ONTWERPRESOLUTIE
26.3.2009
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement
door Gisela Kallenbach, László Tőkés en Milan Horáček
namens de Verts/ALE-Fractie
over het Europees geweten en totalitarisme
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0165/2009
B6‑0169/2009
Resolutie van het Europees Parlement over het Europees geweten en totalitarisme
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn talrijke resoluties over democratie en de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, met inbegrip van zijn resolutie van 11 mei 2005 over de toekomst van Europa zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog[1], zijn resolutie van 23 oktober 2008 over de herdenking van de slachtoffers van de Holodomor[2] en zijn resolutie van 15 januari 2009 over Srebenica[3],
– gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gelet op Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht[4],
– gezien de verklaring van Praag over "Het geweten van Europa en het communisme" van 3 juni 2008,
– gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de herinnering aan Europa's trieste verleden levend moet worden gehouden om de slachtoffers in ere te houden, de daders te veroordelen en de basis te leggen voor een verzoening die op de waarheid en herdenking stoelt,
B. overwegende dat de Europese integratie van begin af aan een reactie vormde op niet alleen het leed dat door de twee wereldoorlogen werd aangericht en de nazi-tirannie die tot de holocaust leidde, maar ook op de expansie van het totalitarisme en de ondemocratische communistische regimes in Midden- en Oost-Europa, en tevens een middel was om de grote verdeeldheid en vijandschap in Europa door samenwerking en integratie te overbruggen en om de oorlog te beëindigen en de democratie in Europa veilig te stellen,
C. overwegende dat het Europese integratieproces een succes kan worden genoemd en tot de opbouw van een Europese Unie heeft geleid waarvan de landen van Midden- en Oost-Europa die vanaf het einde van WO II tot in de vroege jaren negentig onder communistische regimes hadden geleefd, thans deel uitmaken en overwegende dat de eerdere toetreding van Griekenland, Spanje en Portugal ertoe bijgedragen heeft de democratie in Zuid-Europa veilig te stellen,
D. overwegende dat één van de hoofddoelstellingen van het Europese integratieproces het waarborgen van respect voor fundamentele rechten en de rechtstaat in de toekomst is; verder overwegende dat de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie passende mechanismen voor het verwezenlijken van deze doelstellingen bevatten,
E. overwegende dat het vanuit het perspectief van de slachtoffers niets uitmaakt welk regime hen om het even welke reden van hun vrijheid heeft beroofd, gemarteld of vermoord heeft,
1. betuigt zijn respect voor alle slachtoffers van de totalitaire en ondemocratische regimes van Europa en betuigt zijn dank aan al degenen die tegen de tirannie en onderdrukking gestreden hebben;
2. merkt op dat al deze regimes staatsgeweld beschouwden als een aanvaardbare, bij voorkeur gebruikte en doeltreffende methode om absolute controle over hun onderdanen te kunnen blijven uitoefenen; dat deze regimes vaak hun toevlucht hebben genomen tot extreme vormen van terreur, waarbij zij alle burgerlijke en menselijke vrijheden inperkten, aanvalsoorlogen begonnen en – als vast bestanddeel van hun ideologie – hele naties en bevolkingsgroepen uitroeiden, neersloegen en ontwrichtten vanwege hun ras of om sociale en politieke redenen, en dat zij als zodanig moeten worden beschouwd als de grootste morele, politieke en maatschappelijke ramp die de twintigste eeuw heeft geteisterd;
3. getuigt er andermaal van dat een vreedzaam en welvarend Europa dat gegrondvest is op waarden zoals de eerbiediging van de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, hem na aan het hart ligt;
4. beklemtoont dat het belangrijk is de gedachtenis aan het verleden levend te houden omdat verzoening zonder herdenking niet mogelijk is; bevestigt andermaal dat het eendrachtig stelling neemt tegen elke vorm van totalitarisme van welke ideologische achtergrond dan ook;
5. wijst erop dat de laatste genocide in Europa niet langer geleden dan in juli 1995 plaatsvond en dat we voortdurend op onze hoede moeten blijven om ondemocratische, xenofobe, autoritaire of totalitaire ideeën en tendensen te bestrijden;
6. benadrukt dat de herinnering aan de misdrijven van totalitaire en ondemocratische regimes in Europa alleen levend kan worden gehouden door de documentatie en getuigenissen van Europa's woelige verleden te steunen, aangezien geen verzoening zonder gedachtenis mogelijk is;
7. verzoekt de Raad en de Commissie in het licht hiervan de activiteiten te steunen en te behartigen van ngo's - zoals Memorial in de Russische Federatie - die zich actief bezighouden met het onderzoek naar en het verzamelen van documenten die verband houden met de misdrijven die onder Stalin zijn begaan;
8. betreurt het dat de toegang tot documenten van persoonlijk en wetenschappelijk belang twintig jaar na de ineenstorting van de communistische regimes in Midden-Europa in sommige lidstaten nog steeds ten onrechte wordt beperkt; roept alle lidstaten op echt alles in het werk te stellen om de betrokken archieven open te stellen, met inbegrip van de archieven van de voormalige geheime diensten, geheime politie en spionagediensten;
9. veroordeelt deze misdrijven tegen de menselijkheid en grootschalige schendingen van de mensenrechten door totalitaire communistische regimes met kracht en op ondubbelzinnige wijze; betuigt de slachtoffers van deze misdrijven en hun familieleden zijn medeleven met, begrip voor en erkenning van hun leed;
10. wijst erop dat de volkeren van Europa er door vrijwillig te kiezen voor de Europese integratie als een model van vrede en verzoening blijk van hebben gegeven zich te willen inzetten voor een gedeelde toekomst en dat de Europese Unie een bijzondere verantwoordelijkheid draagt om niet alleen in maar ook buiten de Europese Unie de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten en de rechtsstaat te bevorderen en te waarborgen;
11. verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten zich verder in te spannen om de geschiedenis van Europa beter te onderrichten en het historisch succes van de Europese integratie en het scherpe contrast tussen het tragische verleden en de vreedzame en democratische maatschappelijke orde van de Europese Unie van vandaag te benadrukken;
12. is van mening dat, om historische herinneringen op passende wijze in stand te houden, een algemene herevaluatie van de geschiedenis van Europa en een pan-Europese erkenning van alle historische aspecten van het moderne Europa de Europese integratie zal versterken omdat een betere toekomst alleen kan worden opgebouwd via een beter begrip voor het gedeelde verleden en het uitbannen van de mogelijkheid dat welk totalitair regime dan ook weer de kop kan opsteken;
13. dringt aan op de instelling van een pan-Europese dag voor het herdenken van de slachtoffers van alle totalitaire en ondemocratische regimes die moet worden gekenmerkt door waardigheid en onpartijdigheid en verzoekt alle regeringen van de lidstaten 23 augustus - de dag waarop in 1939 het Ribbentrop-Molotov-pact werd gesloten - uit te roepen tot de Europese dag ter gedachtenis aan de slachtoffers van het nazisme en stalinisme;
14. wijst er andermaal op dat het een versterkte internationale rechtspraak consequent steunt met name met betrekking tot het waardevolle werk dat wordt verricht door het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof ;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, de regeringen en parlementen van de kandidaat-lidstaten, de regeringen en parlementen van de met de Europese Unie geassocieerde landen en de regeringen en parlementen van de leden van de Raad van Europa.
- [1] PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 114.
- [2] Aangenomen teksten: P6_TA(2008)0523.
- [3] Aangenomen teksten: P6_TA(2009)0028.
- [4] PB L 328 van 6.12.2008, blz. 55.