ONTWERPRESOLUTIE
20.10.2008
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Martin Schulz, Hannes Swoboda, Robert Goebbels, Pervenche Berès, Linda McAvan en Jan Marinus Wiersma
namens de PSE-Fractie
over de resultaten van de Europese Raad in Brussel van 15 en 16 oktober 2008
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0543/2008
B6‑0552/2008
Resolutie van het Europees Parlement over de resultaten van de Europese Raad in Brussel van 15 en 16 oktober 2008
Het Europees Parlement,
– gezien de conclusies van het voorzitterschap na de bijeenkomst van de Europese Raad van 15-16 oktober 2008,
– gezien het verslag van de Europese Raad en de verklaring van de Commissie over de bijeenkomst van de Europese Raad van 15-16 oktober 2008,
– gezien de op 14 mei 2008 aangenomen conclusies van de Raad over het toezichtskader van de EU en regelingen inzake financiële stabiliteit, alsmede de conclusies van de Raad over daarmee verband houdende onderwerpen naar aanleiding van zijn bijeenkomsten van 3 juni 2008, 4 december 2007 en 9 oktober 2007,
– gezien de recente goedkeuring in de commissie van het Europees Parlement van alle wetgevingsvoorstellen die samen het maatregelenpakket inzake energie en klimaatverandering vormen,
– gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de huidige financiële crisis, die veroorzaakt is door financiële constructies met subprime hypotheken en afgeleide producten uit de Verenigde Staten, zich als gevolg van de steeds grotere integratie van de financiële markten over het financiële systeem van de hele wereld heeft verspreid ,
B. overwegende dat innovatie op de financiële markten weliswaar nuttig is, maar dat deze financiële producten gereguleerd moeten worden en transparant moeten zijn om de juiste balans tussen efficiency en stabiliteit te verzekeren en potentiële risico's te voorkomen die een duurzame groei, de werkgelegenheid en de sociale cohesie kunnen ondermijnen,
C. overwegende dat de financiële markten in dienst van de werkelijke economie zouden moeten staan in plaats van de huidige situatie waarin winsten naar particuliere personen gaan en verliezen voor rekening van de samenleving komen,
D. overwegende dat de beloningsregelingen voor bestuurders en tussenpersonen, in plaats van individuele prestaties en bedrijfsprestaties te weerspiegelen, aanzetten tot het nemen van buitensporige risico's op de korte termijn, ten koste van de noodzakelijke prestaties op de lange termijn en een zorgvuldige en verantwoorde bedrijfsvoering,
E. overwegende dat de huidige crisis aantoont dat er een hervorming en versterking nodig is van de structuur en de doelmatigheid van het momenteel versnipperde toezicht op EU-niveau, dat geen gelijke tred heeft gehouden met de integratie en het complexe karakter van de financiële markten,
F. overwegende dat het Europees Parlement al meerdere jaren de Commissie en de lidstaten herhaaldelijk heeft verzocht ervoor te zorgen dat de regulering van en het toezicht op de financiële markten voldoende doeltreffend is om de stabiliteit te waarborgen en de spaartegoeden, pensioenen en banen van Europese burgers te beschermen,
G. overwegende dat de Commissie, en in het bijzonder de commissaris die belast met financiële zaken, te passief is geweest en consequent heeft geweigerd adequaat te reageren op de verzoeken van het EP om wetgevingsmaatregelen ter verbetering van de regulering van de financiële markten,
H. overwegende dat de Commissie gevolg moet geven aan het verzoek van het Europees Parlement om wetgevingsvoorstellen in te dienen voor eind 2008, zoals verwoord in de verslagen van Rasmussen, Lehne en Van den Burg/Daianu, die door een grote meerderheid in het EP zijn goedgekeurd.
