Ontwerpresolutie - B6-0541/2008Ontwerpresolutie
B6-0541/2008

ONTWERPRESOLUTIE

15.10.2008

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Doris Pack
namens de Commissie buitenlandse zaken
over de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Bosnië en Herzegovina anderzijds

Procedure : 2008/2654(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0541/2008
Ingediende teksten :
B6-0541/2008
Aangenomen teksten :

B6‑0541/2008

Resolutie van het Europees Parlement over de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Bosnië en Herzegovina anderzijds

Het Europees Parlement,

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Thessaloniki (19-20 juni 2003) en de daaraan gehechte bijlage: "De agenda van Thessaloniki voor de westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie",

–  gezien het besluit van de Raad van 7 november 2005 om onderhandelingen aan te knopen met Bosnië en Herzegovina over een associatie- en stabilisatieovereenkomst,

–  gezien het feit dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst op 4 december 2007 is geparafeerd en op 16 juni 2008 is ondertekend,

–  gezien het besluit van de Raad en de Commissie over de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Bosnië en Herzegovina anderzijds (CNS(2008)08225),

–  gezien de routekaart voor visumliberalisatie die de Commissie op 5 juni 2008 aan Bosnië en Herzegovina heeft gepresenteerd,

–  gezien de interim-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen enerzijds en Bosnië-Herzegovina anderzijds, de daaraan gehechte bijlagen en protocollen, alsmede de gemeenschappelijke verklaring en de verklaring van de Europese Gemeenschappen die aan de slotakte zijn gehecht,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) de eerste alomvattende internationale overeenkomst tussen Bosnië-Herzegovina en de Europese Unie is waarin een contractuele relatie tussen de twee partijen tot stand wordt gebracht, die de overgang van Bosnië-Herzegovina naar een volledig functionerende staat, waarvan de toekomst in de Europese Unie ligt - zoals is verklaard op de Europese Top in Thessaloniki - zal vergemakkelijken,

B.  overwegende dat de overeenkomst de economie van Bosnië en Herzegovina kan stimuleren, daar zij bepalingen bevat die het land verplichten om zijn markt te liberaliseren, waardoor het concurrentievermogen van zijn bedrijven zal groeien en investeringen worden aangetrokken, om zijn rechtsstelsel te moderniseren door het efficiënter en transparanter te maken, en om zijn wet- en regelgeving geleidelijk aan te passen aan het acquis communautaire,

C.  overwegende dat de interim-overeenkomst, die sinds 1 juli 2008 van kracht is en die voorziet in afschaffing van alle handelsbeperkingen tussen beide partijen, de economie van Bosnië-Herzegovina op korte termijn onder druk kan zetten als gevolg van concurrentie van producten uit de EU en daling van douane-inkomsten,

D.  overwegende dat de overeenkomst bepalingen bevat inzake de versterking van de instellingen, de consolidering van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van minderheden,

E.  overwegende dat de overeenkomst voorziet in samenwerking tussen de partijen op gevoelige gebieden zoals visumregeling, asiel en migratie, witwassen, bestrijding van terrorisme en bestrijding van de georganiseerde misdaad,

F.  overwegende dat de uitvoering van de overeengekomen hervorming van het politieapparaat van Bosnië-Herzegovina gezien moet worden als onderdeel van het streven van het land om beter in staat te zijn om bovengenoemde kwesties aan te pakken,

G.  overwegende dat de overeenkomst ook ten doel heeft het peil van het algemeen onderwijs en beroepsonderwijs en -opleidingen, evenals het jeugdbeleid en het jeugdwerk, met inbegrip van niet-formele scholing, in Bosnië-Herzegovina te verbeteren,

H.  overwegende dat er grotere inspanningen nodig zijn om de verdeling langs etnische lijnen op te heffen en een werkelijke verzoening tussen de partijen tot stand te brengen; overwegende dat deze inspanningen in het bijzonder op de jongere generaties moeten worden gericht, door middel van gemeenschappelijke onderwijsprogramma's in beide entiteiten en door ontwikkeling van een gemeenschappelijk begrip van de tragische gebeurtenissen die zich in het land hebben afgespeeld,

