ONTWERPRESOLUTIE
23.3.2009
ingediend overeenkomstig artikel 108, lid 5, van het Reglement
door Johannes Blokland
namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
over een EU-strategie voor een betere ontmanteling van schepen
B6‑0161/2009
Resolutie van het Europees Parlement over een EU-strategie voor een betere ontmanteling van schepen
Het Europees Parlement,
- gezien het Groenboek betreffende een betere ontmanteling van schepen (COM(2007)0269), dat op 22 mei 2007 door de Commissie is goedgekeurd,
- gezien zijn resolutie over het Groenboek betreffende een betere ontmanteling van schepen van 21 mei 2008[1],
- gezien de mededeling van de Commissie van 19 november 2008 over een EU-strategie voor een betere ontmanteling van schepen (COM(2008)0767),
- gelet op de artikelen 2 en 6 van het EG-Verdrag, waarin bepaald is dat eisen op het gebied van milieubescherming geïntegreerd moeten worden in de verschillende sectoren van het Gemeenschapsbeleid om een duurzame ontwikkeling van de economische bedrijvigheid te bevorderen,
- gelet op artikel 175 van het EG-Verdrag,
- gelet op het Verdrag van Bazel inzake beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel), dat op 22 maart 1989 door de Verenigde Naties is goedgekeurd als kader voor de regulering van internationale transporten van gevaarlijke afvalstoffen,
- gelet op Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen[2] ("de afvaltransportverordening"),
- gezien de diplomatieke conferentie die in mei 2009 wordt georganiseerd door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) over het Verdrag betreffende een veilige en milieuhygiënisch verantwoorde recycling van schepen (Verdrag inzake recycling van schepen),
- gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat er ernstige bezorgdheid bestaat over het risico dat zonder snelle regulerende maatregelen op EU-niveau de milieuonvriendelijke en mensonwaardige omstandigheden waaronder schepen in Zuid-Azië worden ontmanteld, nog verder zullen verslechteren,
B. overwegende dat het Verdrag van Bazel (na bekrachtiging door de Europese Raad) erkent dat een schip afval kan worden, hoewel het volgens andere internationale regels nog steeds als schip kan worden gedefinieerd, aangezien de meeste reders momenteel geen informatie geven over hun intentie hun schepen af te schrijven; overwegende dat reders dan ook zouden moeten bijdragen aan het ter beschikking stellen van informatie over hun intentie om hun schepen weg te doen en over eventuele gevaarlijke materialen aan boord van hun schepen,
C. overwegende dat de afvaltransportverordening nog steeds systematisch genegeerd wordt en dat onderkend wordt dat de verantwoordelijkheid en de rol van goedkope vlaggenstaten een groot obstakel zijn voor de bestrijding van illegale export van giftig afval,
D. overwegende dat het aantal schepen dat wordt afgeschreven in het kader van de geleidelijke vervanging van enkelwandige olietankers en de grote hoeveelheid oude schepen die nu onder meer als gevolg van de recessie uit de markt wordt gehaald, zullen leiden tot een ongecontroleerde expansie van inferieure sloopfaciliteiten in Zuid-Azië, en zelfs in landen in de Afrikaanse regio als de EU niet onmiddellijk concrete maatregelen neemt,
E. overwegende dat de sloop van schepen met behulp van de 'beaching'-methode, waarbij men de schepen op stranden laat lopen, wereldwijd is veroordeeld omdat deze onveilig is voor de werknemers en het mariene milieu geen adequate bescherming biedt tegen vervuilende stoffen afkomstig van de schepen,
1. wijst erop dat bovengenoemde resolutie van het Parlement en de standpunten die het hierin heeft verwoord nog steeds van kracht zijn, en benadrukt dat deze standpunten zoveel mogelijk weerspiegeld moeten worden in het Verdrag inzake recycling van schepen dat in mei 2009 moet worden goedgekeurd;
2. wijst erop dat de recycling van schepen moet worden beschouwd als integraal deel van hun levenscyclus en dat daarom al tijdens de ontwerp- en uitrustingsfasen van het schip rekening moet worden gehouden met de hiermee samenhangende vereisten;