I. overwegende dat de gemeenschappelijke munt een sleutelrol heeft gespeeld in het opvangen van de gevolgen van de mondiale financiële crisis, en zo een grote crisis op het vlak van de wisselkoersen heeft voorkomen,
J. overwegende dat de parlementaire procedures voor de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon in 24 lidstaten zijn voltooid,
K. overwegende dat de institutionele hervormingen van het Verdrag van Lissabon dringend uitgevoerd moeten worden om te waarborgen dat de Europese Unie soepel en evenwichtig, en onder volledige democratische controle kan functioneren
L. overwegende dat voor de belangrijke politieke gebeurtenissen van 2009, en met name de Europese verkiezingen en het aantreden van een nieuwe Europese Commissie, duidelijkheid nodig is over de institutionele bepalingen die van toepassing zijn,
Economische en financiële situatie
Financiële markten crisismanagement en hervormingen op de lange termijn
1. is ingenomen met de conclusies van de Europese Raad over de economische en financiële situatie alsmede met het actieplan van de EU-15, dat is overeengekomen op 12 oktober, om banken te redden, de solvabiliteit te garanderen en garanties voor te stellen om de markt tussen banken te herstellen; uit zijn waardering voor het Britse plan, dat door de leden van de Eurozone als een model wordt beschouwd en dat de verbanden tussen de financiële markten van het VK en de Eurozone heeft aangetoond; meent dat de allereerste bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van de Eurozone, die in deze hoedanigheid beslissingen neemt, bijdraagt tot een groter evenwicht tussen de economische en monetaire Unie, en om verdere uitwerking vraagt;
2. acht van cruciaal belang dat de lidstaten blijk geven van een vastberaden inzet en efficiënt management om de voorwaarden voor de goederenmarkt te herstellen, daar deze de sleutel is tot vertrouwen; onderstreept echter dat het de taak van de Commissie is om de uitvoering van deze nationale plannen nauwlettend te volgen; betreurt het gebrek aan anticipatie en het feit dat de Raad en de Commissie pas in actie gekomen zijn toen wat gezien werd als beroering op de financiële markten uitdraaide op een ernstige crisis;
3. verzoekt de Raad en de Commissie de noodzakelijke solidariteit tussen de lidstaten in stand te houden, in het bijzonder door de landen die harder getroffen zijn meer steun te geven;
4. merkt op dat meer transparantie, meer openheid van zaken en een beter risicomanagement van essentieel belang zijn voor het voorkomen van verdere crisissituaties, en dat de hervorming van de regelgeving daarom alomvattend moet zijn, en moet gelden voor alle actoren en transacties op de financiële markt; onderstreept dat initiatieven inzake regulering tenminste op EU-niveau gecoördineerd moeten worden; wijst erop hoe belangrijk het is belastingparadijzen en vrijhavens met een losse regelgeving overal ter wereld aan te pakken, om te beginnen met die in de EU; dringt er derhalve bij de Commissie op aan onmiddellijk haar voorstel voor een herziening van de richtlijn spaarbelasting in te dienen;
5. onderstreept de noodzaak van een coördinatie op Europees niveau zoals het bieden van een garantie in de gehele EU voor tegoeden en passiva van instituties die van het belang voor het systeem zijn; stelt vast dat deze garantie op de korte termijn ook betrekking moet hebben op onderlinge leningen zonder garanties van gereguleerde instituties, zodat de interbancaire markt nieuw leven wordt ingeblazen; juicht het toe dat alle lidstaten dezelfde aanpak volgen, maar dringt erop aan dat zij dit doen ongeacht de nationaliteit van de financiële instellingen die in de diverse landen actief zijn, om een vergelijkbare uitgangspositie voor iedereen te scheppen; is van mening met de Europese Raad dat bij maatregelen die op nationaal niveau worden genomen, rekening moet worden gehouden met grensoverschrijdende effecten ervan met betrekking tot risico's voor het systeem, het solvabiliteitsniveau, concurrentieverstoring en toezichtsmechanismen;
