Ontwerpresolutie - B6-0183/2009Ontwerpresolutie
B6-0183/2009

ONTWERPRESOLUTIE

7.4.2009

naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Doris Pack
namens de Commissie buitenlandse zaken
over de situatie in Bosnië-Herzegovina

Procedure : 2009/2565(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B6-0183/2009
Ingediende teksten :
B6-0183/2009
Aangenomen teksten :

B6‑0183/2009

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in Bosnië-Herzegovina

Het Europees Parlement,

–  gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Thessaloniki (19-20 juni 2003) en de daaraan gehechte bijlage met als titel "De agenda van Thessaloniki voor de westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie",

–  gezien de op 16 juni 2008 ondertekende stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Bosnië-Herzegovina anderzijds,

–  onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2008 over de sluiting van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en Bosnië-Herzogovina anderzijds[1],

–  gezien de benoeming op 11 maart 2009 van de heer Valentin Inzko tot nieuwe speciale vertegenwoordiger van de EU in Bosnië-Herzegovina[2],

–  gezien de gezamenlijke verklaring inzake constitutionele hervorming, staatseigendom, een volkstelling en het district Brčko, afgegeven in Prud op 8 november 2008 door de leiders van de partijen HDZ BiH, SNSD en SDA, en gezien de bijeenkomsten die vervolgens tussen hen hebben plaatsgevonden,

–  gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.  gezien het feit dat de aanhoudende verslechtering van het politieke klimaat in Bosnië-Herzegovina aanleiding geeft tot grote bezorgdheid in het Parlement,

B.  overwegende dat de staat Bosnië-Herzegovina, die een voortvloeisel is van het Vredesakkoord van Dayton, een tastbare uitdrukking vormt van de wens om na het gruwelijke conflict van de jaren negentig een duurzame verzoening tot stand te brengen tussen de verschillende gemeenschappen,

C.  overwegende dat dit verzoeningsproces onlosmakelijk is verbonden met de vorderingen van dit land op de weg naar Europese integratie, aangezien het in wezen op dezelfde waarden is gebaseerd als die waarop de Europese Unie is gegrondvest,

D.  overwegende dat de ondertekening van de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EG en Bosnië-Herzogovina een duidelijk signaal heeft gegeven dat Bosnië-Herzegovina een echt vooruitzicht op het EU-lidmaatschap heeft en dat de toetreding binnen handbereik is, mits het land aan de criteria van Kopenhagen voldoet en de nodige hervormingen invoert die zijn beschreven in de prioriteiten van het Europees Partnerschap,

E.  overwegende dat elke ondermijning van de territoriale integriteit van Bosnië-Herzegovina niet alleen een schending zou betekenen van het Vredesakkoord van Dayton, dat geen enkele entiteit het recht geeft zich van de republiek af te splitsen, maar tevens zou indruisen tegen de beginselen van tolerantie en vreedzaam samenleven tussen de etnische gemeenschappen, waarop de stabiliteit van de hele westelijke Balkan berust,

F.  overwegende dat de internationale gemeenschap en de Europese Unie derhalve onder geen beding een afscheiding van Bosnië-Herzegovina zullen aanvaarden of dulden,

1.  is van mening dat Europese integratie in het belang is van de hele bevolking van de westelijke Balkan; betreurt bijgevolg dat de politici van Bosnië-Herzegovina, die niet in staat blijken overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke politieke visie voor hun land, uit kortzichtige nationalistische motieven de doelstelling van toetreding tot de Europese Unie opgeven, een doelstelling die vrede, stabiliteit en welvaart zou opleveren voor de burgers van Bosnië-Herzegovina;

2.  brengt de politieke leiders van Bosnië-Herzegovina in herinnering dat de toetreding tot de EU de aanvaarding van de waarden en regels waarop de Unie is gegrondvest met zich meebrengt, namelijk eerbiediging van de mensenrechten, inclusief de rechten van minderheden, solidariteit, met inbegrip van solidariteit tussen volkeren en gemeenschappen, tolerantie, ook tolerantie ten aanzien van andere tradities en culturen, de rechtsstaat, inclusief respect voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, alsmede democratie, met inbegrip van meerderheidsbesluitvorming en vrijheid van meningsuiting;

3.  herinnert er tevens aan dat het vooruitzicht van het EU-lidmaatschap een aanbod is aan Bosnië-Herzegovina als integrale staat, en niet aan de afzonderlijke delen van de republiek, en dat dreigen met afscheiding of andere pogingen om de soevereiniteit van de staat te ondermijnen bijgevolg volledig onaanvaardbaar zijn;

