ONTWERPRESOLUTIE
30.4.2009
ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2, van het Reglement
door Marian-Jean Marinescu en Charles Tannock
namens de PPE-DE-Fractie
over de situatie in de Republiek Moldavië na de parlementsverkiezingen van 5 april 2009
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B6-0262/2009
B6‑0267/2009
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie in de Republiek Moldavië na de parlementsverkiezingen van 5 april 2009
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de Republiek Moldavië, in het bijzonder die van 24 februari 2005, alsook die over het Europees nabuurschapsbeleid en de regionale samenwerking in het Zwarte-Zeegebied,
– gezien het verslag van het bezoek van de ad hoc delegatie van het Europees Parlement aan de Republiek Moldavië, dat plaatsvond van 26 tot 29 april 2009,
– gezien de slotverklaring en de aanbevelingen die het Parlementaire Samenwerkingscomité EU-Moldavië op 22 en 23 oktober 2008 heeft goedgekeurd,
– gezien het in 2004 door de Commissie opgestelde strategiedocument, met inbegrip van het landenrapport over de Republiek Moldavië,
– gezien de op 28 november 1994 ondertekende partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Republiek Moldavië en de Europese Unie, die op 1 juli 1998 in werking is getreden,
– gezien de steun die de Europese Unie aan de Republiek Moldavië heeft verleend in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI), met inbegrip van de steun voor het project "Verkiezingsondersteuning voor de Republiek Moldavië", dat financiële steun verleende om te kunnen zorgen voor vrije en eerlijke verkiezingen in de Republiek Moldavië,
– gezien het ENB-actieplan voor de Republiek Moldavië, dat op 22 februari 2005 op de zevende samenwerkingsraad EU-Moldavië is goedgekeurd, en gezien de jaarlijkse voortgangsverslagen over de Republiek Moldavië,
– gezien de in 2007 door de EU en de Republiek Moldavië ondertekende overeenkomst inzake de versoepeling van de visumregeling,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 9 april 2009 van de Franse, de Tsjechische en de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in de Republiek Moldavië,
– gezien de verklaringen van 7 en 8 april 2009 van het Voorzitterschap van de EU over de situatie in de Republiek Moldavië,
– gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 27 en 28 april 2009, en gezien de gedachtewisselingen over deze kwestie met het Voorzitterschap van de EU, die op 28 april 2009 werden gehouden binnen de Commissie buitenlandse zaken van het Europees Parlement,
– gezien de verklaringen van 7 en 11 april 2009 van Javier Solana, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor het GBVB, over de situatie in de Republiek Moldavië,
– gezien de verklaringen van 6, 7 en 11 april 2009 van Benita Ferrero-Waldner, Commissaris voor buitenlandse betrekkingen, over de situatie in de Republiek Moldavië,
– gezien de verklaring van 12 april 2009 van het landenteam van de VN over de situatie in de Republiek Moldavië,
– gezien resolutie 1280 van de Raad van Europa van 24 april 2002,
– gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat in het Europese Nabuurschapsbeleid de Europese aspiraties van de Republiek Moldavië en het belang van de verregaande historische, culturele en economische banden van dit land met de EU-lidstaten worden erkend,
B. overwegende dat het actieplan EU-Moldavië tot doel heeft politieke en institutionele hervormingen in de Republiek Moldavië aan te moedigen, onder meer op het gebied van de democratie en de mensenrechten, de rechtsstaat, de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de vrijheid van de media, alsook goede nabuurschaprelaties,
C. overwegende dat de Republiek Moldavië lid is van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en zich daarmee heeft verplicht tot de echte bevordering van de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten, onder meer op het vlak van het voorkomen en bestrijden van foltering, mishandeling en andere onmenselijke en vernederende behandelingen,
D. overwegende dat er op 5 april 2009 parlementsverkiezingen hebben plaatsgevonden in de Republiek Moldavië,
E. overwegende dat er tijdens de periode voorafgaand aan de verkiezingen ernstige bezorgdheid werd geuit over regeringstoezicht op de publieke media, het intimideren en lastigvallen van oppositieleiders en de particuliere media en het misbruiken van bestuurlijke middelen ten behoeve van de regeringspartij,