6. hecht zijn goedkeuring aan het besluit van de Raad om de rol van de EIB als geldverstrekker en lener te versterken, maar meent dat de bank de taak zou moeten krijgen te helpen bij de herkapitalisatie van banken, als een Europese crisisbeheersingsmaatregel ter aanvulling op de nationale plannen;
7. wijst erop dat de belastingbetalers en de begrotingen van de lidstaten erbij gediend zijn dat telkens wanneer overheidsgeld wordt gebruikt om een financiële instelling te redden, er als tegenprestatie verbeteringen moeten komen op het gebied van openbaar toezicht, beter bestuur, beperkingen op excessieve beloningsregelingen, adequate veranderingen van het businessmodel en een strikte verantwoordingsplicht tegenover de overheidsautoriteiten; dringt aan op richtsnoeren van de Commissie om te zorgen voor een geharmoniseerde implementatie van het plan;
8. benadrukt dat beloningsregelingen voor bestuurders van financiële instellingen ertoe hebben bijgedragen dat het zwaartepunt op risico en winst op de korte termijn is komen te liggen; betreurt het dat de Europese Raad alleen aandringt op verantwoording, en verzoekt de Commissie daarom dringend wetgevingsvoorstellen in te dienen over compensatie- en beloningsregelingen die 1) ervoor zorgen dat financiële instellingen hun beloningsbeleid openbaar maken, in het bijzonder de bezoldigings- en beloningsregelingen voor bestuurders en tussenpersonen, 2) ervoor zorgen dat alle transacties waarbij het management betrokken is duidelijk in de financiële overzichten tot uiting komen, en 3) ervoor te zorgen dat de instanties voor prudentieel toezicht bij hun beoordeling van het risicobeheer mede rekening houden met de invloed van de bezoldigingen, bonusregelingen en belastingheffing, zodat ervoor gezorgd wordt dat zij evenwichtige stimulansen bevatten en niet aanzetten tot het nemen van extreme risico's;
9. onderstreept dat alle criminele of frauduleuze handelingen die in het kader van de crisis aan het licht komen, moeten worden bestraft volgens de bestaande nationale wetgeving en gerechtelijke procedures; voorts bestuurders van financiële instellingen die zijn veroordeeld voor plichtsverzuim of onwettige handel moeten worden geschorst of hen moet worden verboden te werken in alle of in relevante delen van de financiële sector;
10. constateert dat de koersdalingen nog versterkt zijn door boekhoudmethoden die zich op de dagelijkse marktwaarde baseren; verzekert dat het Europees Parlement in zekere omstandigheden akkoord gaat met een zekere mate van flexibiliteit inzake de waardering volgens de waarde in het economisch verkeer ("fair value accounting"), zoals voorgesteld door de IASB, maar is van mening dat dit niet het onderliggende concept mag ondermijnen; dringt erop aan dat het volledig betrokken wordt bij de toekomstige goedkeuring van de boekhoudnormen in de EU en de hervorming van de bestuursstructuur van de IASB;
11. betreurt het dat de Commissie niet eerder is overgegaan tot regulering van kredietbeoordelingsinstellingen maar juicht haar huidige voorstel toe; onderstreept dat er in dit voorstel voor gezorgd moet worden dat kredietbeoordelingsinstellingen hun beoordelingsactiviteiten moeten scheiden van eventuele andere diensten (zoals adviesverlening over structuurtransacties) die zij verlenen in verband met enige verplichtingen of entiteiten die onder hun beoordelingsactiviteiten vallen, en dat moet worden gewaarborgd dat kredietbeoordelingsinstellingen consistente en juiste beoordelingsterminologie gebruiken, transparantie en duidelijkheid betrachten, en gegevens over complexe financiële producten verstrekken; meent dat het voorstel er ook voor zorgen dat de effectisering en het kredietbeoordelingsproces niet leiden tot een ongerechtvaardigde verhoging van de totale waarde van het geëffectiseerde product tot boven de waarde van de onderliggende activa, en dat het van kredietbeoordelingsinstellingen moet verlangen worden dat zij meer informatie geven en asymmetrische informatie en onzekerheid elimineren dan wel meer duidelijkheid verschaffen en wijzen op conflicterende belangen;