3. wijst erop dat afgedankte schepen veel gevaarlijke stoffen bevatten, waardoor zij beschouwd moeten worden als gevaarlijk afval en onder het Verdrag van Bazel moeten vallen;
4. is ingenomen met de EU-strategie voor een betere ontmanteling van schepen; benadrukt echter dat de Commissie snel het stadium van haalbaarheidsonderzoeken achter zich moet laten en dat zij zich volledig moet inzetten voor maatregelen die de effectieve uitvoering van de afvaltransportverordening waarborgen; verzoekt in dit verband om scherpere controles en toezicht door nationale havenautoriteiten en verzoekt de Commissie op dit gebied richtsnoeren op te stellen;
5. benadrukt dat er geen tijd te verliezen valt en dringt aan op spoedige concrete regelgeving op EU-niveau, die verder gaat dan de helaas zwakke oplossingen van de IMO;
6. dringt aan op een uitdrukkelijk verbod op het 'beachen' van afgedankte schepen, en meent dat eventuele technische ondersteuning die binnen een EU-kader aan de Zuid-Aziatische landen wordt geboden, gericht moet zijn op de geleidelijke afschaffing van deze allerminst duurzame en zeer gebrekkige sloopmethode;
7. dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan voorwaarden voor de inwerkingtreding te bedingen, zodat het Verdrag inzake recycling van schepen zeer spoedig daadwerkelijk van toepassing zal zijn;
8. dringt er bij de lidstaten op aan het Verdrag inzake recycling van schepen zo snel mogelijk na het bereiken van een akkoord op IMO-niveau te ondertekenen en te ratificeren;
9. dringt er bij de Commissie, de lidstaten en de reders op aan de belangrijkste onderdelen van het Verdrag inzake recycling van schepen onverwijld toe te passen, om ervoor te zorgen dat de schepen die in de komende maanden en jaren naar de sloop gaan inderdaad op een veilige en milieuvriendelijke manier worden afgebroken;
10. benadrukt dat zal moeten worden bekeken of het beheersniveau van het IMO-verdrag na goedkeuring in Hongkong in mei 2009 equivalent is aan dat van het Verdrag van Bazel inzake beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, dat is opgenomen in de Europese afvaltransportverordening;
11. steunt het voorstel van de Commissie om onafhankelijke certificering en controle van sloopwerven in te voeren; acht zulke maatregelen dringend noodzakelijk en benadrukt dat eventuele financiering van de scheepvaartsector door de Gemeenschap afhankelijk moet worden gemaakt van het gebruik van dergelijke gecertificeerde faciliteiten door de begunstigde; is in dit verband ingenomen met de normen die zijn ontwikkeld door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) als een stap in de goede richting, maar verwacht dat verdere verbeteringen in de nabije toekomst zullen volgen;
12. verzoekt de Commissie concrete maatregelen voor te stellen, zoals keurmerken voor veilige en schone recyclingfaciliteiten, om de overdracht van kennis en technologie te bevorderen en zo de sloopwerven in Zuid-Azië te helpen bij de naleving van internationale veiligheids- en milieunormen, in het bijzonder de normen die met het IMO-verdrag inzake recycling van schepen van kracht zullen worden; meent dat er ook rekening met deze doelstelling moet worden gehouden in het bredere kader van het EU-beleid voor ontwikkelingssteun aan de landen waar schepen ontmanteld worden;
13. is een groot voorstander van een dialoog tussen de EU en de regeringen van de Zuid-Aziatische landen waar schepen worden ontmanteld over de arbeidsvoorwaarden op sloopwerven en het gebruik van kinderarbeid;
14. dringt aan op een financieringsregeling die gebaseerd is op verplichte bijdragen van de scheepvaartsector en die in overeenstemming is met het beginsel dat de producent verantwoordelijk is;
15. dringt er bij de Commissie op aan eenduidig vast te leggen dat de verantwoordelijkheid berust bij de staat die rechtsbevoegdheid uitoefent over de eigenaren van afval;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en de parlementen van de lidstaten, de regeringen van Turkije, Bangladesh, China, Pakistan en India, alsmede de IMO.
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0222.
- [2] PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.