Ontwerpresolutie - B6-0436/2008Ontwerpresolutie
B6-0436/2008

ONTWERPRESOLUTIE

17.9.2008

naar aanleiding van de verklaringen van de Europese Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Hannes Swoboda en Robert Goebbels
namens de PSE-Fractie
over stijgende voedselprijzen

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0428/2008

Procedure : 2008/2628(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0436/2008
Ingediende teksten :
B6-0436/2008
Aangenomen teksten :

B6‑0436

Resolutie van het Europees Parlement over stijgende voedselprijzen

Het Europees Parlement,

–  gezien de mededeling van de Commissie aan de Europese Raad en het Europees Parlement "Een energiebeleid voor Europa" (COM(2007)0001),

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 en het actieplan (2007-2009) van de Europese Raad voor een energiebeleid voor Europa (EBE),

-  onder verwijzing naar de resolutie van 26 september 2007 over een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid inzake energie,

-  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de olieprijzen de afgelopen drie jaar meer dan verdrievoudigd zijn en dat dit met een aandeel van 37% van olie in het energieverbruik van de EU een verwoestend effect heeft gehad op de economieën en huishoudingen in de EU,

B.  overwegende dat de inflatie van de energieprijzen een van de belangrijkste redenen is waarom de ECB het belangrijkste rentepercentage sinds juni 2007 niet heeft gewijzigd (4%) en dat niet verwacht wordt dat de ECB hier in de nabije toekomst verandering in zal aanbrengen,

C.  overwegende dat de olieprijs door verschillende factoren wordt beïnvloed, o.a. het gebrek aan investeringen in exploratie en raffinagecapaciteit, de aanzienlijke stijging van de vraag naar olie in de afgelopen jaren, waarbij de mondiale vraag naar energie - volgens schattingen van het IEA - tegen 2030 met meer dan 50% toeneemt en het energieverbruik van de opkomende economieën snel stijgt, de politieke instabiliteit in het Midden Oosten, het opraken van de oliereserves, natuurrampen en prijsspeculatie,

D.  overwegende dat energie een basisbehoefte van de mens is, maar dat een toenemend aantal EU-burgers hun energierekening niet kunnen betalen, en dat kwetsbare cliënten, waaronder ouderen, gehandicapten en gezinnen met een laag inkomen, het zwaarst worden getroffen,

E.  overwegende dat een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op het gebied van energie dat is gebaseerd op solidariteit, diversificatie en de bevordering van duurzaamheid, zou leiden tot synergieën die de continuïteit van de voorziening in de Europese Unie waarborgen, en de kracht van de EU, het vermogen om op het gebied van het buitenlands beleid op te treden en de geloofwaardigheid als mondiale speler zou vergroten,

1.  benadrukt dat de gevolgen voor de meest kwetsbare groepen op korte termijn moeten worden ondervangen, zo nodig via sociale maatregelen; verzoekt de Commissie maatregelen te nemen tegen het risico van toegenomen sociale uitsluiting als gevolg van hogere olieprijzen; bevestigt de noodzaak gebruik te maken van het Europees Sociaal Fonds bij de bestrijding van de werkloosheid die het gevolg is van de stijgende olieprijzen;

2.  geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de sociale gevolgen van de gestegen kosten voor huisvesting, verwarming en vervoer, met name voor arme en kwetsbare groepen met een laag inkomen en dringt er bij de lidstaten op aan passende maatregelen te nemen om de betaalbaarheid en de toegang tot deze diensten te waarborgen, waaronder gerichte inkomenssteun en subsidies ter verbetering van de energie-efficiëntie van het huishouden, ten einde de mobiliteit te garanderen en sociale uitsluiting en verpaupering te voorkomen; is in dit verband verheugd over het recente voorstel van de voorzitter van de Eurogroep dat de EU-lidstaten nationale minimuminkomens moeten vaststellen om alle Europeanen boven de armoededrempel uit te tillen;

3.  is van mening dat de Commissie dient te komen met een mededeling over de aanpak van de energiearmoede in de Europese Unie; verzoekt de lidstaten nationale definities van energiearmoede op te stellen en nationale actieplannen te ontwikkelen om energiearmoede uit te roeien; verzoekt de Commissie de door de lidstaten verstrekte gegevens te controleren en te coördineren en er tevens voor te zorgen dat universele en openbare dienstverplichtingen worden geëerbiedigd;