12. merkt in dit verband op dat de huidige netwerken van nationale toezichthouders, de toezichtvoorschriften en de memoranda of understanding zonder rechtskracht wellicht niet voldoende zijn voor het opvangen van een grote crisis die optreedt omdat de markten niet meer functioneren of als gevolg van de activiteiten van grensoverschrijdende financiële groepen; betreurt ten zeerste dat de conclusies van de Europese raad niet adequaat op dit probleem ingaan en verzoekt de Commissie dringend wetgevingsvoorstellen in te dienen voor eind 2008, op basis van het verslag Van den Burg/Daianu over de toekomstige structuur van het toezicht;
13. neemt tot zijn tevredenheid kennis van het feit dat de Commissie het voornemen heeft een groep op hoog niveau in te stellen die een solide en duurzaam toezichtstelsel moet opstellen dat voor een betere sector- en grensoverschrijdende integratie en coördinatie moet zorgen; staat erop dat het EP inspraak heeft over de samenstelling en het secretariaat, en benadrukt hoe belangrijk het is dat de groep een duidelijk mandaat heeft, binnen een kort tijdsbestek, en rapporteert aan de Raad, de Commissie en het EP;
14. neemt kennis van de opzet van een financiële-crisiscel op hoog niveau maar betreurt het dat het slechts om een officieus instrument gaat voor waarschuwing, uitwisseling van gegevens en beoordeling; bekritiseert ten stelligste de afwezigheid van het EP in deze crisiscel; steunt de oprichting van een krachtiger systeem van vroegtijdige waarschuwing onder beheer van de Commissie, met coördinatie- en uitvoeringsbevoegdheden, waarin de comités van niveau 3 moeten deelnemen;
15. wijst op het belang van een versterkte coördinatie op EU-niveau vóór de G8-bijeenkomsten en gelooft er stellig in dat wereldomspannende antwoorden op de crisis nodig zijn, die de invoering van een nieuwe financiële orde moeten nastreven, met de hervorming van de Bretton-Woodsinstellingen; steunt de benadering van de Europese raad in dit opzicht en steunt een eventuele rol voor het IMF in het mondiale toezicht en als monetaire arbiter; steunt de oproep van het IMF tot massaal ingrijpen op internationaal niveau om de wereldeconomie te stimuleren;
16. dringt erop aan dat allerlei maatregelen die in de nabije toekomst moeten worden genomen door internationale organisaties, de EU of op nationaal niveau, moeten waarborgen dat een dergelijke fundamentele crisis niet meer kan voorkomen en ervoor zorgen dat financiële diensten in het belang van de werkelijke economie, en met name van de groei en de werkgelegenheid werken;
17. onderkent dat de huidige financiële crisis de verantwoordelijkheid van de EU voor de armen in de wereld niet mag ondergraven, en er niet toe mag leiden dat de toezeggingen inzake ontwikkelingsbijstand, die van essentieel belang zijn voor het bereiken van de Millenniumontwikkelingsdoelen, worden teruggeschroefd;
De effecten op de werkelijke economie
18. is verheugd over het recente besluit van de ECB om de rente binnen de eurozone te verlagen, maar dringt aan op een verdere duidelijke en sterke stap in dit verband;
19. onderstreept met nadruk dat Europese macro-economische beleidsvormen snel en zeer gecoördineerd moeten reageren om de werkelijke economie zoveel mogelijk tegen een diepe recessie te beschermen; dringt er daarom bij de lidstaten en de Commissie op aan ten volle gebruik te maken van het herziene Stabiliteits- en groeipact door aanwending van zijn anticyclische mechanismen en benutting van de extra uitgaven voor het bevorderen van structurele veranderingen en een overheidsfinanciering van hoge kwaliteit; in overeenstemming met de doelstellingen van Lissabon;