I.  overwegende dat Bosnië-Herzegovina nog steeds in veel opzichten een land is dat is verdeeld langs etnische lijnen, wat een beletsel vormt voor de overgang van het land naar een goed functionerende staat en democratie,

J.  overwegende dat er nog steeds 125 072 personen officieel als ontheemd staan geregistreerd, waarvan, volgens de regering van Bosnië-Herzegovina, 8 000 binnenlands ontheemden nog steeds in collectieve centra leven, vooral omdat er in de gebieden waar zij vandaan komen geen passende woonruimte, infrastructuur en werkgelegenheid is,

K.  overwegende dat NGO’s die in Bosnië-Herzegovina actief zijn uitstekend werk verrichten met het draaglijker maken van de situatie van de binnenlands ontheemden en vluchtelingen,

L.  overwegende dat er ook 45.000 mensen officieel geregistreerd zijn die hulp nodig hebben bij de terugkeer naar hun woonplaats van voor de oorlog,

M.  overwegende dat oorlogsmisdaden op nationaal en plaatselijk niveau met gelijke vasthoudendheid, middelen en doelmatigheid moeten worden vervolgd,

1.  verwelkomt de ondertekening van deze belangrijke overeenkomst en verzoekt alle EU-lidstaten met klem deze snel te ratificeren; is ervan overtuigd dat deze overeenkomst de Europese vooruitzichten van Bosnië en Herzegovina consolideert en voor dit land een unieke gelegenheid vormt om vrede, stabiliteit en welvaart tot stand te brengen;

2.  herinnert de politieke leiders er in het bijzonder aan dat zij de hoofdverantwoordelijkheid dragen om deze kans te grijpen door voldoende blijk te geven van een vooruitziende blik en vastberadenheid bij de uitvoering van gezamenlijk de hervormingen op alle niveaus - staat, entiteit en lokaal bestuur - om het land te moderniseren en het efficiënter te maken en meer in overeenstemming te brengen met de EU-normen, met name door alle onnodige wettelijke en bestuursrechtelijke belemmeringen af te schaffen en de administratieve structuren te stroomlijnen; is van mening dat de federale overheidsinstanties prioriteit moeten geven aan concrete stappen in deze richting;

3.  herinnert in dit verband aan de verplichting van Bosnië-Herzegovina om in overeenstemming met de SAO en de interim-overeenkomst onder andere:

a.  geleidelijk alle kwantitatieve beperkingen op producten uit de EU af te schaffen,

b.  alle douaneheffingen af te schaffen volgens het overeengekomen schema,

c.  de goederenstroom via alle vervoermiddelen over het hele grondgebied van Bosnië-Herzegovina te vereenvoudigen, en

d.  een volledige inventaris op te maken van alle hulpprogramma's in het land, alle hulpprogramma's aanpassen aan de EU-wetgeving en een onafhankelijke instantie voor overheidssteun in het leven roepen;

4.  is van mening dat de overeenkomst de economie van Bosnië-Herzegovina een krachtige impuls kan geven omdat deze bepalingen bevat die het land verplichten tot marktliberalisering, waardoor het concurrentievermogen van het bedrijfsleven wordt vergroot en het land aantrekkelijker wordt voor investeerders, en tot het moderniseren van zijn wettelijk kader door dit efficiënter en transparanter te maken; spoort de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina aan de nodige maatregelen te nemen om de rechtstreekse buitenlandse investeringen in het land te vergroten;

5.  is van mening dat bovengenoemde maatregelen betekenen dat de bestuurlijke capaciteit van Bosnië en Herzegovina op alle niveaus versterkt moet worden, ook op het niveau van de staat, die erop moet toezien en ervoor moet zorgen dat de verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien worden nageleefd, ongeacht de vraag welke organen verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de SAO;

