Ontwerpresolutie - B7-0029/2009Ontwerpresolutie
B7-0029/2009

ONTWERPRESOLUTIE over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke invloed van openbare informatie

9.9.2009

naar aanleiding van vragen voor mondeling antwoord B7‑0201/2009 en B7‑0202/2009
ingediend overeenkomstig de artikelen 115 en 110, lid 2, van het Reglement

Claude Moraes, Michael Cashman, Monika Flašíková Beňová namens de S&D-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0026/2009

Procedure : 2009/2632(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0029/2009
Ingediende teksten :
B7-0029/2009
Aangenomen teksten :

B7‑0029/2009

Resolutie van het Europees Parlement over de Litouwse wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke invloed van openbare informatie

Het Europees Parlement,

–         gelet op de internationale en Europese verplichtingen op het gebied van de mensenrechten zoals vastgelegd in de Verdragen van de Verenigde Naties inzake de mensenrechten en in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,

 

–         gelet op de bepalingen van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten, met name het Europees Handvest van de grondrechten, en de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

 

–         gelet op artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dat de Europese Unie de bevoegdheid verleent om maatregelen te nemen ter bestrijding van discriminatie op grond van o.a. seksuele geaardheid en om het gelijkheidsbeginsel te bevorderen,

 

–         gezien richtlijn 2000/43/EG en richtlijn 2000/78/EG houdende een verbod op directe of indirecte discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid en gezien het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2000)0426 def.),

 

–         gezien artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie op grond waarvan “elke discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid” verboden is,

 

–         gezien richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (‘televisie zonder grenzen’),

 

–         gelet op de artikelen 115 en 110, lid 2, van zijn Reglement,

 

A.       overwegende dat de EU een waardengemeenschap is die is gebaseerd op mensenrechten, fundamentele vrijheden, democratie en de rechtsstaat, gelijkheid en non-discriminatie,

 

B.        overwegende dat de EU en de lidstaten gelijkheid en bestrijding van discriminatie dienen te bevorderen, met name op basis van artikel 13 van het EG-Verdrag en van de richtlijnen die zijn voorgesteld en aangenomen om dit doel te bereiken, waaronder de bestrijding van discriminatie op grond van seksuele geaardheid,

 

C.       overwegende dat uitsluiting, discriminatie en intimidatie van jonge lesbische, homoseksuele, biseksuele en transseksuele personen tot ernstige psychische nood en hoge zelfmoordcijfers leiden en dat voorlichting en onderwijs op scholen van essentieel belang is om deze personen te beschermen,

 

D.       overwegende dat seksuele geaardheid valt onder het individuele recht op privacy dat wordt gewaarborgd door internationale, Europese en nationale wetgeving op het gebied van de mensenrechten, dat de overheid gelijkheid en non-discriminatie moet bevorderen en dat de vrijheid van meningsuiting voor de media, NGO’s en particulieren moet worden gewaarborgd,

 

E.        overwegende dat het Litouwse parlement op 14 juli 2009 het veto van de president heeft verworpen en de wijzigingen heeft bevestigd op de wet betreffende de bescherming van minderjarigen tegen de schadelijke invloed van openbare informatie die op 1 maart 2010 in werking moet treden en waarin wordt gesteld dat minderjarigen in hun ontwikkeling worden geschaad door openbare informatie die aanzet tot homoseksuele of biseksuele relaties en een bedreiging vormt voor gezinswaarden,

 

F.        overwegende dat dergelijke bepalingen informatie over homoseksualiteit op een lijn stellen met zaken als de weergave van fysiek geweld, de afbeelding van een dood of gewelddadig verminkt menselijk lichaam of informatie die aanleiding geeft tot angst of afschuw of zelfverminking of zelfmoord aanmoedigt,

 

G.       overwegende dat het opnemen van een dergelijke vage verwijzing naar homoseksualiteit in schril contrast staat met artikel 4, lid 12, van de wet die een verbod inhoudt op informatie met een spottende of vernederende strekking op grond van nationaliteit, ras, geslacht, afkomst, handicap, seksuele geaardheid, sociale status, taal, godsdienst, overtuiging of gedrag,

 

H.       overwegende dat de wet geen definitie geeft van ‘propageren van’ of ‘aanzetten tot’ homoseksualiteit, heteroseksualiteit of enige andere vorm van seksuele geaardheid, hetgeen in strijd is met het beginsel van rechtszekerheid op grond waarvan een wet rechtskracht heeft wanneer de verboden handelingen juridisch duidelijk zijn gedefinieerd,

 

