Ontwerpresolutie - B6-0153/2009Ontwerpresolutie
B6-0153/2009

ONTWERPRESOLUTIE

18.3.2009

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Werner Langen, Giles Chichester, Stefano Zappalà, Amalia Sartori en Ivo Belet
namens de PPE-DE-Fractie
over de toekomst van de automobielindustrie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0152/2009

Procedure : 2009/2560(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0153/2009
Ingediende teksten :
B6-0153/2009
Aangenomen teksten :

B6‑0153/2009

Resolutie van het Europees Parlement over de toekomst van de automobielindustrie

Het Europees Parlement,

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 2 februari 2005 aan de Europese Voorjaarsraad “Samen werken aan werkgelegenheid en groei – Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie” (COM(2005) 24 def.),

–  gezien de conclusies van de groep op hoog niveau CARS 21 van 12 december 2005 en de conclusies van de conferentie op hoog niveau met een tussentijdse evaluatie van 29 oktober 2008,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 januari 2008 over CARS 21: Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie (2007/2120(INI)),

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 oktober 2008,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 29 oktober 2008 “Van financiële crisis naar herstel: een Europees actiekader” (COM(2008) 706 def.),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan de Europese Raad van 26 november 2008 “Een Europees economisch herstelplan” (COM(2008) 800 def.),

–  gezien de verklaringen van de Raad en de Commissie van 4 februari 2009 over de gevolgen van de financiële crisis voor de automobielindustrie,

–  gezien de conclusies van de Raad Mededinging van 5 en 6 maart 2009 over de automobielindustrie,

–  gezien de mededeling van de Commissie van 25 februari 2009 “Aanpak van de crisis in de Europese automobielindustrie” (COM(2009) 104 def.),

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  overwegende dat Europa wordt geconfronteerd met een uitzonderlijke en diepe financiële en economische crisis,

B.   overwegende dat de Europese financiële markt momenteel niet naar behoren werkt, met name wat leningactiviteiten betreft,

C.   overwegende dat de Europese automobielindustrie bijzonder wordt getroffen door de gevolgen van de huidige crisis, terwijl zij een belangrijke sector is van de Europese economie die in aanzienlijke mate bijdraagt aan de werkgelegenheid, innovatie en het concurrentievermogen van de gehele economie,

D.  overwegende dat 2009 naar verwachting opnieuw een aanzienlijke afname van de vraag naar auto’s zal laten zien en dientengevolge een daling van de productie, waardoor de druk op de werkgelegenheid en de investeringsniveaus in de EU onvermijdelijk zal toenemen,

E.  overwegende dat de Europese automobielindustrie de grootste particuliere investeerder in O&O in de Europese Unie is en dat de Europese fabrikanten van personenwagens en bedrijfswagens hoge investeringsniveaus moeten handhaven in het licht van regelgevings- en marktvereisten, met name met het oog op overgang naar een wagenpark met lage emissies,

F.  overwegende dat de Europese automobielindustrie direct en indirect werk geeft aan 12 miljoen werknemers, wat overeenkomt met 6% van de werkende bevolking in de Europese Unie, en dat miljoenen banen nu op de tocht staan,

G.  overwegende dat de Europese automobielindustrie van essentieel belang is voor de Europese economie vanwege het multiplicatoreffect voor overige sectoren en industrieën, met name het bestaan van honderdduizenden kleine en middelgrote ondernemingen,

H.   overwegende dat sommige lidstaten zijn begonnen met de goedkeuring van nationale maatregelen om de automobielindustrie te ondersteunen,

I.   overwegende dat de Commissie momenteel onderhandelt over verdere liberalisering van de handel in het kader van de Doharonde en een vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea,

1.  erkent dat de automobielindustrie onder zware druk is komen te staan door de huidige economische en financiële crisis, en met name te maken heeft met een sterke afname van de vraag naar auto’s, problemen om toegang tot kredietfinanciering te krijgen en structurele problemen die dateren uit de tijd vóór de crisis;

2.   merkt met ernstige bezorgdheid op dat de maatregelen die tot dusver op Europees niveau zijn genomen de problemen die zijn ontstaan door de huidige crisis niet adequaat hebben opgelost en dringt aan op een echt Europees actiekader om concrete stappen te nemen zodat zowel op EU-niveau als op het niveau van de lidstaten afdoende maatregelen kunnen worden getroffen;