6.  herinnert eraan dat beide entiteiten vooruitgang moeten boeken in het privatiseringsproces, maar benadrukt dat dit proces onder transparante omstandigheden, binnen een adequaat regulerings- en rechtskader, moet worden uitgevoerd en dat de opbrengsten ervan moeten worden geïnvesteerd om een duurzame economische ontwikkeling in het land te bevorderen;

7.  roept het parlement van Bosnië-Herzegovina op om in nauwe samenwerking met de parlementen van de entiteiten toe te zien op de tenuitvoerlegging van de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) en de vaststelling van wetgeving in samenhang met de SAO en het Europees partnerschap te vergemakkelijken;

8.  is ervan overtuigd dat bepalingen betreffende samenwerking op gebieden zoals visumverstrekking, grensbewaking, migratie en bestrijding van de georganiseerde misdaad en terrorisme een krachtige impuls zullen vormen in Bosnië-Herzegovina om op basis van de onlangs goedgekeurde politiehervorming verder te gaan met de bevordering van samenwerking tussen de verschillende politie-instanties en de harmonisatie van procedures en praktijken; roept de politiemissie van de EU in Bosnië en Herzegovina op om bij te dragen aan dit proces;

9.  uit zijn tevredenheid over het feit dat de overeenkomst tevens het beginsel huldigt dat bij de toegang tot de stelsels van onderwijs en beroepsopleiding van Bosnië-Herzegovina niet gediscrimineerd mag worden op grond van geslacht, etnische origine of religie; denkt dat serieuze pogingen moeten worden ondernomen om de segregationistische structuren die in het land heersen te doorbreken; is van mening dat onderwijs en de vertrouwdheid die mensen met elkaar krijgen door vanaf jonge leeftijd samen te leven essentieel zijn voor het verzoeningsproces;

10.  meent dat de EU samenwerking op het gebied van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek moet bevorderen, met inbegrip van uitwisseling van docenten, tussen Bosnië-Herzegovina en andere landen van de regio en tussen deze landen en de EU; wijst in dit verband op de bijdrage die EU-programma's kunnen leveren aan deze doelstelling en de noodzaak om snel een nationaal agentschap op te richten dat zich bezig houdt met de uitvoering van deze programma's, die nu zijn open gesteld voor landen van de westelijke Balkan;

11.  verzoekt de onderwijsinstanties in Bosnië-Herzegovina met klem om nu eindelijk het nationale agentschap te installeren dat nodig is om de deelname van de burgers van Bosnië-Herzegovina mogelijk te maken aan de mobiliteitsprogramma's van de Gemeenschap die op verzoek van het Parlement open zijn gesteld voor de landen in de westelijke Balkan; is van mening dat de desbetreffende communautaire programma's niet alleen de mobiliteit van studenten en onderzoekers moeten vergroten, maar ook de samenwerking tussen onderwijsinstellingen van de entiteiten moeten bevorderen;

12.  is tevens van mening dat het EU-pretoetredingsinstrument, met het oog op de eventuele sociale en economische effecten van de inwerkingtreding van de interim-overeenkomst, steun moet verstrekken aan de modernisering van de socialezekerheidsstelsels van het land en de arbeidswetgeving, alsmede aan arbeidsmarktorganisaties en vakbonden, de verbetering van de vervoersinfrastructuur ten behoeve van de economische ontwikkeling en aan milieubeleid, om de vervuiling te verminderen, de energieconsumptie efficiënter te maken en het afvalbeheer te verbeteren; betreurt het des te meer dat de autoriteiten van Bosnië-Herzegonvian nog geen nationale coördinator voor het pretoetredingsinstrument hebben benoemd, zoals gevraagd was door de Commissie;