4.  verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het voorgestelde Consumentenhandvest voor energie juridisch bindend wordt en de rechten van de consument op duidelijke wijze uiteenzet; verzoekt de lidstaten ervoor te zorgen dat de nationale regelgevende instanties van hun bevoegdheden gebruik maken om de consument bij te staan;

5.  vestigt de aandacht op het feit dat deze stijgende energieprijzen nauw samenhangen met de financiële crisis en dat de kapitaalinjecties van centrale banken ter voorkoming van faillissementen wellicht geleid hebben tot een toename van speculatieve investeringen in grondstoffen; verzoekt het IMF en het Forum financiële stabiliteit dit "neveneffect" te beoordelen en er rekening mee te houden bij het doen van voorstellen voor mondiale remedies; verzoekt de Commissie in dit verband dringend concrete maatregelen voor te stellen die gericht zijn op een verbod van het in de EU aanbieden, verspreiden of bevorderen van financiële instrumenten, met inbegrip van verzekeringen en verzekeringsproducten, die verband houden met investeringsfondsen, wanneer de winst geheel of gedeeltelijk afkomstig is van speculatie met voedingsgrondstoffen;

6.  merkt met grote bezorgdheid de toenemende en divergerende inflatietrends op die met name verband houden met de energieprijzen binnen de EMU en in de Europese Unie als geheel; dringt er bij ECOFIN, de Eurogroep, de Europese Commissie en de ECB op aan gezamenlijk - in nauwe samenwerking met het Europees Parlement en de sociale partners - dringend een proactief macro-economisch desinflatiebeleid te ontwikkelen, met inbegrip van een proactief investerings- en loonbeleid, alsmede renteverlagingen om de economische groei en de vraag te stabiliseren;

7.  neemt kennis van de toename van de belastinginkomsten op energiegebied als gevolg van de recente stijgingen van de olieprijs; onderstreept het belang van een passend fiscaal beleid, onder meer in de huisvestingssector, als middel om de economische afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen, de klimaatverandering aan te pakken en stimulansen te creëren ter vergroting van de investeringen in energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en milieuvriendelijke producten; benadrukt dat de belastingstelsels tevens het beginsel van "de vervuiler betaalt" moet toepassen;

8.  dringt aan op een geïntegreerd EU-noodmechanisme voor de continuïteit van de voorziening waarbij de minimumolievoorraad in de EU van 90 naar 120 dagen wordt verhoogd en een minimum-gasvoorraad van ten minste 90 dagen wordt aangelegd;

9.  suggereert dat de wekelijkse publicatie (gebaseerd op gegevens uit het publieke domein zoals in de Verenigde Staten) van de Europese voorraden olie en olieproducten en de invoer en uitvoer, ingedeeld naar type product (ruwe olie, benzine, diesel, stookolie en andere olie), een beter beeld geeft van de druk op de wereldmarkt, het niveau van het Europese verbruik doet uitkomen, de tendens van marktdeelnemers om met zich met name op de Amerikaanse voorraden te richten, afremt en daarmede volatiliteit van de olieprijzen helpt beperken;

10.  is bezorgd dat veel regeringen van de lidstaten er niet in slagen prioriteit te verlenen aan de volledige en spoedige omzetting en naleving van de wetgeving op het gebied van energie-efficiëntie, ondanks de retoriek over het aanpakken van de klimaatverandering en de beperking van de energie-invoer van de EU; stelt verder vast dat de doelstelling van 20% voor hernieuwbare energie via diversificatie zal bijdragen tot meer stabiliteit op de energiemarkten en de consument op lange termijn kostenvoordelen zal bieden:

11.  stelt vast dat als gevolg van de olieprijzen in de energiesector momenteel omvangrijke winsten worden geboekt, zonder dat de noodzakelijke investeringen worden gepleegd ter ontwikkeling van de raffinagesector ten einde het hoofd te bieden aan de toenemende vraag; verzoekt de Commissie toezicht te houden op de prijsontwikkelingen, met name wat betreft de vraag wat het effect van de prijsstijgingen of -dalingen op de consument is; verzoekt de Commissie in dit verband verder voorstellen in te dienen hoe sociaal verantwoord ondernemen op EU-niveau er dient uit te zien;

12.  neemt kennis van de ongerechtvaardigde indexering van de olie- en gasprijzen in gascontracten voor lange termijn, waardoor de prijzen voor verwarming en elektriciteit worden opgedreven; verzoekt de Commissie deze koppeling te onderzoeken en met een passende beleidsreactie te komen;