20. wijst op de noodzaak van ingrijpen met betrekking tot de financiële stabiliteit en risico's die het systeem bedreigen; dringt er bij de Commissie en de Raad op aan de Lissabonagenda nieuw leven in te blazen en de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten aan te passen in deze tijd van economische verstoring tot het einde van het jaar, met het oog op de bescherming van de banen en het inkomen van de EU-burgers;
21. is van oordeel dat door een gelijktijdige en gecoördineerde aanpak door de lidstaten ten opzichte van groei-intensieve uitgaven, de stimulering van particuliere investeringen en gezamenlijke initiatieven op het gebied van de privaat-publieke samenwerking aanzienlijke synergieën kunnen worden gemobiliseerd, die een doelmatige allocatie van middelen ondersteunen en een krachtige impuls geven aan de reële economie en werkgelegenheid over geheel Europa in de huidige buitengewoon moeilijke economische situatie; dringt aan op verdere steunmaatregelen ter ondersteuning van de KMO's in aanvulling op de recente maatregelen van de EIB; dringt verder aan op maatregelen ter ondersteuning van de koopkracht van de minder welgestelden en ter bescherming van kwetsbare groepen tegen werkloosheid en prijsstijgingen;
22. is bijzonder ingenomen met de snelle en alomvattende reactie van de Europese Commissie met betrekking tot de toepassing van de regels inzake staatshulp ten aanzien van de maatregelen die genomen zijn ten opzichte van de financiële instellingen; doet met het oog op een strenge monitoring ten aanzien van de noodmaatregelen een beroep op de Commissie om een interdisciplinair team op te richten, dat ook deskundigen van DG COMP, de 3L3 toezichthouders en het Europese Systeem van Centrale Banken omvat, om expertise en know-how te bundelen en te garanderen dat er door alle lidstaten evenwichtige, onpartijdige en kwalitatief hoogstaande besluiten worden genomen;
Verdrag van Lissabon
23. merkt op dat het besluit van de Europese Raad om op zijn zitting van december de hoofdlijnen vast te stellen voor "een oplossing en een gemeenschappelijk te volgen pad" voor de ratificatie van het Verdrag van Lissabon; onderstreept dat de huidige financiële crisis en de recente geopolitieke crisis met betrekking tot de gebieden rondom de Zwarte Zee de noodzaak aantonen van een sterkere capaciteit om op te treden, zoals die door het Verdrag van Lissabon wordt geboden;
24. doet een beroep op Ierland om vast te stellen hoe andere lidstaten behulpzaam kunnen zijn in de ratificeringsprocedure;
25. beklemtoont nogmaals dat het zowel de resultaten van het Ierse referendum als de resultaten van de ratificatieprocedures in de andere lidstaten respecteert en dat het mogelijkheden ziet om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de Ierse bevolking, ten einde zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden die voor eenieder aanvaardbaar is;
Energie en klimaatverandering
26. verheugt zich over de vastbeslotenheid van de Europese Raad om zich, ondanks deze moeilijke tijden voor de economie, te houden aan de toezeggingen die in maart 2007 en maart 2008 werden gedaan; verzoekt de Raad van ministers om tegen december 2008 tot overeenstemming te komen over de wetgevingsvoorstellen van het klimaatverandering- en energiepakket, daarbij rekening houdend met de effecten daarvan op investeringen en werkgelegenheid;
27. benadrukt dat met betrekking tot het realiseren van de voorgenomen nationale doelstellingen voor hernieuwbare energieën de verplichte interim-streefcijfers voor de lidstaten moeten prevaleren ten einde de naleving van de richtlijn te verzekeren;
28. herhaalt dat deze voorstellen een coherent energiepakket vormen en dat de hand moet worden gehouden aan de balans en de fundamentele parameters ervan, en dringt er bij de Raad van ministers op aan om zijn toezeggingen na te komen in nauwe samenwerking met het Europees Parlement, ten einde spoedig tot overeenstemming te geraken;