13.  verzoekt de Commissie maatregelen te ontwikkelen die zijn toegesneden op de bijzondere omstandigheden in Bosnië-Herzegovina om het proces van toetreding tot de EU te ondersteunen en te vergemakkelijken;

14.  dringt er bij de Europese Commissie op aan om het land te betrekken bij al haar initiatieven voor de bevordering van intermenselijke contacten, de ontwikkeling van een maatschappelijk middenveld en de versterking van de economische en sociale ontwikkeling van Bosnië-Herzegovina;

15.  is bezorgd over het gebrek aan vooruitgang met betrekking tot de terugkeer van vluchtelingen en binnenlands ontheemden, bijvoorbeeld in Posavina; onderstreept nogmaals de noodzaak om ervoor te zorgen dat lokale overheden meer betrokken zijn bij en zich inzetten voor het terugkeerproces, de noodzaak om gerichte activiteiten aan de basis te organiseren om de steun onder de bevolking voor terugkerende vluchtelingen en ontheemden te vergroten, de noodzaak om de bestaande infrastructuur en de publieke voorzieningen te verbeteren in de gebieden waar deze personen terugkeren, de noodzaak om arbeidsmogelijkheden voor terugkerende personen te scheppen en de noodzaak om pensioen-, ziektekostenverzekerings- en onderwijssystemen in heel Bosnië-Herzegovina te harmoniseren, zodat kan worden gewaarborgd dat de terugkeer onder veilige en waardige omstandigheden plaatsvindt, en duurzame resultaten kunnen worden behaald die daadwerkelijk bijdragen tot het proces van verzoening;

16.  herinnert in dit verband aan de belofte om de Verklaring van Sarajevo van 2005 ten uitvoer te leggen;

17.  is ervan overtuigd dat er meer inspanningen moeten worden verricht om de terugkeer van vluchtelingen en binnenlands ontheemden te vergemakkelijken, vooral vanwege de noodzaak om tegen 2011 een nieuwe volkstelling te houden, op basis van gedisaggregeerde gegevens, ten einde een geactualiseerd overzicht van de samenstelling van de bevolking van Bosnië-Herzegovina te verkrijgen;

18.  roept de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina op om werk te maken van de problemen van de 8 000 bewoners van de resterende collectieve centra, voor wie een veilige en waardige terugkeer mogelijk niet haalbaar is, en naar passende en waardige duurzame oplossingen voor deze groep te zoeken;

19.  meent dat er meer inspanningen moeten worden verricht voor de rechten van minderheden in Bosnië-Herzegovina, gezien de beperkte vorderingen op dit gebied; verwelkomt de wijziging van de kieswet in april van dit jaar, die de verkiezing van kandidaten die tot nationale minderheden behoren mogelijk maakt; betreurt het echter dat het aan de gemeentebesturen is overgelaten om te bepalen hoeveel zetels er beschikbaar zijn voor de nationale minderheden; benadrukt voorts dat de adviesraden inzake minderheden, die onlangs zijn ingesteld in de Republika Srpska en die volgens de plannen ook worden opgezet in de federatie Bosnië-Herzegovina, operationeel moeten worden; betreurt tenslotte de nog steeds aanwezige discriminatie tegen 'anderen' in de grondwet en kieswetten van Bosnië-Herzegovina;

20.  verlangt dat er meer middelen uit worden getrokken voor het verwezenlijken van de nationale actiestrategie inzake mijnen, die ten doel heeft om in 2009 alle mijnen in Bosnië-Herzegovina te hebben opgeruimd; wijst erop dat de belangrijkste uitdaging op dit gebied het gebrek aan financiële middelen voor de uitvoering van deze strategie is, en dringt er bij de relevante autoriteiten op aan de nodige middelen beschikbaar te stellen om dit project met de grootst mogelijke spoed uit te voeren;

21.  herinnert in dit verband aan de noodzaak om de reeds bestaande bepalingen inzake teruggave van eigendom daadwerkelijk uit te voeren, en dringt er bij de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina op aan hun aarzelingen op dit vlak te overwinnen;