13.  verzoekt de Commissie met spoed maatregelen in de vervoerssector te ontwikkelen, niet alleen met het oog op het waarborgen van de continuïteit van de voorziening van olieproducten, maar ook om milieuredenen; stelt vast dat het ter vermindering van de afhankelijkheid van de vervoerssector van olie van fundamenteel belang is zich te richten op een verschuiving van het vervoer over de weg naar het vervoer per spoor, via de binnenwateren of via de korte vaart, waarbij het vervoer van vracht en passagiers per spoor wordt bevorderd en opnieuw leven wordt ingeblazen, terwijl ook de korte vaart en de binnenvaart in de EU worden gestimuleerd;

14.  dringt aan op de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op energiegebied dat in aanzienlijke mate zou bijdragen aan de waarborging van de continuïteit van de energievoorziening in de EU als geheel, waarbij tegelijkertijd wordt gestreefd naar duurzaamheid in internationaal verband, zodat de EU-burger een aanzienlijke toegevoegde waarde wordt geboden naast de inspanningen op nationaal niveau; is van mening dat het energiebeleid, en met name de continuïteit van de energievoorziening, een geïntegreerd en prominent deel van het gemeenschappelijk buitenlands beleid dient uit te maken en dat bij alle aspecten van het buitenlands beleid met het energiebeleid rekening moet worden gehouden;

15.  neemt kennis van de gevolgen van de gestegen energieprijzen met name voor de ontwikkelingslanden en verzoekt de Commissie een strategie te ontwikkelen die zal helpen de ongunstige gevolgen van onbetaalbare energie voor de armsten te ondervangen; merkt op dat sterk gestegen energieprijzen internationale crises en conflicten kunnen veroorzaken die gevolgen hebben voor de democratie, de mensenrechten en de armoede, met name in de ontwikkelingslanden;

16.  is ervan overtuigd dat beginselen van het verdrag inzake het energiehandvest als leidraad moeten dienen voor het gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op energiegebied en voor de inspanningen van de EU wat betreft internationale samenwerking in de energiesector;

17.  verzoekt de EU de werkzaamheden in internationaal verband met de belangrijkste olieproducerende en -consumerende landen voort te zetten om het gebrek aan investeringen in boor- en raffinagecapaciteit aan te pakken, de productie op te voeren en te voldoen aan de voortdurend stijgende mondiale vraag naar olie;

18.  is verheugd over het opzetten van het internationaal partnerschap voor samenwerking op het gebied van de energie-efficiëntie (IPEEC) door de G8, China, India, Zuid-Korea en de EU in juni 2008; doet een beroep op de lidstaten van de IPEEC om bindende doelstellingen voor energie-efficiëntie vast te stellen die qua ambitie vergelijkbaar zijn met de doelstelling van de EU en een wetgevend kader te creëren dat het streven naar energie-efficiëntie vergemakkelijkt; dringt aan op een alomvattende en samenhangende mondiale strategie om het gebruik van alternatieve energiebronnen te bevorderen;

19.  dringt aan op de actieve betrokkenheid van Europese landen die geen lidstaten zijn zoals Noorwegen - de derde olie exporteur ter wereld - bij een gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid op energiegebied;

20.  steunt de initiatieven van de Commissie voor een intensievere dialoog op energiegebied met de landen in de zuidelijke Kaukasus, de regio rond de Kaspische Zee en Centraal-Azië alsook het Middellandse-Zeegebied en het Midden Oosten; is verheugd dat de EU is overgegaan tot een kritische en constructieve dialoog jegens de landen in de regio, waardoor een evenwicht wordt gevonden tussen het belang van de EU bij diversificatie van de olie- en gasleveranties en de doelstelling om in deze landen politieke hervormingen tot stand te brengen;

21.  dringt aan op de ontwikkeling van de bestaande en het creëren van nieuwe mechanismen in het kader van het Europese nabuurschapbeleid en de synergie voor de Zwarte Zee, hetgeen leidt tot een verdieping van de samenwerking met de doorvoerlanden - Oekraïne, Wit-Rusland, Moldova en de landen in de zuidelijke Kaukasus, de Mashreq en de Maghreb-landen - zodat grotere transparantie van de marktoperaties mogelijk wordt en stabiliteit wordt geboden voor de aanvoer en de doorvoer;

22.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.