EU en India democratische grondbeginselen delen en belangrijke partners zijn bij de instandhouding van de democratische waarden in de gehele wereld,
C. overwegende dat de EU en India de twee grootste democratische entiteiten in de wereld zijn,
D. overwegende de het gezamenlijk actieprogramma EU-India sinds 2005 de basis vormt voor de toenemende samenwerking tussen de EU en India,
E. overwegende dat op de jaarlijkse topconferentie EU-India in 2007 in New Delhi andermaal werd gewezen op het belang van het strategisch partnerschap tussen de EU en India en op hun gemeenschappelijke inzet voor de democratische waarden, de fundamentele vrijheden, pluralisme, de rechtsstaat, de inachtneming van de mensenrechten en multilateralisme in de internationale betrekkingen,
F. overwegende dat India in de afgelopen jaren een jaarlijkse economische groei laat zien van tussen 8% en 10%, waardoor het kan worden beschouwd als een land dat een grote economische macht in opkomst is en grote vooruitgang heeft geboekt bij de economische ontwikkeling, is ingenomen met de grote vooruitgang die India heeft geboekt bij een reeks van indicatoren op het terrein van de menselijke ontwikkeling, met de opkomst van een bredere middenklasse die de 100 miljoen mensen nadert en met het feit dat India niet alleen een ontvanger van ontwikkelingshulp is maar ook donor, is bij voortduring bezorgd over de enorme inkomensverschillen en de 300 miljoen Indiërs die in onaanvaardbare armoede leven,
G. overwegende dat als gevolg van de huidige demografische tendensen, de potentiële groei van de EU zal afnemen, maar dat daarentegen in vergelijking daarmee India's grootste troef een omvangrijk, jong, goed opgeleid, Engelssprekend en concurrerend arbeidspotentieel is,
H. overwegende dat India een enorme verscheidenheid kent aan talen en maatschappelijke en religieuze groeperingen en dat zowel de EU als India krachtige steun bieden aan onderlinge betrekkingen op cultureel en maatschappelijk gebied, waarbij vele sectoren en niveaus uit beide maatschappijen zijn betrokken met dezelfde inzet voor de bevordering van culturele diversiteit,
I. overwegende dat de handelsbetrekkingen tussen de EU en India zich in de laatste jaren exponentieel hebben ontwikkeld, en waarvan de waarde tussen 2003 en 2007 is toegenomen van 28,6 miljard € tot 55 miljard € en dat de investeringen van de EU in India tussen 2002 en 2006 verdubbeld zijn tot 2.4 miljard €; overwegende dat India's handelssysteem en regelgeving naar verhouding nog altijd restrictief zijn en dat de Wereldbank India op plaats 120 zette (van 178 economieën) op het punt van onbureaucratisch zakendoen,
J. overwegende dat het Europees Parlement en het Indiase parlement officiële bilaterale betrekkingen hebben aangeknoopt,
K. overwegende dat de EU en India nog altijd inzetten op een vrijhandelsovereenkomst, die veelomvattend, fair en volledig in overeenstemming moet zijn met de WTO-voorschriften en voorziet in geleidelijke en wederzijdse liberalisatie van de handel in goederen in diensten, en in handelsgerelateerde kwesties; overwegende dat beide economieën aanmerkelijk zullen profiteren van een vrijhandelsovereenkomst, dat daardoor de wederzijdse investeringen en de in- en uitvoer van zowel de EU als India zullen toenemen en dat er een waardevolle impuls vanuit zal gaan voor de mondiale handel, met name in diensten;
L. overwegende dat de EU en India nauwe samenwerking hebben ontwikkeld in de sectoren wetenschap en technologie;
M. overwegende dat de EU en India zich inzetten voor de uitbanning van alle vormen van terrorisme dat een van de grootste gevaren vormt voor de internationale vrede en veiligheid;
N. overwegende dat India een belangrijke factor in de internationale gemeenschap is geworden en een van de grootste bijdragen levert aan de vredesmissies van de VN en dat de erkenning van deze nieuwe status in de VN tot uiting moet komen door de toekenning van een zetel in de Veiligheidsraad;
O. overwegende dat India een belangrijke rol kan spelen in Zuid- en Zuidoost Azië, met name via het lidmaatschap van SAARC en ASEAN; wijst op de rol van India bij het stabiliseren van de regio en met name op de samenwerking met de EU in Nepal en Sri Lanka;