22.  is er tevens van overtuigd dat er meer moet worden gedaan om het vraagstuk van vermiste personen en schadevergoedingen aan hun families op te lossen, en spreekt in dit verband zijn voldoening uit over het werk dat wordt verricht door de internationale commissie voor vermiste personen en het instituut voor vermiste personen in Bosnië-Herzegovina; toont zich ernstig bezorgd over de mogelijkheid dat het opzetten van concurrerende instanties op het niveau van de entiteiten dat werk zal ondergraven;

23.  is van mening dat meer aandacht besteed moet worden aan de vervolging van oorlogsmisdaden op het niveau van districten en kantons ten einde de verdeling van de bevoegdheden tussen het centrale en het lokale niveau te verduidelijken, en dat verzekerd moet worden dat rechtbanken en aanklagers over voldoende middelen beschikken, dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen politie en justitie wordt versterkt en dat de regelgeving die van toepassing is op nationaal, kantonaal en lokaal niveau wordt geharmoniseerd; verzoekt de Commissie en de landen van de westelijke Balkan stappen te ondernemen om de regionale en internationale samenwerking op dit gebied aanzienlijk te verbeteren;

24.  steunt in dit verband de strategie voor de vervolging van oorlogsmisdaden die momenteel in Bosnië-Herzegovina wordt ontwikkeld en die, door verduidelijking van het aantal mogelijke gevallen van oorlogsmisdaden, moet bijdragen aan de inventarisatie van de politieke, financiële en wetgevende besluiten die moeten worden genomen en de middelen die moeten worden vrijgemaakt om deze zaken te behandelen;

25.  maakt zich zorgen over het klimaat van intimidatie tegen de media, mensenrechtenactivisten en middenveldorganisaties in het algemeen in de Republika Srspka, en dringt er bij de politieke leiders op aan om te erkennen dat onafhankelijke media en NGO's een belangrijke rol spelen in het democratische leven in hun entiteit;

26.  betreurt het aangekondigde besluit van de Republika Srpska om zich unilateraal terug te trekken uit het staatsbedrijf voor de transmissie van elektriciteit en haar eigen onderneming op te richten door haar eerdere steun voor de overeengekomen hervorming in te trekken; wijst erop dat dit besluit de Bosnische inspanningen in het kader van het stabilisatie- en associatieproces (SAP) ondergraaft; herinnert de autoriteiten van de Republika Srpska eraan dat het SAP de meest doelmatige weg is om de bestaande administratieve barrières uit de weg te ruimen en regionale samenwerking weer op te pakken, met het oog op de verbetering van de vooruitzichten in Europees verband en de voorbereiding van het land op het lidmaatschap van de EU;

27.  dringt aan op adequate maatregelen in reactie op de bilaterale overeenkomst over immuniteit die Bosnië-Herzegovina, in verband met het Internationaal Strafhof, met de Verenigde Staten heeft gesloten, die niet in overeenstemming is met het gemeenschappelijk standpunt en de richtsnoeren van de EU;

28.  betreurt het dat hoewel Bosnië-Herzegovina voor grote uitdagingen staat in de strijd tegen corruptie, de georganiseerde misdaad, mensenhandel, witwassen van geld en drugshandel, de vooruitgang op dit gebied wordt gehinderd door politieke inmenging en een gebrek aan politieke wil en gebrekkige coördinatie tussen de verschillende agentschappen en politiekorpsen die op entiteitbasis zijn georganiseerd; dringt er bij de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina op aan om snel verdere actie te ondernemen om deze problemen aan te pakken;