4.  dringt er in dit opzicht bij alle betrokken autoriteiten en politieke leiders op aan om zich meer te richten op maatregelen voor verzoening, wederzijds begrip en vredesopbouw, om op die manier de stabiliteit van het land en de vrede tussen de verschillende bevolkingsgroepen te versterken;

5.  benadrukt nogmaals dat Bosnië-Herzegovina, wil het lid worden van de Unie, aan de volgende voorwaarden dient te voldoen:

  • a)de overheidsinstanties moeten in staat zijn de voor de toetreding tot de EU vereiste hervormingen aan te nemen en uit te voeren;
  • b)de staat dient derhalve overheidsinstanties in te stellen die op de beginselen van de rechtsstaat zijn gebaseerd en tot een efficiënte besluitvorming in staat zijn; deze instanties moeten functioneel, gezaghebbend en vrij van politieke beïnvloeding zijn en over voldoende middelen beschikken;

6.  is van mening dat de bovenstaande voorwaarden alleen kunnen worden vervuld door middel van een constitutionele hervorming van Bosnië-Herzegovina op basis van de volgende criteria:

  • a)de centrale staat moet over toereikende wetgevings-, begrotings-, uitvoerings- en justitiële bevoegdheden beschikken om te functioneren als lidstaat van de EU, om voor een functionerende eenheidsmarkt zorgen, om de economische en sociale cohesie te bevorderen en om de belangen van het land in het buitenland te behartigen en beschermen;
  • b)het aantal bestuurslagen waarover het bestuur van Bosnië-Herzegovina is verdeeld, moet evenredig zijn aan de financiële middelen die het land ter beschikking staan en moet zijn gebaseerd op een doelmatige, samenhangende en doeltreffende toewijzing van verantwoordelijkheden;
  • c)de vrijwaring van vitale nationale belangen binnen Bosnië-Herzegovina mag het handelingsvermogen van het land niet in de weg staan;
  • d)alle minderheden moeten beschikken over dezelfde rechten als constituerende bevolkingsgroepen, wat de afschaffing inhoudt van op etnische afkomst gebaseerde beperkingen op het recht om te worden verkozen, in overeenstemming met de bepalingen van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de relevante adviezen van de Venetië-commissie van de Raad van Europa;

7.  onderstreept in deze context dat het noodzakelijk is een oplossing voor het vraagstuk van staatseigendom te vinden die in overeenstemming is met de grondwettelijke prerogatieven van de centrale staat;

8.  brengt de politici van Bosnië-Herzegovina in herinnering dat het hun plicht is een akkoord te bereiken over voornoemde kwesties en dat zij, mochten zij er niet in slagen een dergelijk akkoord te bereiken, hun land en hun burgers tot stagnatie en isolement zouden veroordelen, in een situatie waarin Bosnië-Herzegovina zwaar door de financiële en economische crisis wordt getroffen en waarin als gevolg daarvan veel arbeidsplaatsen verloren gaan;

9.  wijst erop dat de constitutionele hervorming van het land en zijn Europees perspectief het onderwerp moeten vormen van een breed en diepgaand debat, met deelname van alle geledingen van de samenleving van Bosnië-Herzegovina; dit debat mag niet worden gemonopoliseerd door de leiders van de belangrijkste politieke partijen en etnische gemeenschappen;

10.  dringt er bij de Raad van ministers en de Parlementaire Vergadering van Bosnië-Herzegovina op aan om meer en duidelijkere inspanningen te leveren om de regelgeving aan te nemen die nodig is om te zorgen voor overeenstemming met de vereisten voor Europese integratie, en spoort de verschillende organen en autoriteiten in Bosnië-Herzegovina ertoe aan de coördinatie op het vlak van EU-gerelateerde kwesties te verbeteren;

11.  dringt erop aan dat het nieuwe hoofd van het Bureau voor Europese Integratie eindelijk wordt aangesteld en herinnert de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina eraan dat de keuze voor de genomineerde onpartijdig moet zijn en enkel gebaseerd mag zijn op relevante professionele ervaring, bewezen vaardigheden en een diepgaande kennis van Europese aangelegenheden;

12.  roept de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina op om snel te voldoen aan de vereisten die zijn vastgelegd in het stappenplan voor visumliberalisering, om op die manier vóór eind 2009 te zorgen voor de opheffing van de huidige visumverplichtingen;

