Ontwerpresolutie - B7-0052/2009Ontwerpresolutie
B7-0052/2009

ONTWERPRESOLUTIE over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van financiële berichten aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan

15.9.2009

naar aanleiding van de verklaring van Raad
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Marie-Christine Vergiat namens de GUE/NGL-Fractie

Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0052/2009
Ingediende teksten :
B7-0052/2009
Aangenomen teksten :

B7‑0052/2009

Resolutie van het Europees Parlement over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van financiële berichten aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 6, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 286 van het EG-Verdrag,

–   gelet op de artikelen 95 en 300 van het EG-Verdrag,

–   gelet op het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens, met name de artikelen 5, 6, 7, 8 en 13,

–   gelet op het Handvest van de grondrechten, met name de artikelen 7, 8, 47, 48 en 49,

–   gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, met name de artikelen 8, 10, 11 en 12,

–   gelet op Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens,

–   gelet op Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[1],

–   gelet op Richtlijn 45/2001/EG van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[2],

–   gelet op Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme[3] en Verordening (EG) nr. 1781/2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler[4],

–   gelet op de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika van 2003, met name artikel 4 (Identificatie van bankgegevens)[5],

–   gezien het programma voor het opsporen van de financiering van terroristische activiteiten (Terrorist Finance Tracking Program - TFTP), opgezet bij de presidentiële Executive Order 13224[6], op grond waarvan met name het ministerie van Financiën van de VS in geval van nationale urgentie via “administratieve dwangbevelen” toegang kan krijgen tot pakketten financiële berichten die via netwerken als dat van de Society for Worldwide Interbank Financial Telecommunications (SWIFT) worden verstuurd,

–   gezien de voorwaarden die het Amerikaanse ministerie van Financiën heeft vastgesteld voor de toegang tot SWIFT-gegevens (als gedefinieerd in de “Opmerkingen” (Representations) van de VS[7]) en gezien de informatie die de Commissie via de “vooraanstaande persoon” heeft verkregen over de naleving van die “Opmerkingen” door de VS-instanties,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties waarin wordt aangedrongen op strikte naleving van het communautaire rechtskader door SWIFT, met name wanneer het gaat om op EU-grondgebied verrichte Europese financiële transacties[8],

–   gezien de onderhandelingsrichtsnoeren voor het voorzitterschap van de Raad en de voorgenomen internationale overeenkomst tussen de EU en de VS over de overdracht van SWIFT-gegevens die als “EU-Restricted” zijn geclassificeerd,

–   gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming van 3 juli 2009, dat als “EU-Restricted” is geclassificeerd,

–   gelet op artikel 110, lid 2 en artikel 90, lid 5 van zijn Reglement,

A. overwegende dat SWIFT in oktober 2007 een nieuwe structuur voor het verzenden van berichten heeft aangekondigd, die eind 2009 operationeel moet worden,

B.  overwegende dat deze verandering in de verzendstructuur tot gevolg zou hebben dat de financiële gegevens die SWIFT tot nu toe op grond van dwangbevelen aan het TFTP-programma van het Amerikaanse ministerie van Financiën moest verstrekken, niet langer ter beschikking van het TFTP zouden worden gesteld,

C. overwegende dat de Raad op 27 juli 2009 met algemene stemmen de onderhandelingsrichtsnoeren heeft vastgesteld die het voorzitterschap, bijgestaan door de Commissie, zou volgen bij de onderhandelingen over een overeenkomstig de artikelen 24 en 38 van het VEU te sluiten overeenkomst met de VS inzake voortzetting van het doorgeven van SWIFT-gegevens aan het TFTP,

D. overwegende dat in de internationale overeenkomst zal worden bepaald dat de overeenkomst met onmiddellijke ingang voorlopig van kracht wordt voor het tijdvak tussen de parafering en de inwerkingtreding ervan,

E.  overwegende dat de onderhandelingsrichtsnoeren en het juridisch advies van de juridische dienst van de Raad over de keuze van de rechtsgrondslag niet openbaar zijn gemaakt, aangezien ze als “EU-Restricted” zijn geclassificeerd,

F.  overwegende dat toegang tot door SWIFT of andere financiële instellingen beheerde gegevens over de economische activiteiten van particulieren en de betrokken landen mogelijkheden biedt tot schending van het recht op privacy van burgers en tot grootschalige economische en industriële spionage,