29.  is van mening dat het debat over de toekomstige constitutionele structuur van het land gevoerd moet worden door het parlement van Bosnië-Herzegovina; dringt in dit verband aan op een transparant en open maatschappelijk debat, waarbij het maatschappelijk middenveld volledig wordt betrokken; is van oordeel dat een besluit over een constitutionele structuur het resultaat moet zijn van een vrijwillige overeenkomst tussen de verschillende politieke partijen in Bosnië-Herzegovina; is desondanks van mening dat de internationale gemeenschap en de speciale vertegenwoordiger van de EU een belangrijke rol te vervullen hebben bij de facilitering van het proces van constitutionele hervorming, en verzoekt deze om in samenwerking met de Venetië-commissie van de Raad van Europa de steun te verlenen die nodig is om dit debat te voeren;

30.  roept de lokale politici op om de noodzaak van een structurele staatshervorming in Bosnië-Herzegovina te erkennen; herinnert er echter aan dat deze hervorming alleen kan slagen als deze is gebaseerd op realistische uitgangspunten;

31.  herinnert eraan dat versterking van de centrale staat geen verzwakking van de entiteiten inhoudt, maar de voorwaarden schept voor een efficiënt bestuur dat zich op veel gebieden inzet voor het algemeen belang van de burgers van Bosnië-Herzegovina, bijvoorbeeld bij het tot stand brengen van een interne markt;

32.  herinnert de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina aan hun verplichting om volledig samen te werken met het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië, in het bijzonder met betrekking tot de arrestatie van de resterende voortvluchtigen, door mogelijke getuigen op te sporen en te beschermen en het Straftribunaal alle documenten en andere bewijzen te overleggen die nodig zijn voor het uitvoeren van gerechtelijke procedures en onderzoeken;

33.  betreurt het feit dat de electorale autoriteiten niet tegemoet zijn gekomen aan de zorgen van burgers van Bosnië-Herzegovina die tijdens de oorlog naar het buitenland zijn vertrokken maar desondanks hun kiesrecht willen uitoefenen; is van mening dat er in goede samenwerking met de buurlanden een oplossing moet worden gevonden om deze burgers in staat te stellen zich te registreren;

34.  is van mening dat de sluiting van het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger, waardoor de rol van de speciale vertegenwoordiger van de EU versterkt wordt, hoog op de politieke agenda moet blijven staan, voor zowel de internationale gemeenschap als de leiders ter plaatse; dringt er daarom bij de politieke leiders op aan om hun verantwoordelijkheden in dit opzicht na te komen en zich terdege in te spannen om te voldoen aan de vijf doelstellingen en twee voorwaarden die zijn vastgesteld door de Peace Implementation Council om de overgang van een Hoge Vertegenwoordiger naar een speciale vertegenwoordiger van de EU via een proces van consensus te verwezenlijken;

35.  is met name ontevreden over het gebrek aan vooruitgang bij het tot stand brengen van een regeling voor het district Brcko; waarschuwt politieke leiders in Bosnië-Herzegovina dat de uitspraak van het Hof van Arbitrage over de status van Brcko onherroepelijk is en niet in twijfel kan worden getrokken;

36.  roept de politici van Bosnië ook op om de noodzaak van een redelijke verdeling van eigendom tussen de staat en de andere bestuurslagen, een van de doelstellingen voor de sluiting van het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger, te erkennen; dringt er bij hen op aan serieuze onderhandelingen te beginnen om een oplossing voor dit reeds lang bestaande probleem te vinden; herinnert eraan dat de staat de noodzakelijke middelen dient toegewezen te worden om zijn taken te kunnen vervullen;

37.  herinnert de vertegenwoordigers van de internationale gemeenschap eraan dat hun gesprekspartners in Bosnië-Herzegovina de instellingen van dit land zijn, niet de leiders van de belangrijkste politieke partijen; is daarom van mening dat de instellingen van Bosnië-Herzegovina moeten worden betrokken bij en zelfs de hoofdrolspelers moeten worden in het hervormingsproces dat dit land moet uitvoeren;

38.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de regering van Bosnië en Herzegovina en de Hoge Vertegenwoordiger voor Bosnië en Herzegovina.