P. overwegende dat de Verenigde Staten en India een overeenkomst hebben gesloten voor samenwerking op het terrein van kernenergie voor vreedzame doeleinden;
Q. overwegende dat een vreedzame toekomst voor Kasjmir een belangrijke stap is op weg naar stabiliteit in Zuid-Azië;
R. overwegende dat de Christelijke gemeenschap in Orissa in augustus het slachtoffer is geworden van een golf van geweld en een reeks moorden; wijst erop dat volgens berichten een effectief optreden van de plaatselijke politie is uitgebleven en dat leiders van de Vishwa Hindu Parishad verklaard hebben dat het geweld pas zal ophouden als er geen christenen meer in Orissa zijn;
S. overwegende dat de internationale gemeenschap zich ernstige zorgen moet maken over de klimaatverandering, het energieverbruik en de energiezekerheid,
T. overwegende dat de wereldwijd exploderende brandstof- en voedselprijzen ernstige economische moeilijkheden hebben veroorzaakt en de vrees voor het uitbreken van maatschappelijke onrust hebben versterkt,
U. overwegende dat India deelneemt aan het Europese Galileo-project en aan het ITER-project,
1. is bijzonder ingenomen met de negende topconferentie EU-India die op 29 september in Marseille zal worden gehouden en die een bewijs is voor het belang dat de EU en India hechten aan hun steeds nauwere betrekkingen;
2. bevestigt andermaal zijn krachtige steun voor de versterking van de strategische relatie tussen de EU en India en verwacht dat de top concrete resultaten zal opleveren op het terrein van economie, politiek, veiligheid en handel en op dat van andere kwesties van gemeenschappelijk belang;
3. beklemtoont de mondiale betekenis van de relatie tussen de EU en India en dringt er bij beide zijden op aan de wenselijkheid van een nauwer partnerschap onder ogen te zien; is ervan overtuigd dat het strategisch partnerschap tussen de EU en India van doorslaggevend belang is voor de relatie;
4. is ingenomen met de goedkeuring op de zesde topconferentie EU-India van een gezamenlijk actieplan voor de tenuitvoerlegging van het strategisch partnerschap tussen de EU en India, met een gemeenschappelijke politieke verklaring, die de betrekkingen tussen de EU en India op een hoger en inhoudsvoller plan heeft getild, met name wat betreft de internationale vrede en veiligheid, multilateralisme, onderzoek, ontwikkeling, het milieu, wetenschap en technologie en mensenrechten;
5. wijst erop dat de EU en India van plan zijn op de top een herzien gezamenlijk actieplan goed te keuren; wijst erop dat het van belang is dat een concrete beleidsinhoud wordt gegeven aan de voorgestelde gezamenlijke acties en dat de toewijzing van voldoende middelen ervoor moet zorgen dat de prioriteiten in het plan worden verwerkelijkt;
6. is ingenomen met de oprichting door het Indiase en het Europees Parlement in juni 2008 van de parlementaire vriendschapsgroep, die binnen het Indiase parlement zal optreden als tegenhanger van de delegatie in het Europees Parlement voor de betrekkingen met de republiek India; en geeft uiting aan de verwachting dat dit initiatief zal leiden tot een inhoudsvolle dialoog tussen beide parlementen over kwesties van mondiaal en gemeenschappelijk belang door middel van regelmatige bilaterale bezoeken en rondetafelgesprekken, waarvoor de nodige middelen moeten worden vrijgemaakt;
7. is krachtig voorstander van een omvangrijke, veelomvattende en ambitieuze vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India; en wijst erop dat de onderhandelingen al hebben geleid tot een brede overeenstemming over de goederenhandel maar dat verdere besprekingen moeten plaatsvinden om overeenstemming te bereiken over diensten, mededinging, intellectueel-eigendomsrecht, openbare aanbestedingen, duurzame ontwikkeling, sanitaire en fytosanitaire maatregelen en non-tarifaire belemmeringen; dringt er bij beide partijen op aan ernaar te streven dat de onderhandelingen voor het einde van 2008 met succes kunnen worden bekroond; wijst op de geweldige toename van de bilaterale handel en investeringen in de afgelopen tien jaar en beklemtoont de geweldige groeikansen die een dergelijke overeenkomst biedt;