13.  drukt zijn bezorgdheid uit over de politieke inmenging van de media in Bosnië-Herzegovina en de verstrengeling van handels-, politieke en mediabelangen; verzoekt de autoriteiten in dit opzicht de rechten van journalisten en de onafhankelijkheid van de media volledig te eerbiedigen;

14.  benadrukt nogmaals dat de internationale gemeenschap en haar Hoge Vertegenwoordiger, in lijn met zijn mandaat, hard zullen optreden tegen elke poging om de fundamentele beginselen van het Vredesakkoord van Dayton, met name de vreedzame coëxistentie binnen één staat van verschillende etnische gemeenschappen, te ondermijnen;

15.  is derhalve van mening dat het bureau van de Hoge Vertegenwoordiger de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina moet bijstaan om te voldoen aan alle vijf de doelstellingen en de twee voorwaarden van de Vredesimplementatieraad en om ervoor te zorgen dat deze naar behoren worden uitgevoerd, en dat het bureau tot die tijd gehandhaafd dient te worden en dient toe te zien op de behoorlijke implementatie van het Vredesakkoord van Dayton;

16.  benadrukt dat vooruitgang op het vlak van de aanpak van de vijf doelstellingen en twee voorwaarden van de Vredesimplementatieraad eveneens nodig is om verder te kunnen gaan met de EU-agenda;

17.  betreurt dat de Raad te weinig aandacht aan de verslechtering van het politieke klimaat in Bosnië-Herzegovina besteedt en dat de lidstaten tot dusver niet de nodige vastberadenheid aan de dag hebben gelegd om de situatie in het land serieus en op gecoördineerde wijze aan te pakken;

18.  verzoekt de Raad de in deze resolutie aan Bosnië-Herzegovina gestelde eisen te bekrachtigen en zich ertoe te verbinden de naleving ervan te bevorderen; is in dit verband van mening dat de Raad de nieuwe speciale vertegenwoordiger van de EU:

  • a)een krachtig en duidelijk gedefinieerd mandaat en de nodige personele middelen dient te verlenen om de invoering van de in deze resolutie omlijnde hervormingen in de hand te werken en de dialoog met het maatschappelijk middenveld over dergelijke vraagstukken te stimuleren, onder meer door doelgerichte publieke campagnes;
  • b)van de middelen dient te voorzien om alle instrumenten van de EU, met inbegrip van sanctiemogelijkheden (bv. de opschorting van financiële bijstand van de EU), toe te passen teneinde werkelijke vooruitgang in Bosnië-Herzegovina te bevorderen;
  • c)volledige en consequente politieke steun dient te geven, evenals de bevoegdheid om voor de algemene coördinatie van EU-actoren en -instrumenten te zorgen, teneinde de consistentie en samenhang van alle EU-maatregelen te garanderen, alsook voor de coördinatie met relevante niet-Europese internationale actoren die actief zijn in Bosnië-Herzegovina;
  • d)het recht te verlenen om het Politiek en Veiligheidscomité op maandelijkse basis in te lichten over de ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina en passende aanbevelingen te doen;

19.  verzoekt de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid en de Commissaris voor uitbreiding een actievere en meer zichtbare rol te spelen in Bosnië-Herzegovina, door regelmatige bezoeken te brengen aan het land en door zich effectiever in te spannen voor een dialoog met het maatschappelijk middenveld;

20.  feliciteert het maatschappelijk middenveld van Bosnië-Herzegovina met het feit dat het meer goede wil toont dan haar politieke leiders en met het feit dat het een positieve kracht is die zorgt voor verandering en verzoening in het land;

21.  is bovendien van mening dat de in Bosnië-Herzegovina gestationeerde internationale troepenmacht op een substantieel niveau moet worden gehandhaafd en snel inzetbaar moet zijn, om blijk te geven van de vastbeslotenheid van de internationale gemeenschap om de veiligheid en de integriteit van Bosnië-Herzegovina te waarborgen;

22.  herhaalt zijn oproep tot de onmiddellijke aanhouding van de overblijvende beschuldigden die worden gezocht door het internationaal oorlogstribunaal voor het voormalig Joegoslavië en tot het nemen van resolute maatregelen door de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina om de criminele netwerken die deze beschuldigden beschermen uit te roeien;

23.  roept ten slotte op tot een versterkte dialoog tussen de EU en de VS en andere relevante internationale actoren om brede steun te verkrijgen voor een coherente aanpak voor Bosnië-Herzegovina en om een verdergaande verslechtering van de politieke situatie in het land en een destabilisering van de regio te voorkomen;

24.  verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van Bosnië-Herzegovina en zijn entiteiten.