29. wijst nogmaals op de noodzaak om het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van prestatienormen voor de emissies van nieuwe passagiersauto's in de geïntegreerde aanpak van de Gemeenschap tot vermindering van de CO2-emissies van lichte motorvoertuigen op te nemen als een van de wetsvoorstellen in het algemene pakket van maatregelen inzake klimaatverandering en energie;
30. verplicht zich tot nauwe samenwerking met de Raad van ministers ten einde zo spoedig mogelijk tot overeenstemming te komen over de wetgevingsvoorstellen van het maatregelenpakket op het gebied van klimaatverandering en energie,
31. merkt op dat het Raadsvoorzitterschap en de Commissie tijdens de komende onderhandelingen rekening zullen houden met de situatie van elke lidstaat en hoopt dat zij passende oplossingen zullen vinden voor de verschillende takken van industrie die problemen zullen ondervinden van het pakket van maatregelen tegen de klimaatverandering, ten einde deze te helpen de werkgelegenheid in stand te houden en hun concurrentievermogen te handhaven; herinnert de Europese Raad eraan dat dit pakket ook zal leiden tot de schepping van nieuwe arbeidsplaatsen en Europa zal helpen zich een concurrentievoordeel te verwerven bij de ontwikkeling van groene technologieën;
Zekere energievoorziening
32. verwelkomt de voorstellen en het ontwerpverslag van het Raadsvoorzitterschap over een zekere energievoorziening; vraagt om een snelle uitvoering van de voorstellen; ziet met spanning uit naar het komende strategische overzicht inzake het energiebeleid van de Commissie, dat naar verwachting in november 2008 zal worden gepubliceerd, en de Voorjaarszitting van 2009 van de Europese Raad, waarop een evaluatie zal worden verricht van het actieplan "Een energiebeleid voor Europa" en van de goedkeuring van de nodige maatregelen op het gebied van de zekere energievoorziening;
33. is van oordeel dat door diversificatie van de energiebronnen, met een opvoering van het gebruik van inheemse energiebronnen, gedecentraliseerde energieproductie en maatregelen tot energiebesparing, de veiligheid van de energiebevoorrading zal worden verbeterd; onderstreept dat een zekere energievoorziening voor de Europese Unie van prioritair belang is; benadrukt in dit verband dat de ontwikkeling van gemeenschappelijke EU-projecten op het gebied van hernieuwbare energiebronnen een belangrijke rol moet spelen bij het garanderen van een zekere energiebevoorrading, met gelijktijdige verzekering van de vervulling van de streefdoelen van Lissabon en Gotenburg;
34. ondersteunt de roep om een snellere tenuitvoerlegging van het Europese Actieplan voor efficiënt energiegebruik, maar merkt tegelijkertijd op dat veel regeringen van lidstaten hieraan niet de vereiste prioriteit geven en nalaten om wetgeving op dit gebied in nationaal recht om te zetten en daadwerkelijk ten uitvoer te leggen; benadrukt de noodzaak van een nieuw, meer alomvattend initiatief op het gebied van efficiënt energiegebruik, vooral ten aanzien van de sectoren bouwnijverheid, goederenvervoer en openbaar personenvervoer;
35. is van oordeel dat een volledig operationele interne markt van wezenlijk belang is voor een zekere energiebevoorrading en merkt op dat de energiemarkt van de EU nog niet volledig voltooid is; stemt in met de oproep om nog voor het einde van het onderhavige mandaat een laatste hand te leggen aan het wetgevingspakket voor de interne energiemarkt; doet een beroep op de Raad om onderhandelingen met het Europees Parlement te beginnen over het pakket voor de interne energiemarkt op basis van de politieke overeenkomst die op 10 oktober binnen de Raad van ministers voor energie werd bereikt;
