ONTWERPRESOLUTIE over de persvrijheid in Italië
14.10.2009
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Daniel Cohn-Bendit, Rebecca Harms, Judith Sargentini, Raül Romeva i Rueda, Indrek Tarand namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0090/2009
B7‑0090/2009
Resolutie van het Europees Parlement over de persvrijheid in Italië
Het Europees Parlement,
– gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en met name de bepalingen over de eerbiediging, bevordering en de bescherming van de grondrechten,
– gelet op artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de EU en artikel 10 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens inzake het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, alsmede pluriformiteit van de media,
– gezien Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten[1],
– gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld "Pluralisme van de media in de EU-lidstaten" (SEC(2007)0032),
– gezien het voorlopige verslag van het onafhankelijke onderzoek van de KUL-ICRI over de indicatoren van mediapluriformiteit dat in april 2009 voor de Commissie is uitgevoerd,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 september 2008 over concentratie en pluralisme in de media in de Europese Unie,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 april 2004 over de risico's van schending in de EU en met name in Italië van de vrijheid van meningsuiting en informatie[2],
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie de vrijheid van meningsuiting en informatie verdedigt en bevordert, overeenkomstig artikel 10 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de EU, waarin mediavrijheid en pluriformiteit van de media worden beschouwd als een essentieel aspect van die vrijheden,
B. overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om zonder bemoeienis en druk van de autoriteiten informatie te ontvangen en te verstrekken onder deze vrijheden vallen,
C. overwegende dat er met name in de afgelopen maanden in Italië bezorgdheid is ontstaan over de eerbiediging van deze vrijheid, met name met betrekking tot druk die wordt uitgeoefend en gerechtelijke stappen die worden ondernomen door premier Berlusconi tegen enkele van de belangrijkste Italiaanse kranten en tegen enkele Europese kranten na publicatie van artikelen over hem,
D. overwegende dat bemoeienis en druk van de Italiaanse autoriteiten ook zijn waargenomen met betrekking tot de Italiaanse publieke omroep en met name ten aanzien van de programmering,
E. overwegende dat vele bedrijven in de afgelopen jaren, omdat de heer Berlusconi hen aanmoedigde geen advertenties te plaatsen in kranten die het niet eens zijn met zijn standpunten, hun advertenties hebben verplaatst van de gedrukte media en de publieke omroep naar Mediaset (een bedrijf dat wordt gecontroleerd door de heer Berlusconi),
F. overwegende dat de premier ervan wordt beschuldigd in het voorjaar van 2009 zware invloed te hebben uitgeoefend op benoemingen op sleutelposities bij de publieke omroep RAI,
G. overwegende dat er op de zenders van de RAI amper aandacht werd besteed aan de politieke ophef over het privéleven van de heer Berlusconi, en overwegende dat de heer Berlusconi bij twee gelegenheden zendtijd kreeg voor zichzelf zonder dat hij ter verantwoording werd geroepen,
H. overwegende dat de Italiaanse regering in september 2009 weigerde om het belangrijkste journalistieke onderzoeksprogramma (Report) juridische bescherming te bieden en heeft aangegeven dat zij voornemens is gerechtelijke stappen te ondernemen tegen verschillende RAI-programma's die beschuldigd worden van smaad,
I. overwegende dat de RAI is begonnen zijn uitzendingen te versleutelen op Italiaanse betaal-TV, een stap die geleid heeft tot ernstige bezuinigingen bij de RAI en die resulteert in een gunstigere positie voor Mediaset in termen van advertentie-inkomsten,
J. overwegende dat deze druk en de situatie die erdoor is ontstaan geleid hebben tot protesten in Italië en Europa van persoonlijkheden uit de wereld van kunst en cultuur, de pers en andere media, alsmede uit de politieke wereld, waar publiekelijk stelling is genomen tegen het muilkorven van de media, waaraan o.a. werd deelgenomen door de vereniging 'Articolo 21' en drie prominente Italiaanse kenners van de grondwet, wier oproep al door meer dan 445.000 mensen in Italië en Europa is ondertekend, onder wie zeer bekende Europese politieke en culturele persoonlijkheden,
K. overwegende dat de Italiaanse premier, in verband met het verzoek van de Commissie om opheldering over het Italiaanse asielbeleid, verklaarde dat hij aan de Europese Raad had voorgesteld dat de voorzitter van de Commissie het enige lid van de Commissie zou moeten zijn dat informatie mag verspreiden over de activiteiten van die instelling, en dat hij dreigde het functioneren van de Raad te blokkeren als zijn voorstel niet zou worden gehonoreerd - waarmee hij de International Press Association een officiële verklaring ontlokte,
L. overwegende dat de OVSE-vertegenwoordiger voor mediavrijheid, de heer Miklós Haraszti, op 20 september 2009 een brief heeft gestuurd aan de premier van Italië waarin hij er bij hem op aandrong de juridische procedures te staken die hij was gestart om van Italiaanse kranten een schadevergoeding ter hoogte van 3 miljoen euro te krijgen,
