Ontwerpresolutie - B6-0113/2009Ontwerpresolutie
B6-0113/2009

ONTWERPRESOLUTIE

9.3.2009

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B6-0000/2009
ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement
ingediend door Thijs Berman
namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking
over Water in het licht van het Vijfde Wereldforum voor Water, dat van 16 t/m 22 maart 2009 te Istanboel zal worden gehouden

Procedure : 2009/2518(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0113/2009

B6‑0113/2009

over Water in het licht van het Vijfde Wereldforum voor Water, dat van 16 t/m 22 maart 2009 te Istanboel zal worden gehouden

Het Europees Parlement,

–  gezien de slotverklaringen van de vier eerdere "Wereldfora voor water" te Marrakesj (1997), Den Haag (2000), Kyoto (2003) en Mexico (2006),

–   gezien de verklaring van de Conferentie van Dublin (1992), waarin de goedkeuring wordt aanbevolen van een geïntegreerd beheer van de watervoorraden, waarbij de waarde moet worden erkend van elke vorm van gebruik van water en het beginsel van een prijsstelling voor water wordt ingevoerd,

–  gezien de oprichting in 1996 van de Wereldraad voor Water, die tot doel heeft de reflectie te stimuleren over de betekenis van het internationale waterbeleid,

–  gezien de ministerverklaring van de Internationale conferentie over de waterproblematiek, die in 2001 te Bonn werd gehouden en waarin de dringende noodzaak wordt onderstreept om nieuwe financieringsbronnen aan te boren afkomstig van alle mogelijke categorieën investeerders, evenals de noodzaak om de openbare middelen voor het waterbeleid te ondersteunen met bijdragen van particulier kapitaal, waarbij ook de acties op plaatselijk niveau moeten worden aangemoedigd,

–  gezien de Conferentie van Monterrey, waarop het concept werd geïntroduceerd van een Wereldpartnerschap voor water, dat een pluridimensionale dialoog tussen gelijkwaardige partners moet zijn, die zich ook uitstrekt tot de ondernemingen, de financiële instellingen en de maatschappelijke organisaties, en overwegende dat dit initiatief door de NEPAD en de G8 werd opgenomen op de conferentie te Genua in 2001 en het in 2003 gehouden Forum voor een Partnerschap met Afrika,

–  gezien de in 1982 te Helsinki goedgekeurde Overeenkomst tussen EU en UNO, die in 1996 in werking is getreden en die een juridisch kader biedt voor regionale samenwerking bij de bescherming en het gebruik van langs grenzen lopende waterlopen en internationale meren,

–  gezien de conferentie te New York over de Millenniumdoelstellingen, waarop het voornemen werd geformuleerd om het percentage van de bevolking dat geen duurzame toegang tot drinkwater heeft voor 2015 met de helft te verminderen,

–  gezien het Tweede Mondiale Verslag van de Verenigde Naties over het beheer van de watervoorraden, getiteld: "Water, een gedeelde verantwoordelijkheid",

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2007 over locale gemeenschappen en ontwikkelingssamenwerking,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie over het Vierde Wereldforum voor Water, dat van 16 t/m 22 maart 2006 te Mexico werd gehouden,

–  gezien mondelinge vraag O-0026/09 aan de Commissie betreffende het Vijfde Wereldforum over Water, dat van 16 t7m 22 maart 2009 te Istanboel zal worden gehouden,

–  gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat het gebrek aan water en aan faciliteiten om dit te zuiveren jaarlijks 8 miljoen sterfgevallen tot gevolg heeft en dat ruim een miljard mensen geen gemakkelijke toegang hebben tot drinkwater tegen een lage prijs en dat bijna twee-en-een-half miljard mensen niet beschikken over middelen tot zuivering van het water,

B.  overwegende dat 2,8 miljard mensen leven in streken waar de watervoorraden precair zijn en dat dit cijfer tegen 2030 tot 3,9 miljard dreigt toe te nemen,

C.  overwegende dat arme bevolkingsgroepen het meest kwetsbaar zijn voor de klimaatsverandering en ook het minst in staat zijn om zich daaraan aan te passen,

D.  overwegende dat 70% van het wereldwatergebruik los staat van iedere financiële logica, omdat in veel gebieden niemand voor water een bedrag betaalt dat in de buurt komt van de intrinsieke prijs van deze natuurlijke hulpbron,

E.  overwegende dat de diensten die verband houden met het gebruik en het rationele beheer van water een prijsniveau moeten vaststellen dat een overexploitatie door bepaalde sectoren verhindert en mogelijkheden biedt tot investeringen in de instandhouding en verbetering van de infrastructuur, gecombineerd met begeleidende maatregelen die een billijke verdeling van het water garanderen en met overheidssteun om ook de armste gezinnen in staat te stellen om voor hun fundamentele waterbehoeften te betalen,

F.  overwegende dat watersubsidies over de gehele linie, die kunstmatig lage prijzen tot gevolg hebben, tot overexploitatie door bepaalde sectoren leiden, welke een van de belangrijkste redenen van waterschaarste vormt,