F. overwegende dat 500 000 tot 1 miljoen Moldaviërs in het buitenland wonen en overwegende dat verschillende verzoeken, die werden ondertekend door een groot aantal ngo's en organisaties van de Moldavische diaspora, voorafgaand aan de verkiezingen van 5 april naar de Moldavische autoriteiten werden gestuurd, en werden genegeerd; onder meer in februari 2009 werd een verzoek betreffende de ontneming van het stemrecht van Moldaviërs die in het buitenland wonen gericht aan de president van Moldavië, de voorzitter van het parlement en de eerste minister van Moldavië; gelet op het zeer beperkte aantal Moldavische kiezers buiten de Republiek Moldavië,
G. overwegende dat de oppositiepartijen en "Coalition 2009" hebben geklaagd over grootschalige onregelmatigheden tijdens de verkiezingen van 5 april met betrekking tot het opstellen van de kieslijsten en aanvullende lijsten en de telling en het tabelleren van de stemmen,
H. overwegende dat de gebeurtenissen na de verkiezingen werden gekenmerkt door geweld en een grootscheepse gewelddadige intimidatiecampagne van de Moldavische regering, waardoor twijfel is ontstaan over de verbintenis van de Moldavische autoriteiten om de democratische waarden en de mensenrechten te eerbiedigen en over het bestaan van vertrouwen bij het publiek in deze autoriteiten,
I. overwegende dat de vredevolle protesten werden aangewakkerd door twijfel aangaande de eerlijkheid van de verkiezingen en wantrouwen jegens de openbare instellingen, met inbegrip van de instellingen die het verkiezingsproces hebben geleid, en overwegende dat de autoriteiten betreurenswaardige gewelddadigheden en daden van vandalisme hebben aangegrepen om het maatschappelijk middenveld te intimideren, door er op een gewelddadige en buitensporige manier op te reageren en door de reeds kwetsbare grondrechten en fundamentele vrijheden van de Moldavische burgers verder te beperken,
J. overwegende dat algemeen wordt aanvaard dat ten minste 310 personen werden aangehouden en opgesloten, en dat een aantal van de gearresteerden nog steeds wordt vastgehouden; overwegende dat de gevangenen systematisch werden mishandeld op het politiebureau toen ze waren aangehouden, in dergelijke mate dat er sprake kan zijn van foltering,
K. overwegende dat de mishandelingen en ongerechtvaardigde arrestaties van burgers door niet-geïdentificeerde politie-eenheden niet tot doel leken te hebben de rust te doen weerkeren, maar eerder leidden tot doelbewuste repressie,
L. overwegende dat ernstige schendingen van de mensenrechten door de Moldavische autoriteiten, het ongerechtvaardigd lastigvallen van het maatschappelijk middenveld en demonstranten, alsook het niet eerbiedigen van de rechtsstaat en de relevante Europese conventies die door Moldavië werden ondertekend, blijven aanhouden in dit land,
M. overwegende dat een werkelijk en evenwichtig partnerschap, met inbegrip van de consolidatie ervan door middel van de sluiting van een nieuwe versterkte overeenkomst, alleen kan worden ontwikkeld op basis van gemeenschappelijke waarden, met name ten aanzien van democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van alle mensenrechten,
1. beklemtoont dat het belangrijk is solide betrekkingen te onderhouden met de Republiek Moldavië en steunt de pogingen van het land om nauwere betrekkingen met de Europese Unie aan te knopen;
2. bevestigt zijn toezegging een betekenisvolle en doelgerichte dialoog te willen onderhouden met de Republiek Moldavië, maar acht het zeer belangrijk dat er strenge bepalingen worden ingevoerd met betrekking tot de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten; benadrukt dat verdere consolidatie van de betrekkingen, onder meer door de sluiting van een nieuwe en versterkte overeenkomst, gebaseerd moet zijn op de echte en duidelijke verbintenis van de Moldavische autoriteiten zich in te zetten voor de democratie en de mensenrechten;
3. is van mening dat de volledige betrokkenheid van Moldavië bij het Oostelijk partnerschapsinstrument van wezenlijk belang is;
4. veroordeelt met klem het op grote schaal lastigvallen van burgers, de ernstige schendingen van de mensenrechten en alle andere illegale acties die de Moldavische regering heeft ondernomen in de nasleep van de parlementsverkiezingen;
5. dringt er bij de Moldavische autoriteiten op aan onmiddellijk een einde te maken aan alle illegale aanhoudingen en dringt erop aan dat alle maatregelen van de regering worden genomen in overeenstemming met de internationale toezeggingen en verplichtingen van het land op het vlak van democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten;