8. dringt aan op het sluiten van een veelomvattende vrijhandelsovereenkomst die de markttoegang voor goederen en diensten verbetert, betrekking heeft op praktisch de gehele handel en bepalingen omvat voor transparante regelgeving op gebieden die van belang zijn voor wederzijdse handel en investeringen, met normen en conformiteitsevaluatie, SFM, IPR plus handhavingsregels, handelsbevordering en douane, openbare aanbesteding en handel en mededinging, alsmede handel en ontwikkeling en mensenrechtenclausules als belangrijkste elementen;
9. wijst erop dat de EU voor India een belangrijke bron van DBI is en ongeveer 19,5% van de totale FDI-stroom naar India voor zijn rekening neemt, en dat de cumulatieve rechtstreekse investeringen van India in joint ventures en volledige dochtermaatschappijen in de EU, van april 1996 tot 2006/2007 4.315,87 miljoen € hebben bedragen, waarmee de Unie de belangrijkste bestemming voor overzeese investeringen door India was; erkent dat de investeringsstromen tussen de Unie en India zich in stijgende lijn bevinden en na het sluiten van de vrijhandelsovereenkomst waarschijnlijk nog verder zullen stijgen;
10. herinnert eraan dat de EU en India belangrijke handelspartners zijn en medeoprichters van de Wereldhandelsorganisatie (WTO); betreurt het recente fiasco van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Doha ontwikkelingsagenda en het geschil over de landbouwtarieven tussen de VS en India; wijst erop dat de schade van het mislukken van de WTO-onderhandelingen een aantal gevolgen zou hebben zoals: het verlies aan potentiële welvaartsgroei als gevolg van nieuwe WTO-hervormingen; het dreigende verlies aan geloofwaardigheid van het internationale handelssysteem en de WTO; een toenemende neiging tot protectionisme en het gevaar dat WTO-leden bilaterale en regionale overeenkomsten zullen prefereren boven multilateralisme; dring bij de EU en India op aan een nieuwe impuls te geven aan hun inspanningen voor het bereiken van een veelomvattende handelsovereenkomst waarvan zowel de Unie en India als de internationale gemeenschap als geheel zouden profiteren;
11. wijst op de sluiting van een vrijhandelsovereenkomst tussen India en de ASEAN-landen, op 28 augustus 1998; en spreekt de hoop uit dat de overeenkomst zal leiden tot een verdere economische groei, de regionale betrekkingen zal versterken en de veiligheid in Zuidoost-Azië zal bevorderen;
12. dringt er bij de EU en India op aan snelle vorderingen te maken bij het sluiten van zeevaart- en luchtvaartovereenkomsten, die een verdere stimulans kunnen zijn voor bilaterale handel en investeringen; is van mening dat de top ook de gelegenheid biedt voor de ondertekening van de financieringsovereenkomst voor het nieuwe samenwerkingsprogramma voor de burgerluchtvaart;
13. is ingenomen met de oprichting van het European Business and Technology Centre (EBTC) in India en wijst erop dat dit zijn werkzaamheden zal beginnen op 1 oktober 2008 met een aanvangsbudget van meer dan 8 miljoen €, waarvan 6,6 miljoen voor rekening van de EU komen, terwijl in de komende maanden nog 5 miljoen € wordt verwacht; is ermee ingenomen dat de werkzaamheden gericht zijn op het aanhalen van de banden tussen het Indiase en Europese bedrijfsleven en op wetenschap, technologie, energie en milieu, met name op het terrein van schone, duurzame technologieën;
14. spoort beide zijden aan tot nauwe samenwerking bij de belangrijkste milieuproblemen die de wereld bedreigen; dringt er in dit verband bij de EU en India op aan voor zover mogelijk een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen voor het probleem van de klimaatverandering en voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen; beklemtoont dat beide zijden dienen te streven naar een overeenkomst over de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen voor de periode na 2012, maar heeft begrip voor de bijzondere omstandigheden waarin India als zich ontwikkelende natie, verkeert;
15. neemt kennis van de wereldwijd pijlsnel stijgende energiekosten en de gevolgen die dit heeft voor gezinnen, bedrijfsleven en industrie; beklemtoont dat de diversiteit van de energiebronnen een belangrijk beleidsdoel moet zijn en wijst erop dat de onzekere energiesituatie gevolgen kan hebben voor de politieke stabiliteit in Europa en Zuid-Azië;