G.  overwegende dat de verdeling van water buitengewoon ongelijk is, terwijl toegang tot water toch een fundamenteel recht voor iedereen moet zijn, en dat het locale niveau daarom het meest geschikt is om het beheer van deze hulpbron te beheren,

H.  overwegende dat liberalisering en deregulering van de waterdistributie in de ontwikkelingslanden, en met name in de minst ontwikkelde landen, tot prijsverhogingen kunnen leiden, die een zeer nadelige invloed hebben op de armsten en hun toegang tot het water, wanneer deze maatregelen niet vergezeld gaan van een effectief reguleringskader,

I.  anderzijds overwegende dat publiek-particuliere partnerschappen, die een strenge en transparante regulering koppelen aan openbaar eigendom en particuliere investeringen, kunnen bijdragen tot een verbetering van de toegang tot en zuivering van water en een prijsniveau dat een efficiënter gebruik in de hand werkt,

J.  overwegende dat de belangrijkste hinderpalen voor een efficiënt waterbeheer de volgende zijn: de geringe politieke en financiële prioriteit die aan het waterbeleid wordt verleend, slecht beheer, een tekortschietend juridisch kader, het ontbreken van transparantie bij het onderhandelen over en het gunnen van contracten, corruptie en het ontbreken van dsicussies over het niveau van de tarieven,

K.  overwegende dat volgens de OESO het aandeel van de openbare steun aan de ontwikkeling (OSO) dat aan watervoorziening en waterzuivering wordt besteed minder dan 9% van de bilaterale OSO en 4,5% van de multilaterale OSO bedraagt, en dat deze steun verder slecht over de landen verdeeld is, aangezien de minst ontwikkelde landen, die hieraan het meest behoefte hebben, slechts 24% van de middelen ontvangen,

L.  overwegende dat het "Wereldforum voor Water", dat eens in de drie jaar bijeen komt, een plaats van discussie en bezinning vormt over het mondiale beleid ten aanzien van het beheer van de watervoorraden,

1.  verklaart dat water een gemeenschappelijk goed van de mensheid vormt en een fundamenteel en universeel recht zou moeten zijn; verlangt dat alle nodige inspanningen in het werk worden gesteld om uiterlijk in 2015 ook aan de armste bevolkingsgroepen een recht op toegang tot water te garanderen;

2.  verklaart dat water beschouwt wordt als een openbaar goed en onder openbare controle moet worden geplaatst, ook wanneer de watervoorziening geheel of gedeeltelijk door de particuliere sector wordt beheerd;

3.  onderstreept dat ieder beleid inzake waterbeheer gekoppeld moet zijn aan het beleid inzake volksgezondheid en milieubeheer en dat het Wereldforum moet bijdragen tot de ontwikkeling van strategieën die een vorm van ontwikkeling van economie en landbouw bevorderen waarbij een hoog kwaliteitsniveau van het water wordt gegarandeerd;

4.  wenst dat er een einde komt aan subdsidiëringsregelingen voor water over de gehele linie, waardoor de prikkels worden weg genomen om het water op een efficiënte manier te beheren en waardoor een excessief gebruik wordt gestimuleerd, en is van oordeel dat er zo middelen kunnen worden vrijgemaakt voor doelgerichte subsidies om drinkwater voor allen toegankelijk te maken, welke vooral aan de armen en de plattelandsbevolking ten goede komen;

5.  onderstreept het belang van de oprichting van organen voor gemeenschappelijk beheer van het water in landen die aan eenzelfde stroomgebied grenzen, ten einde een solidariteit te vormen en te versterken, die spanningen kan helpen verminderen en conflicten kan helpen oplossen;

6.  herinnert aan de essentiële rol die de vrouwen spelen bij de bevoorrading, het beheer en het behoud van het water;

7.  verzoekt de lidstaten om ondanks de economische crisis hun bijdragen aan de openbare ontwikkelingshulp te verhogen ten einde de millenniumdoeleinden voor de voorziening met drinkwater te realiseren, waarvoor investeringen ter hoogte van 180 miljard dollar per jaar vereist zijn;

8.  verlangt dat in het kader van het 10e EOF de middelen voor het "Europees Waterfonds" ten gunste van de ACS-landen worden verhoogd en dat er nieuwe investeringsvormen worden ontwikkeld,ook uit particuliere bron, en dat er innovatieve partnerschappen worden ontwikkeld, zoals solidaire financiering;

9.  wenst dat er in het kader van de bilaterale openbare ontwikkelingshulp ook steun wordt verleend aan bepaalde multilaterale acties, zoals het Afrikaanse Initiatief voor het Water;

10.  is van oordeel dat de openbare ontwikkelingshulp gebruikt moet worden in combinatie van de middelen van locale gemeenschappen, vrijwillige giften, bankleningen en particulier kapitaal om een zo volledig mogelijke financiering van projecten voor de watersector mogelijk te maken;

11.  dringt aan op de oprichting van garantiemechanismen die door de financieringsinstellingen en de ontwikkelingsinstellingen ontwikkeld kunnen worden om een tegenwicht te bieden tegen de al te grote terughoudendheid die investeerders aan de dag leggen op de watermarkt;