6. is met name bezorgd over de door de Moldavische ngo's gemelde onwettige en willekeurige arrestaties, verdwijningen en grootschalige schendingen van de mensenrechten van aangehouden personen, in het bijzonder van het recht om te leven, het recht niet te worden onderworpen aan fysieke mishandeling, onmenselijke of vernederende behandeling, foltering en straffen, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op een eerlijk proces en het recht op de vrijheid van vereniging, meningsuiting en vergadering; is eveneens bezorgd over het feit dat deze misbruiken nog steeds aanhouden;
7. neemt kennis van de oprichting van een nationale onderzoekscommissie om de voornoemde misbruiken te onderzoeken, maar betreurt dat de commissie enkel bestaat uit vertegenwoordigers van de regeringspartij; vraagt daarom dat vertegenwoordigers van alle politieke partijen, het maatschappelijk middenveld, de massamedia en de Raad van Europa worden opgenomen in de commissie;
8. vraagt dat een redelijke termijn wordt vastgelegd voor deze commissie om verslag uit te brengen van haar bevindingen;
9. benadrukt echter dat de interne spanningen in de Republiek Moldavië zeer hoog oplopen en is er daarom ten stelligste van overtuigd dat er dringend nood is aan de oprichting van een internationale onafhankelijke onderzoekscommissie, met deelname van de EU, het Comité van de Raad van Europa voor de voorkoming van foltering, en onafhankelijke deskundigen, met als doel te zorgen voor een onpartijdig en transparant verloop van het onderzoek;
10. roept op een einde te maken aan de gerechtelijke vervolging van personen die ervan worden beschuldigd deel te hebben genomen aan de demonstraties;
11. roept op een speciaal onderzoek in te stellen naar de gevallen van degenen die zijn overleden in de nasleep van de verkiezingen, alsook naar alle vermoedelijke gevallen van verkrachting en mishandeling tijdens de opsluiting, en naar door politieke motieven ingegeven aanhoudingen, zoals die van de heer Anatol Matasaru en de heer Gabriel Stati;
12. veroordeelt de intimidatiecampagne die door de Moldavische autoriteiten werd opgestart tegen journalisten, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de oppositiepartijen, en met name de arrestaties en uitwijzingen van journalisten, het afsluiten van de toegang tot websites en televisiezenders, het uitzenden van propaganda op openbare zenders en het niet toelaten van vertegenwoordigers van de oppositie tot de openbare media; is van oordeel dat deze acties erop gericht zijn de Republiek Moldavië af te sluiten van binnenlandse en internationale media en openbare controle; betreurt en veroordeelt de voortzetting van deze censuur door middel van de brieven die de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie in de periode in kwestie hebben verstuurd naar ngo's, politieke partijen en de massamedia;
13. betreurt ten zeerste dat er reisbeperkingen zijn opgelegd aan Moldavische burgers en buitenlanders en herhaalt het belang van de bewegingsvrijheid binnen het Moldavische grondgebied;
14. betreurt de dreigende taal van de Moldavische president en eerste minister, die "het inzetten van strijdkrachten" en "vergelding" als onvermijdelijk zien, en vindt dit onaanvaardbaar; roept de Moldavische autoriteiten bijgevolg op zich in de toekomst te onthouden van dergelijke uitspraken die de spanning verder opdrijven; is bezorgd over de conclusie van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld dat "de voorwaarden worden gecreëerd voor de vestiging van een politiestaat met een dictatoriaal regime in de Republiek Moldavië";
15. betreurt ten stelligste de verklaringen van de Moldavische autoriteiten waarin buitenlandse regeringen (en met name Roemenië) werden aangewezen als verantwoordelijken voor of bezielers en organisatoren van gewelddaden en vandalisme in Chisinau, en dringt er bij de Moldavische regering op aan geen vijandige handelingen te ondernemen die de internationale status van het land kunnen beschadigen;
16. neemt kennis van de verklaring van de procureur-generaal van de Republiek Moldavië betreffende het opstarten van onderzoeksprocedures in 64 gevallen waar klacht werd ingediend tegen de politie voor mishandeling, extreem gewelddadige handelingen en foltering, en hoopt dat deze onderzoeken op een onpartijdige en transparante manier zullen worden gevoerd;
17. neemt kennis van de verklaringen van de ombudsman met betrekking tot de reactieprotocollen die naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de procureur-generaal zijn gestuurd over de mishandeling van gearresteerde personen in de politiebureaus; verzoekt dat deze protocollen openbaar worden gemaakt, dat de onderzoeken op een onpartijdige en transparante manier worden gevoerd en dat de voornoemde instellingen duidelijke antwoorden aanreiken;
18. vraagt de Hoge Raad van Magistraten van de Republiek Moldavië om de redenen te onderzoeken waarom rechters naar de politiebureaus werden gebracht, waar ze de aangehouden personen versneld hebben berecht;