3.   merkt met toenemende bezorgdheid op dat sommige kortetermijnmaatregelen die de lidstaten op nationaal niveau hebben genomen, zouden kunnen bijdragen tot concurrentieverstoring op de interne markt waardoor de langetermijnconcurrentiepositie wordt ondermijnd, en dringt er derhalve bij de lidstaten op aan ervoor te zorgen dat verdere maatregelen coherent, doelmatig en gecoördineerd zijn;

4.   dringt er daarom bij de Raad en de Commissie op aan acties op Europees niveau te coördineren om protectionistische neigingen te vermijden en ervoor te zorgen dat er eerder EU-wijde maatregelen worden getroffen dan nationale;

5.   verzoekt de Commissie al haar middelen in te zetten om de crisis te bestrijden en zo nodig nieuwe instrumenten in te stellen, en is in dit verband verheugd over het tijdelijk kader voor de beoordeling van staatssteun dat is vastgesteld in het Europees economisch herstelplan;

6.   verzoekt de Raad en de Commissie de financiële steun voor de automobielindustrie te bespoedigen, te vereenvoudigen en op te trekken, met name via de Europese Investeringsbank en de Europese Centrale Bank en door overheidsgaranties voor leningen tegen een lage rente; is van mening dat de financiële steun, met name via leningen, de vraag naar nieuwe auto’s zal helpen stimuleren ten voordele van de economische groei, het milieu en de verkeersveiligheid;

7.   herbevestigt dat het beleid, zowel op EU- als op nationaal niveau, moet bijdragen tot het aanpakken van de herstructureringsfase waarmee de automobielindustrie wordt geconfronteerd ten gevolge van een zeer concurrerend ondernemingsklimaat, en moedigt de sector daarom aan om deze aanpassingen op een maatschappelijk verantwoorde manier en in nauw overleg met de sociale partners door te voeren;

8.   dringt er in dit verband bij de Commissie op aan om de toegang tot bestaande instrumenten zoals het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering te versoepelen, te verbeteren en te bespoedigen;

9.   herbevestigt dat de automobielindustrie behoefte heeft aan voortdurende investeringen in O&O-programma’s die de best mogelijke oplossingen inzake kwaliteits-, veiligheids- en milieuprestaties opleveren met het oog op een duurzaam concurrerend kader, en verzoekt de Commissie daarom in dat verband de toegang tot EU-steuninstrumenten voor O&O en innovatie, zoals het zevende kaderprogramma, te versoepelen, te verbeteren en te bespoedigen;

10.  verzoekt de Commissie richtsnoeren en aanbevelingen op te stellen voor maatregelen ter bevordering van een gecoördineerde aanpak van de vernieuwing van het wagenpark wat lichte en zware bedrijfsvoertuigen en voertuigen voor openbaar vervoer betreft, zoals sloopregelingen en andere marktstimulansen, die op korte termijn een positief effect op de vraag van de consumenten naar nieuwe voertuigen hebben, en verzoekt de Commissie toezicht uit te oefenen op de nationale maatregelen die in dit verband reeds worden toegepast, teneinde verstoring van de interne markt te voorkomen;

11.  verzoekt de Raad en de Commissie van de gelegenheid gebruik te maken om de bestaande belastingen op auto’s te herzien teneinde de belastingregelingen in de hele Europese Unie te coördineren;

12.  bevestigt dat de dialoog en de aan de gang zijnde besprekingen met derde landen en met de voornaamste handelspartners van de EU over de toekomst van de automobielsector moeten worden geïntensiveerd, en verzoekt de Commissie daarom de ontwikkelingen in niet-EU-landen, en met name in de Verenigde Staten en Azië, op de voet te volgen teneinde gelijke concurrentievoorwaarden op internationaal niveau te garanderen, zonder protectionisme of discriminerende maatregelen op de wereldmarkt voor auto’s;

13.  verzoekt de Commissie de sluiting van het vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie en Zuid-Korea uit te stellen tot een evenwichtige en billijke overeenkomst tussen beide partners wordt bereikt;

14.  verzoekt de Commissie de beginselen van betere regelgeving volledig toe te passen en dus een grondige effectbeoordeling te verrichten van de nieuwe EU-autowetgeving, met name wat betreft het effect op de prijs van nieuwe auto’s en de termijn die nodig is om de maatregelen uit te voeren, en dringt er bij de Commissie op aan om, overeenkomstig de aanbevelingen van CAR 21, een voorzichtigere regelgevingsaanpak te volgen teneinde de automobielsector rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden;

15.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.