16. wijst op de partnerschapsovereenkomst over kernenergie voor civiele doeleinden tussen de Verenigde Staten en India en op de recente aankondiging van de Nuclear Suppliers Group (NSG) van een ontheffing waardoor andere landen met India kunnen samenwerken op nucleair gebied; beklemtoont dat de ontheffing van de Nuclear Suppliers Group een krachtige bevestiging betekent van India's toezegging betreffende non-proliferatie en het vrijwillig, eenzijdig moratorium op verdere kernproeven; neemt voorts kennis van de uitlatingen die de Europese Commissie op 9 september heeft gedaan over de goede positie waarin de Europese bedrijven zich bevinden om op de Indiase markt te concurreren op het terrein van kernenergie; wijst op de overeenkomst tussen India en het IAEA over non-proliferatie;
17. dringt er bij de regeringen van India en Pakistan op aan de kans te benutten die in principe geboden wordt door de recente politieke veranderingen in Pakistan en de politieke dialoog over onopgeloste kwesties te hervatten en vooral het vertrouwen in de toekomst van Jammu en Kasjmir te versterken; is ingenomen met de toezegging dat aldaar in november 2008 verkiezingen zullen worden gehouden;
18. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de recente onrust in Kasjmir die 40 slachtoffers heeft geëist; en verwacht dat alle partijen in het geschil naar mogelijkheden zullen zoeken om de spanning te verminderen en een dialoog tot stand te brengen over de kwesties die tot de protesten hebben geleid; spreekt een krachtige veroordeling uit over willekeurige moorden, ontvoeringen, martelingen, verkrachtingen en andere mensenrechtenschendingen die zich sinds het begin van het gewapende conflict in 1989 in Jammu en Kasjmir hebben voorgedaan;
19. geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de recente aanvallen op Christenen in Orissa en met name in het district Kandhamal; beklemtoont dat de slachtoffers onmiddellijk hulp dienen te ontvangen en dat kerk en particulieren schadeloos moeten worden gesteld voor vernielingen die aan hun bezittingen zijn toegebracht; dringt er bij de autoriteiten op aan degenen die werden gedwongen hun dorpen te ontvluchten, een veilige terugkeer te waarborgen; beklemtoont dat alle beschuldigden zoals hoge politiefunctionarissen op korte termijn voor de rechter dienen te verschijnen; betreurt de dood van tenminste 35 mensen sinds het uitbreken van het geweld en doet een beroep op de deelstaat en de nationale autoriteiten alles te doen wat in hun vermogen ligt om de christelijke minderheid volledige bescherming te bieden;
20. is ingenomen met de snelle reactie van de Europese Commissie die meer dan 2 miljoen € aan noodhulp heeft vrijgemaakt voor de slachtoffers van de overstromingen in Noord-India en Nepal; geeft uiting aan zijn solidariteit met de bevolking van Bihar na de rampzalige overstromingen; doet een beroep op de EU en de VN om met de Indiase autoriteiten samen te werken bij het onderzoek naar de vraag waarom de loop van Indiase rivieren zo drastisch verandert, met het doel het overstromingsgevaar te beteugelen;
21. geeft uiting aan zijn diepe medeleven met de slachtoffers van terroristische bomaanslagen in India; wijst met name op de dood van meer dan 180 mensen in Mumbai in 2006 en van 60 mensen in Jaipur in mei 2008, en op een reeks bomaanslagen die op 13 september in Delhi heeft plaatsgevonden; spreekt een veroordeling uit van deze en alle andere terroristische aanvallen;
22. doet een beroep op de EU en India geen twijfel te laten bestaan over hun vaste wil om de plaag van het terrorisme, een van de belangrijkste bedreigingen van de internationale vrede en veiligheid, aan te pakken: dringt aan op nauwere samenwerking bij het uitwisselen van informatie en meent dat ernstig in overweging moet worden genomen om India een bevoorrechte status binnen Europol te verlenen;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de lidstaten, aan de Commissie en aan de regering van de Republiek India.
- [1] PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 589.
- [2] Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0214.
- [3] Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0366.
- [4] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0288.