19. betreurt ten zeerste het besluit van de Moldavische autoriteiten om de Roemeense ambassadeur het land uit te zetten, alsook hun weigering van de door Roemenië voorgestelde vervanger; staat erop dat de Republiek Moldavië de goede nabuurschapsbetrekkingen met alle EU-lidstaten zo snel mogelijk herstelt;
20. neemt er kennis van dat beweringen met betrekking tot een EU-lidstaat die betrokken zou zijn geweest bij de gebeurtenissen niet gefundeerd lijken te zijn en ook niet werden besproken of herhaald tijdens de vergaderingen van de ad hoc delegatie in de Republiek Moldavië;
21. vraagt onmiddellijk substantieel bewijs van de aantijgingen van de Moldavische regering met betrekking tot de acties van de demonstranten en de betrokkenheid van buitenlandse regeringen;
22. neemt kennis van de verklaringen van de Moldavische autoriteiten met betrekking tot het openen van een strafdossier betreffende de "poging tot usurpatie van de macht van de staat op 7 april" en hoopt dat het onderzoek op een transparante manier zal worden gevoerd en meer licht zal werpen op alle beschuldigingen van de Moldavische autoriteiten aan het adres van één of meerdere derde landen met betrekking tot hun mogelijk aandeel in deze gebeurtenissen;
23. betreurt het besluit een visumregime in te voeren voor Roemeense burgers, zonder voorafgaande kennisgeving, zoals is vastgelegd in de overeenkomst inzake de versoepeling van de visumregeling tussen de EU en de Republiek Moldavië, en bevestigt opnieuw dat de EU zich inzet voor een gelijke visumregeling en gelijke rechten voor alle EU-burgers, zonder discriminatie;
24. roept op tot de onmiddellijke intrekking van de visumverplichtingen voor Roemeense burgers en roept op de bepalingen van de overeenkomst tussen de EU en de Republiek Moldavië inzake het vrije verkeer van personen opnieuw te eerbiedigen;
25. is, hoewel het alle geweld en vandalisme veroordeelt, van mening dat het onaanvaardbaar is alle protesten voor te stellen als criminele feiten en als deel uitmakend van een vermeende "ongrondwettelijke samenzwering"; is ervan overtuigd dat de vredevolle demonstraties in aanzienlijke mate werden aangewakkerd door twijfel over de eerlijkheid van de verkiezingen, wantrouwen van de openbare instellingen en ontevredenheid met de sociale en economische toestand in de Republiek Moldavië;
26. is ervan overtuigd dat een constructieve dialoog met de oppositiepartijen, het maatschappelijk middenveld en vertegenwoordigers van internationale organisaties de enige oplossing is voor de huidige situatie in de Republiek Moldavië;
27. is er ten stelligste van overtuigd dat een juiste beoordeling van de onregelmatigheden bij deze verkiezingen en van de manier waarop de resultaten werden beïnvloed enkel kan worden bekomen door alle kieslijsten verder na te kijken, een proces dat werd stilgelegd door het Hof van Beroep;
28. is van mening dat, in het licht van de aanhoudende spanningen in het land, de kans op vervroegde parlementsverkiezingen en de mogelijkheid dat steun van de EU en toezicht op het verloop ervan nodig zullen zijn, niet kunnen worden genegeerd;
29. herhaalt daarom dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de media, met inbegrip van het staken van alle intimidatie aan het adres van de zender ProTV en alle dreigementen die te maken hebben met de verlenging van zijn vergunning, alsook aanzienlijke verbeteringen van de Moldavische kieswet, van wezenlijk belang zijn voor elk toekomstig verkiezingsproces en de consolidatie van de democratie in de Republiek Moldavië; staat erop dat ervoor moet worden gezorgd dat Moldaviërs in het buitenland hun stemrecht kunnen doen gelden;
30. roept op tot de onmiddellijke hervorming van de openbare televisie- en radio-omroepen, om te zorgen voor de volledige onafhankelijkheid van deze instellingen;
31. is ervan overtuigd dat de EU, wil het haar geloofwaardigheid bij de burgers van de Republiek Moldavië niet verliezen, op een proactieve, diepgaande en omvattende manier betrokken moet zijn bij het beheer van de huidige situatie;
32. roept de Commissie op stappen te ondernemen om de voorwaarden voor het verlenen van een visum aan Moldavische burgers te versoepelen, en met name de financiële voorwaarden;
33. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan de rol van de speciale vertegenwoordiger van de EU bij de Republiek Moldavië opnieuw te evalueren en zijn taken opnieuw te definiëren, rekening houdend met de ernst van de situatie in het land;
34. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Raad van Europa, de OVSE en de regering en het parlement van de Republiek Moldavië.