36. staat achter de oproep van de Raad om de van kritiek belang zijnde infrastructuur te versterken en aan te vullen; doet een beroep op de Commissie om uitvoering te geven aan de transeuropese energienetwerken en een prioritair interconnectieplan op te stellen, waarbij niet voorbij mag worden gezien aan infrastructuur en opslagfaciliteiten voor de opvang van vloeibaar gemaakt aardgas en de hervergassing daarvan; is tevreden over de bijzondere aandacht die geschonken werd aan de geïsoleerde regio's van de EU; benadrukt het belang van een verdere ontwikkeling van de Europese interconnectie- en netwerkinfrasttructuur voor het op de markt brengen van toenemende hoeveelheden van met windkracht opgewekte elektriciteit; merkt op dat er voor grensoverschrijdende interconnecties speciale maatregelen vereist zijn, zoals preferentiële financiering of belastingvrijstellingen; merkt op dat voltooiing van de nog ontbrekende segmenten van de Transeuropese Netwerken zal bijdragen tot zowel een verbetering van de zekere energiebevoorrading als tot de voltooiing van de interne markt;
37. dringt aan op een geïntegreerd mechanisme voor noodgevallen van de EU voor een zekere energiebevoorrading, dat voorziet in een verhoging van de minimale voorraden in de EU van 90 dagen verbruik tot 120 dagen, en de ontwikkeling van aardgasvoorraden equivalent aan tenminste het verbruik van 90 dagen; merkt op dat voor deze minimumomvang van de voorraden een effectieve coördinatie tussen de lidstaten vereist is, alsook flinke investeringen;
38. stelt voor om door de wekelijkse publicatie (gebaseerd op gegevens op het publieke domein, zoals in de Verenigde Staten) van de omvang van de Europese voorraden aardolie en aardolieproducten, en van de importen en exporten (ruwe aardolie, benzine, diesel, stookolie e.a.) een beter beeld te geven van de druk die er op de wereldmarkt bestaat;
39. dringt aan op de ontwikkeling van een gemeenschappelijk Europees buitenlandsbeleid in energiekwesties, dat een belangrijke bijdrage zou leveren aam het garanderen van een zekere energievoorziening voor de gehele EU, terwijl tegelijkertijd op internationaal vlak de duurzaamheidsdoelstelling wordt nagestreefd, hetgeen de burgers van de EU een belangrijke toegevoegde waarde zou opleveren bovenop wat met nationale inspanningen kan worden bereikt; is van oordeel dat het energiebeleid, en met name de continuïteit van de energievoorziening, een integraal en vooraanstaand bestanddeel moet worden van het gemeenschappelijk buitenlands beleid, en dat in alle facetten van het buitenlandsbeleid rekening moet worden gehouden met het energieaspect;
40. is ervan overtuigd dat de beginselen van het Verdrag inzake het Energiehandvest (EHV) de leiddraad moeten vormen voor het Europees buitenlandbeleid in energiekwesties en voor de internationale samenwerking van de EU in de energiesector;
41. onderstreept de noodzaak van een sterkere samenwerking met de nabuurlanden in de regio van de Zwarte Zee in een institutioneel en multilateraal kader, dat ook kwesties omvat in verband met de zekerheid van de energievoorziening en het energietransport en de transparantie van de werking van de markt; is van mening dat buurlanden als Kazachstan betrokken dienen te worden bij de belangen die verband houden met de stabiliteit en energiestromen van de gehele regio; is gezien het belang van het partnerschap met Kazachstan tevreden over de verbeterde samenwerking met Oezbekistan en dringt aan op een her-evaluatie van de opschorting van de voorgenomen interim-overeenkomst op handelsgebied;
42. verlangt een intensievere energiedialoog met de landen van de zuidelijke Kaukasus, het gebied van de Kaspische Zee en Centraal-Azië, alsook met de landen van het Middellandse-zeegebied en het Midden-oosten;
Europees Pact voor immigratie en asiel
43. begroet het initiatief van het Franse Voorzitterschap voor een Europees Pact inzake immigratie en asiel; is evenwel van mening dat dit een stap terug betekent vergeleken met de door de Europese Raad van Tampere in 1999 geproclameerde doelstelling van een gemeenschappelijk beleid van de EU op het gebied van immigratie en asiel en dat het geen opsomming bevat van concrete wetgevende maatregelen, vooral ten aanzien van de vaststelling van uniforme voorwaarden in de lidstaten voor legale binnenkomst en verblijf van burgers van derde landen, zonder hetwelk de oproep om niet tot massale regulariseringen over te gaan van zuiver symbolische betekenis is;