I.         overwegende dat dergelijke wetswijzigingen leiden tot het verbieden van alle informatie over homoseksualiteit indien deze voor minderjarigen toegankelijk is, dat hiervan gebruikt kan worden gemaakt om beperkingen op te leggen aan de werkzaamheden van activisten die zich bezighouden met mensenrechtenvraagstukken, seksuele geaardheid en seksuele identiteit en dat een en ander kan worden uitgebreid tot informatie in de media of in boeken - hetgeen tot ongerustheid in de media en bij uitgevers en journalisten heeft geleid - en tot informatie op websites of in films en ook tot discotheken, exposities, demonstraties en andere openbare evenementen,

 

J.         overwegende dat het Verenigd Koninkrijk in 1988 een soortgelijke wet heeft ingevoerd die vervolgens werd ingetrokken omdat deze niet alleen discriminerend was, maar ook een ernstige belemmering vormde voor doeltreffend en zorgzaam onderwijs en psychologische begeleiding van leerlingen en studenten en een bedreiging vormde voor kwetsbare kinderen die met homofobe intimidatie en geweld worden geconfronteerd,

 

K.       overwegende dat artikel 22 van de richtlijn Televisie zonder Grenzen de lidstaten in staat stelt passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat in de televisie-uitzendingen geen programma’s voorkomen die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten omdat deze “pornografische scènes of nodeloos geweld" bevatten, maar dat dit niet zodanig mag worden opgevat dat dit voor alle informatie in verband met seksuele geaardheid zou gelden,

 

L.        overwegende dat de Litouwse president het parlement heeft verzocht de wet te herzien, aangezien deze in vage en onduidelijke bewoordingen was geformuleerd, om ervoor te zorgen dat deze niet in strijd zou zijn met de grondwettelijke beginselen van de rechtsstaat, rechtszekerheid en juridische duidelijkheid en met de waarborging van een open samenleving en een pluralistische democratie,

 

M.       overwegende dat NGO’s die zich voor de mensenrechten en de persvrijheid inzetten en leden van het Europees Parlement bij de Europese instellingen herhaaldelijk hebben verzocht om op te treden en het Litouwse parlement (de Seimas) hebben verzocht om de wet te herzien, aangezien deze neerkomt op institutionalisering van homofobie en schending van het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht om niet te worden gediscrimineerd,

 

N.       overwegende dat het Zweedse voorzitterschap van de EU de wet met de Litouwse autoriteiten heeft besproken en dat de nieuwe Litouwse president heeft verklaard dat zij ervoor zal zorgen dat de wet overeenkomstig de eisen van de EU wordt gewijzigd,

 

O.       overwegende dat in het najaar verdere wijzigingen van het wetboek van strafrecht en van het bestuursrecht worden behandeld; dat hierdoor homoseksualiteit bevorderende handelingen of de financiering ervan in openbare ruimten door particulieren of rechtspersonen worden gecriminaliseerd en kunnen worden bestraft met een taak - of gevangenisstraf of een boete van maximaal 1500 euro,

 

1.        verzoekt het Bureau voor de grondrechten deze wet en de wijzigingen te beoordelen in het licht van de Verdragen en de wetgeving van de EU;   

 

2.        verzoekt de Commissie de mogelijkheid te onderzoeken om de procedure als bedoeld in artikel 7 van het VEU in te leiden;

 

3.        is verheugd over de verklaringen van de nieuwe Litouwse president en verzoekt haar het Constitutionele Hof te vragen de wet en de wijzigingen te behandelen indien deze worden goedgekeurd; verzoekt de Litouwse autoriteiten de wet te wijzigen of in te trekken en geen wijzigingen van het wetboek van strafrecht en het bestuursrecht goed te keuren ten einde ervoor te zorgen dat de wetten in overeenstemming zijn met de mensenrechten en de fundamentele vrijheden zoals vastgelegd in internationale en Europese wetgeving;

 

4.        dringt aan op de eerbiediging van het recht op vrijheid van meningsuiting voor iedereen – hetgeen ook het recht op het vergaren, ontvangen en verstrekken van informatie omvat – van EU-wetgeving en - beleid inzake non-discriminatie, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag, met andere woorden de fundamentele waarden van de EU;

 

5.        verzoekt de andere lidstaten geen soortgelijke wetten of wijzigingen aan te nemen, homofobe handelingen te veroordelen en de uitvoering van EU-richtlijnen en -wetten op het gebied van discriminatiebestrijding en mensenrechten te versterken;

 

6.        verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-landen, de president van de Republiek Litouwen, de Seimas, het Bureau voor de grondrechten en de Raad van Europa.