M. overwegende dat, zoals al eerder werd betoogd in zijn overige resoluties, in de meest recente Italiaanse wetgeving geen oplossing is gevonden voor het probleem dat de kern vormt van de belangenverstrengeling, nl. dat de premier nog steeds het bedrijf Mediaset controleert en politieke controle uitoefent op de publieke omroep waarbij de concentratiegraad van de televisiemarkt de hoogste is in Europa en het duopolie RAI-Mediaset bijna 90% van het gehele TV-publiek bereikt, en zo 96,8% van de advertentie-inkomsten int,
N. overwegende dat Italië op de 73ste plaats staat in het verslag over de persvrijheid dat is opgesteld door Freedom House en dat het land voor de eerste keer een land wordt genoemd waar de pers 'slechts ten dele vrij is',
O. overwegende dat de Raad een instrument heeft - namelijk de procedure van artikel 7 - waarmee een lidstaat kan worden gewaarschuwd en bestraft wegens schendingen van de mensenrechten en waarmee kan worden gewaarborgd dat lidstaten de gemeenschappelijke regels van de Unie naleven,
P. overwegende dat de Commissie, ondanks herhaalde oproepen van het Parlement, niets heeft geregeld ter bescherming van de pluriformiteit van de media in de context van de herziening van de richtlijn Televisie-zonder-grenzen, maar in plaats daarvan heeft gekozen voor een specifieke driestappenbenadering nl. opstelling van een werkdocument (goedgekeurd in 2007), vaststelling van indicatoren om de mate van pluriformiteit te bepalen (als vastgesteld in een onafhankelijke studie die is afgerond in juli 2009) en publicatie van een ontwerpmededeling inzake deze indicatoren (pas gepland voor 2010),
Q. overwegende dat het Parlement de Commissie in diverse resoluties herhaaldelijk heeft verzocht maatregelen te nemen om de pluriformiteit te beschermen, om een urgente mededeling te doen uitgaan over de bescherming van de pluriformiteit van de media in de lidstaten, en om de regelgeving onverwijld aan te vullen met een voorstel voor een richtlijn over deze kwestie,
1. betreurt de druk en de intimidatie van de Italiaanse autoriteiten jegens Italiaanse en Europese kranten, steunt het verzoek van de OVSE-vertegenwoordiger aan de Italiaanse autoriteiten om deze procedures onmiddellijk te staken en beschouwt iedere bemoeienis met de persvrijheid met als doel de publieke omroep te manipuleren als machtsmisbruik;
2. acht het noodzakelijk te wijzen op de anomalie die wordt gevormd door de specifieke belangenverstrengeling van politieke macht, economische en mediamacht en de concentratie van controle, direct of indirect, over publieke en particuliere media en benadrukt dat gewaarborgd moet worden dat de publieke omroep onafhankelijk is en niet blootstaat aan inmenging;
3. is van mening dat de verschillen tussen de nationale wetgevingen op het gebied van mediaconcentratie het functioneren van de interne markt kunnen verstoren en met name het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging en stemt in met ieder initiatief dat gericht is op grotere convergentie van dergelijke nationale regels;
4. is van mening dat de Italiaanse situatie implicaties heeft die veel verder strekken dan Italië zelf en dat het uitblijven van een Europese reactie een bedreiging zou vormen van een van de pijlers van de democratie, de in de Oostbloklanden geboekte vooruitgang in gevaar zou brengen en, in de context van de externe betrekkingen, iedere Europese veroordeling van censuur en intimidatie van de pers zou ondermijnen;
5. is van mening dat de vrijheid om inlichtingen te ontvangen of te verstrekken zonder inmenging van enig openbaar gezag een grondbeginsel is waarop de Europese Unie is gegrondvest en een fundamenteel onderdeel van de democratie, evenals de pluriformiteit van de media, die beide zijn verankerd in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten, en benadrukt dat - indien lidstaten niet de nodige maatregelen treffen - de Unie de politieke en wettelijke plicht heeft te waarborgen dat de rechten van haar burgers worden geëerbiedigd - op de gebieden waarop zij bevoegd is;
6. bevestigt in dit verband dat het wetgevingskader van de EU op het gebied van de media nog steeds gefragmenteerd is en dat de EU haar bevoegdheden derhalve dringend moet aanwenden ten aanzien van audiovisuele media, mededinging, telecommunicatie, overheidssteun, verplichtingen op het gebied van publieke dienstverlening en de grondrechten van de burgers om ten minste de minimumnormen vast te stellen die de lidstaten geacht worden na te leven om de persvrijheid te waarborgen, veilig te stellen en te bevorderen alsmede een adequaat niveau van pluriformiteit;
7. verzoekt de Raad de procedure overeenkomstig artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in te leiden op grond waarvan een lidstaat kan worden gewaarschuwd en bestraft wegens schendingen van de mensenrechten;
8. dringt er bij de Commissie op aan om dringend een voorstel voor een richtlijn op te stellen inzake mediaconcentratie en inzake de bescherming van de pluriformiteit, na eerst in een mededeling hierover passende indicatoren te hebben vastgesteld om de mate van pluriformiteit te bepalen - iets waar al herhaaldelijk op is aangedrongen en wat de Commissie zelf heeft aangekondigd;
9. dringt er bij Italië op aan zich te houden aan zijn verplichtingen met betrekking tot de speciale procedures van de VN en volledig samen te werken met de speciale rapporteur van de VN inzake de vrijheid van meningsuiting en hem Italië te laten bezoeken;
10. draagt zijn bevoegde commissie op deze kwestie te blijven volgen;
11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Raad van Europa en de regeringen en parlementen van de lidstaten.