ONTWERPRESOLUTIE over de persvrijheid in Italië
14.10.2009
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Lothar Bisky, Rui Tavares, Patrick Le Hyaric, Willy Meyer, Cornelis de Jong, Eva-Britt Svensson, Nikolaos Chountis namens de GUE/NGL-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0090/2009
B7‑0092/2009
Resolutie van het Europees Parlement over de persvrijheid in Italië
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de EU, die betrekking hebben op de vrijheid van meningsuiting, informatie en pluriformiteit van de media,
– gezien het interne werkdocument van de Commissie getiteld "Media pluralism in the Member States of the European Union" (SEC(2007)0032),
– gezien het voorlopige verslag over het onafhankelijke onderzoek van UCL-ICRI inzake de indicatoren van mediapluriformiteit dat in april 2009 voor de Commissie is uitgevoerd,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 september 2008 over concentratie en pluralisme in de media in de Europese Unie[1],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 april 2004 over de risico's van schending in de EU en met name in Italië van de vrijheid van meningsuiting en informatie[2],
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de concentratie van meerdere media in de handen van één enkele persoon indruist tegen het grondbeginsel van vrijheid van informatie,
B. overwegende dat de Europese Unie de vrijheid van meningsuiting en informatie verdedigt en bevordert, overeenkomstig artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de EU, waarin mediavrijheid en pluriformiteit van de media worden beschouwd als een essentieel aspect van die vrijheden,
C. overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om zonder bemoeienis en druk van de autoriteiten informatie te ontvangen en te verstrekken onder deze vrijheden vallen,
D. overwegende dat er met name de afgelopen maanden in Italië bezorgdheid is ontstaan over de eerbiediging van deze vrijheid, meer bepaald met betrekking tot druk die wordt uitgeoefend en gerechtelijke stappen die worden ondernomen door de premier tegen enkele van de belangrijkste Italiaanse kranten en tegen enkele Europese kranten,
E. overwegende dat de bemoeienis en de druk van de Italiaanse autoriteiten ook zijn waargenomen met betrekking tot de Italiaanse publieke omroep, met name intimidatie ten aanzien van de programmering,
F. overwegende dat deze druk en de situatie die erdoor is ontstaan geleid hebben tot protesten in Italië en Europa van persoonlijkheden uit de wereld van kunst en cultuur, de pers en andere media, alsmede uit de politieke wereld, waar publiekelijk stelling is genomen tegen het muilkorven van de media (wier oproep al door meer dan 400 000 mensen in Italië en Europa is ondertekend), alsook tot een massademonstratie door honderdduizenden mensen op 3 oktober 2009,
G. overwegende dat de OVSE-vertegenwoordiger voor mediavrijheid, de heer Miklós Haraszti, op 20 september 2009 een brief heeft gestuurd aan de premier van Italië waarin hij er bij hem op aandrong de juridische procedures te staken die hij was gestart om van Italiaanse kranten een schadevergoeding ter hoogte van 3 miljoen euro te krijgen,
H. overwegende dat, zoals al eerder in andere resoluties werd betoogd, in de meest recente Italiaanse wetgeving geen oplossing is gevonden voor het probleem dat de kern vormt van de belangenverstrengeling, namelijk dat de premier nog steeds het bedrijf Mediaset controleert en politieke controle uitoefent op de publieke omroep, waarbij de concentratiegraad van de televisiemarkt de hoogste is in Europa en het duopolie Rai-Mediaset bijna 90% van het gehele televisiepubliek bereikt en zo 96,8% van de advertentie-inkomsten int,
I. overwegende dat Italië op de 73ste plaats staat in het verslag over de persvrijheid dat is opgesteld door Freedom House en dat het land voor de eerste keer een land wordt genoemd waar de pers 'slechts ten dele vrij is',
J. overwegende dat de Raad over een instrument beschikt waarmee hij een lidstaat op de vingers kan tikken voor inbreuken op de mensenrechten,
K. overwegende dat de Commissie, ondanks herhaalde verzoeken van het Parlement, niets heeft geregeld ter bescherming van de pluriformiteit van de media in het kader van de herziening van de richtlijn inzake televisie zonder grenzen, maar in plaats daarvan heeft gekozen voor een specifieke driestappenbenadering, namelijk opstelling van een werkdocument (goedgekeurd in 2007), vaststelling van indicatoren om de mate van pluriformiteit te bepalen (als vastgesteld in een onafhankelijke studie die is afgerond in juli 2009) en publicatie van een ontwerpmededeling inzake deze indicatoren (pas gepland voor 2010),
L. overwegende dat het Parlement de Commissie in diverse resoluties herhaaldelijk heeft verzocht maatregelen te nemen om de pluriformiteit te beschermen, om een urgente mededeling te doen uitgaan over de vrijwaring van de pluriformiteit van de media in de lidstaten, en om de regelgeving onverwijld aan te vullen met een voorstel voor een richtlijn over deze kwestie,
1. betreurt de druk en de intimidatie van de Italiaanse autoriteiten jegens Italiaanse en Europese kranten, steunt het verzoek van de OVSE-vertegenwoordiger aan de Italiaanse autoriteiten om deze procedures onmiddellijk te staken en beschouwt iedere bemoeienis met de persvrijheid met als doel de publieke omroep te manipuleren als machtsmisbruik;
2. acht het noodzakelijk te wijzen op de anomalie die wordt gevormd door de specifieke belangenverstrengeling van politieke macht, economische en mediamacht en de concentratie van controle, direct of indirect, over publieke en particuliere media;
3. is van mening dat de Italiaanse situatie gevolgen heeft die veel verder strekken dan Italië zelf en dat het uitblijven van een Europese reactie een bedreiging zou vormen voor een van de pijlers van de democratie en in de externe betrekkingen iedere Europese veroordeling van censuur en intimidatie van de pers zou ondermijnen;
4. verzoekt de Italiaanse autoriteiten en de EU het beginsel van de vrijheid om zonder bemoeienis van de autoriteiten informatie te ontvangen en te verstrekken alsook het beginsel van pluriformiteit van de media strikt te eerbiedigen; herinnert de regering en het parlement van Italië eraan dat dit een essentieel onderdeel van de democratie vormt;
5. bevestigt in dit verband dat het wetgevingskader van de Europese Unie op het gebied van de media nog steeds gefragmenteerd is en dat de EU bijgevolg dringend haar bevoegdheden moet aanwenden op het gebied van audiovisuele media, mededinging, telecommunicatie, overheidssteun, verplichtingen op het gebied van openbaredienstverlening en grondrechten van de burgers om ten minste de minimumnormen vast te stellen die de lidstaten geacht worden na te leven om de persvrijheid en een adequaat niveau van pluriformiteit te waarborgen, veilig te stellen en te bevorderen;
6. dringt er bij de Commissie op aan om, zoals het Parlement reeds meermaals heeft gevraagd, met een voorstel inzake mediaconcentratie en bescherming van de pluriformiteit te komen, met inbegrip van steun voor en onafhankelijkheid van de publieke omroep;
7. dringt aan op de oprichting van een Europees waarnemingscentrum voor de media en de pers in de EU;
8. draagt zijn bevoegde commissie op deze kwestie te blijven volgen;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Raad van Europa en de regeringen en nationale parlementen van de lidstaten.
- [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0459.
- [2] PB C 104 E van 20.4.2004, blz. 1026.