G. overwegende dat SWIFT een memorandum van overeenstemming heeft ondertekend met het Amerikaanse ministerie van Financiën waarbij het scala aan overgedragen gegevens en de mogelijkheden tot het zoeken naar gegevens worden beperkt tot specifieke gevallen van terrorismebestrijding, en waarbij deze handelingen onderworpen worden aan onafhankelijk toezicht en een onafhankelijke audit, met inbegrip van controle in real time,

1.  is ernstig bezorgd over de schending van de gegevensbescherming van Europese burgers als gevolg van onwettig handelen;

2.  bevestigt nogmaals zijn vaste overtuiging dat er een juist evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsmaatregelen en bescherming van burgerlijke vrijheden en grondrechten, en dat het recht op privacy en gegevensbescherming ten volle moet worden geëerbiedigd; verklaart andermaal dat noodzaak en evenredigheid grondbeginselen zijn die bij het opstellen en uitvoeren van communautaire wetgeving en internationale overeenkomsten steeds in acht moeten worden genomen;

3.  wijst er met klem op dat de Europese Unie stoelt op de beginselen van de rechtsstaat en dat elke overdracht van Europese persoonsgegevens aan derde landen gepaard moet gaan met procedurele waarborgen en recht van verdediging, en in overeenstemming moet zijn met de gegevensbeschermingswetgeving op nationaal en Europees niveau[9];

4.  herinnert de Raad en de Commissie eraan dat artikel 4 van het trans-Atlantische kader van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de EU en de VS, die op 1 januari 2010 in werking zal treden, voorziet in toegang tot welbepaalde financiële gegevens middels een verzoek daartoe van de nationale autoriteiten en dat dit een betere rechtsgrondslag zou kunnen vormen voor de overdracht van SWIFT-gegevens dan de voorgestelde interimovereenkomst; verzoekt de Raad en de Commissie uit te leggen waarom een interimovereenkomst noodzakelijk is;

5.  is ingenomen met het besluit van SWIFT van juni 2007 om alle gegevens over intracommunautaire financiële transacties naar twee Europese operationele centra te verplaatsen; wijst de Raad erop dat dit besluit was genomen in overleg met de Belgische Autoriteit voor de gegevensbescherming en in overeenstemming met het verzoek van de EU-werkgroep overeenkomstig artikel 29 en met het standpunt van het Europees Parlement;

6.  verzoekt de Raad uit te leggen waarom hij de onderhandelingsrichtsnoeren pas bijna twee jaar na de door SWIFT aangekondigde verandering in de verzendstructuur heeft vastgesteld, waardoor de Commissie in volstrekt onnodige haast en onder ongunstige omstandigheden moest gaan onderhandelen en elk zinvol debat over democratische controle door nationale parlementen in feite onmogelijk werd gemaakt;

7.  is bezorgd over het feit dat de juridische diensten van de instellingen van mening verschillen over de rechtsgrondslag die voor de overwogen overeenkomst is gekozen, en stelt vast dat de juridische dienst van de Raad van mening is dat de Gemeenschap bevoegdheid ter zake heeft; wijst erop dat over deze materie een advies van het Hof van Justitie en een advies het Bureau voor de grondrechten vereist is met het oog op nadere bestudering van de essentiële waarborgen en rechtsvoorwaarden waaraan een dergelijke overeenkomst moet voldoen;

8.  laakt het feit dat de Raad en de Commissie het Parlement niet vanaf het begin van de onderhandelingsprocedure hebben ingelicht en verzoekt beide instellingen opnieuw te bezien of een dergelijke overeenkomst noodzakelijk is, aangezien er al bevredigende middelen bestaan voor het bestrijden van crimineel handelen en de Europese Unie de Verenigde Staten of enig ander derde land niet formeel het recht hoeft te geven op toegang tot gegevens van haar burgers;

9.  benadrukt het belang van rechtszekerheid en immuniteit voor burgers en particuliere organisaties waarover gegevens worden verstrekt, en acht het twijfelachtig dat zulks bij regelingen als de voorgestelde EU-VS-overeenkomst is gewaarborgd;

10. verzoekt de Commissie en het voorzitterschap van de Raad ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en alle nationale parlementen volledige toegang krijgen tot de bestaande onderhandelingsstukken en –richtsnoeren;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten, alsook aan de regering van de Verenigde Staten en de twee kamers van het Congres.