12.  bevestigt dat de staat een belangrijke rol blijft spelen in het waterbeleid, bij het vaststellen van beleidsmaatregelen en het beschikbaar stellen van de noodzakelijke middelen, het selecteren van partners en de toewijzing van verantwoordelijkheden, ook al wordt de uitvoering gedelegeerd aan plaatselijke autoriteiten;

13.  dringt erop aan dat het beheer van de watervoorraden moet plaats vinden op basis van een gedecentraliseerde en geïntegreerde aanpak, waarbij sprake moet zijn van participatie van de gebruikers bij het vaststellen van het waterbeleid op lokaal niveau;

14.  verzoekt de Commissie om programma's te ontwikkelen om de mensen beter bewust te maken van de waterproblematiek, zowel binnen de EU als in de landen die een partnerschap met de EU hebben;

15.  onderstreept ook de noodzaak om de lokale overheden te ondersteunen in hun inspanningen om te komen tot een democratisch waterbeheer, dat doelmatig en transparant moet zijn, dat onderworpen is aan regels en dat zich richt naar de doelstellingen van duurzame ontwikkeling om tegemoet te komen aan de behoeften van de bevolking;

16.  verzoekt de Commissie en de Raad om de fundamentele rol van de lokale overheden te erkennen bij de bescherming en het beheer van de watervoorraden en is van oordeel dat deze overal verantwoordelijk zouden moeten zijn voor het waterbeheer, en betreurt het dat in de door de EU medegefinancierde programma's zo weinig waardering wordt gegeven aan deze overheden;

17.  verzoekt derhalve de Commissie en de Raad om de lokale overheden van de EU aan te sporen om een deel van de heffingen die zij van de gebruikers voor de voorziening en zuivering van water ontvangen voor gedecentraliseerde samenwerkingsacties te bestemmen;

18.  verlangt dat, bij behoud van openbaar eigendom en van een adequaat reglementair en juridisch kader, grotere inspanningen moeten worden verricht om de particuliere sector bij de waterdistributie te betrekken, om profijt de kunnen strekken van de financiële middelen, de know-how en de technologie van deze sector, teneinde verbetering te brengen in de toegang tot water en de zuivering ervan;

19.  is van oordeel dat het de taak van de staten is om particuliere dienstverleners van geringe omvang te integreren in hun nationale strategieën met betrekking tot de watervoorziening;

20.  is van oordeel dat publiek-particuliere partnerschappen, waarbinnen de publiek autoriteiten eigenaar zijn van de infrastructuur en beheerscontracten sluiten met de particuliere sector, een van de middelen kunnen zijn om een betere toegang tot zuiver water tegen een redelijke prijs te garanderen;

21.  dringt aan op de bevordering van nieuwe benaderingen zoals irrigatie in plattelandsgebieden en de aanleg van groenzones rondom de steden, teneinde de veiligheid van de voedselvoorziening en de lokale autonomie te versterken;

22.  is van oordeel dat de ter plaatse actieve NGO's een belangrijke bemiddelende en aanvullende rol kunnen spelen, die onmisbaar is bij het verzekeren het succes van projecten in de arme landen;

23.  wenst dat er een tariefstructuur wordt ingevoerd die het ook de allerarmsten mogelijk maakt zich het noodzakelijke water te verschaffen;

24.  is ervan overtuigd dat gebruik moet worden gemaakt van de plaatselijke besparingen en geeft zich ervan rekenschap dat hiervoor vereist is dat de regeringen alle hindernissen van juridische, fiscale of administratieve aard uit de weg ruimen die de ontwikkeling van lokale financiële markten belemmeren;

25.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om een beleid goed te keuren voor steun bij het waterbeheer, dat gebaseerd is op het beginsel van een universele en niet-discriminatoire toegang tegetot gezond water n billijke prijs;

26.  verzoekt de Commissie en de lidstaten om de inspanningen van de ontwikkelingslanden m.b.t. aanpassing aan en de vermindering van de gevolgen van de klimaatverandering te bevorderen en te ondersteunen; herinnert in dit verband aan de snelle invoering van de Wereldwijde Alliantie tegen de Klimaatverandering;

27.  onderstreept het belang om bij het opstellen van beleidsplannen voor de watervoorziening en het waterbeheer rekening te houden met de behoeften van de armen, die de bevolkingsgroep vormen die het kwetsbaarst is voor de klimaatverandering;

28.  verzoekt zijn Voorzitter om de EU op het Forum te Isanboel te vertegenwoordigen, met als mandaat:

  • -te onderstrepen dat toegang tot drinkwater een fundamenteel recht van ieder mens is, zodat water niet alleen als economisch goed mag worden beschouwd dat onderworpen is aan de wetten van de markt,
  • -de in deze resolutie tot uitdrukking gebrachte beleidsrichtsnoeren te verdedigen;

29.  wenst dat er in het kader van de UNO onderhandelingen gaan worden gevoerd, die moeten leiden tot de internationale erkenning van het recht op toegang tot water;

30.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Raad van ministers ACS-EU, de secretaris-generaal van de UNO en het secretariaat-generaal van de comités van het Wereldcontract voor Water.