44. betreurt het feit dat in de algemene benadering van het Pact het integratiebeleid en burgerschap slechts een marginale rol spelen; is van oordeel dat een Gemeenschappelijk Immigratiebeleid gebaseerd moet zijn op de veronderstelling dat migranten individuele leden van de samenleving en potentiële burgers zijn en dat het duidelijke en effectieve beleidsmaatregelen moet omvatten op het gebied van sociale inclusie en integratie, vooral in het licht van een omvattender voorstel van de EU ten aanzien van de regio rondom de Zwarte Zee;
Follow-up van de Europese Raad van 1 september 2008
45. is ingenomen met het standpunt van de Raad ten aanzien van de situatie in Georgië, herinnert aan de toezeggingen die gedaan werden in de overeenkomsten van 12 augustus en 8 september , benadrukt dat de terugtrekking van de Russische troepen uit de gebieden die aan Zuid-Ossetië en Abchazië grenzen een eerste stap is en dringt aan op een veilige en snelle terugkeer van de vluchtelingen, vergezeld van de stationering van waarnemers van de EU ter plaatse; betreurt de mislukking van de besprekingen tussen Rusland en Georgië op 15 oktober 2008 in Genève;
46. spreekt zijn tevredenheid uit over het besluit om steun te verlenen aan de oostelijke buren van de EU en verzoekt de Raad om het Europees Parlement te raadplegen over het toekomstige "Oostelijke Partnerschap";
47. steunt het besluit van de Raad om het verbod op politieke contacten met de autoriteiten van Wit-Rusland op te heffen en om voor zes maanden het visumverbod op te heffen voor bepaalde Witrussische functionarissen, waaronder president Loekasjenko; verzoekt de Raad en de Commissie door te gaan met het voeren van de dialoog ten aanzien van Wit-Rusland, stoelend op een strikte voorwaardelijke benadering; verzoekt de Raad en de Commissie na te denken over de selectieve toepassing van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsbeleid en de mensenrechten- en democratie-instrumenten op Wit-Rusland door meer steun toe te kennen aan het Witrussische maatschappelijk middenveld; benadrukt dat de democratische oppositie van Wit-Rusland ten volle moet worden betrokken bij de dialoog tussen de EU en Wit-Rusland; staat erop dat de Witrussische autoriteiten een einde maken aan het de facto bestaande inreisverbod voor leden van het Europees Parlement; verzoekt de Raad om nadere stappen te doen om het voor burgers van Wit-Rusland gemakkelijker te maken een visum te verkrijgen, waarbij ook moet worden gedacht aan een verlaging van de kosten van visa voor burgers van Wit-Rusland die het Schengen-gebied willen binnengaan, aangezien dergelijke maatregelen van essentieel belang zijn om de contacten tussen de volkeren te vergemakkelijken en intensiveren en het land te democratiseren; spreekt zijn steun uit voor een nauwere samenwerking met Wit-Rusland op gebieden van wederzijds belang, zoals handel, vervoer, milieu, energie, douanekwesties enz.
48. beklemtoont dat de lidstaten, tegen de achtergrond van de huidige voedselcrisis, hun toezeggingen aan de derde wereld moeten nakomen; doet een beroep op de Raad en de Commissie om zeer spoedig tot overeenstemming te komen over het plan om 1 miljard euro beschikbaar te stellen voor de kleine boeren in de ontwikkelingslanden; herhaalt dat de tijd is aangebroken waarop de Europese Unie haar leiderschap waarneemt bij maatregelen om het hoofd te bieden aan de huidige voedselcrisis;
49. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank en het Comité van Europese effectenregelgevers, het Comité van Europese Bankentoezichthouders en het Comité van Europese Toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen.