ONTWERPRESOLUTIE over de Topontmoeting EU-VS
19.10.2009
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Pascal Canfin, Reinhard Bütikofer, Yannick Jadot, Nicole Kiil-Nielsen, Barbara Lochbihler namens de Verts/ALE-Fractie
B7‑0099/2009
Resolutie van het Europees Parlement over de Topontmoeting EU-VS
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de transatlantische betrekkingen, met name zijn twee resoluties van 1 juni 2006 over de verbetering van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten in het kader van een transatlantische partnerschapsovereenkomst en over de transatlantische economische betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten, zijn resolutie van 25 april 2007 over de transatlantische betrekkingen, zijn recentste resolutie van 5 juni 2008 over de Top EU-VS, en zijn resolutie van 26 maart 2009 over de stand van de transatlantische betrekkingen in de nasleep van de VS-verkiezingen,
– gezien de Transatlantische Verklaring van 1990 over de betrekkingen tussen de EU en de VS en de Nieuwe Transatlantische Agenda (NTA) van 1995,
– gezien de conclusies van de topontmoeting in Praag op 5 april 2009 tussen President Obama en de 27 staatshoofden en regeringsleiders van de EU met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke agenda,
– gezien de gezamenlijke verklaring en het tussentijds verslag die op de derde vergadering van de Transatlantische Economische Raad (TEC) op 16 oktober 2008 zijn goedgekeurd,
– gezien de komende EU-VS-Top op 2-3 november 2009 in Washington DC,
– gezien de komende 67e Transatlantische Wetgeversdialoog (TLD) op 4-6 december 2009 in New York,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 september 2009 over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 oktober 2009 over de op 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh gehouden G20-top,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het transatlantisch partnerschap berust op fundamentele gemeenschappelijke waarden als democratie, mensenrechten, de rechtsstaat, een vreedzame oplossing van conflicten en multilateralisme, alsook op gemeenschappelijke doelstellingen als open en geïntegreerde economieën en duurzame ontwikkeling, en de hoeksteen vormt van veiligheid en stabiliteit in het Euro-Atlantisch gebied,
B. overwegende dat de Europese Unie ingenomen is met de nieuwe koers die de Amerikaanse regering is ingeslagen, en die gebaseerd is op bereidheid tot samenwerking op internationaal vlak en het aanhalen van de banden tussen de EU en de VS,
C. overwegende dat de Europese Unie een steeds grotere rol zal spelen op het wereldtoneel en dat zodra het Verdrag van Lissabon met de instrumenten voor het buitenlands beleid van kracht wordt de EU een krachtiger en meer samenhangende rol kan spelen op het internationale toneel,
D. overwegende dat recente enquêtes, zoals de Transatlantic Trends 2009 van de Duitse Marshall Funds, aantonen dat de steun van de EU-burgers voor de Amerikaanse regering groter is dan ooit en als basis kan dienen voor een nieuw elan in de betrekkingen tussen de EU en de VS,
E. overwegende dat de EU en de VS een belangrijke rol spelen in het beleid en de economie van de wereld en samen verantwoordelijk zijn voor de aanpak van diverse mondiale uitdagingen zoals de financiële crisis, klimaatverandering, veilige energiebevoorrading, het oplossen van conflicten en ontwapening, uitroeiing van armoede en verwezenlijking van andere millenniumontwikkelingsdoelstellingen, bescherming en bevordering van de mensenrechten en de rechtsstaat, bestrijding van terrorisme en proliferatie van kernwapens,
F. overwegende dat het in een globale, ingewikkelde en veranderende wereld in het belang van beide partijen, EU en VS, is om samen de internationale structuur vorm te geven en het hoofd te bieden aan gemeenschappelijke dreigingen en uitdagingen, op basis van internationale wetgeving en multilaterale instellingen, met name het VN-stelsel, en andere partners uit te nodigen hieraan mee te werken,
G. overwegende dat het bij de bestrijding van het internationale terrorisme noodzakelijk is het belang van volledige eerbiediging van het internationale recht en de verdragen over de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te benadrukken,
H. overwegende dat het Transatlantisch Partnerschap een hoeksteen moet blijven van het externe beleid van de Unie,
I. overwegende dat het werk van de Transatlantische Economische Raad (TEC) moet worden voortgezet met het oog op een betere werking van de transatlantische markt,
J. overwegende dat de EU en de VS te maken zullen krijgen met een toenemend wereldwijd energieverbruik en de noodzaak om de in Kopenhagen overeen te komen wereldwijde verplichtingen ten uitvoer te leggen, waarvoor onze economieën op andere leest moeten worden geschoeid,
Mondiale uitdagingen
1. beschouwt het momenteel als de belangrijkste taak van Europa om de Amerikaanse regering ervan te overtuigen dat op de COP 15-Conferentie in Kopenhagen een verregaande, ambitieuze en wettelijk bindende post-Kyoto-regeling over de uitstoot van broeikasgassen moet worden vastgesteld, dat een transatlantische "Green New Deal" voor investeringen en de uitwisseling van technologie op het gebied van een veilige en niet-vervuilende productie van energie moet worden opgezet, en dat overeenstemming moet worden bereikt over adequate financiering voor schadebeperking van en aanpassing aan de klimaatverandering in ontwikkelingslanden;
2. dringt er bij beide partners op aan het multilateralisme efficiënt gestalte te geven en daarbij de opkomende machten te betrekken in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid voor de wereldorde, eerbiediging van het internationaal recht en voor gemeenschappelijke problemen; dringt er voorts bij de EU en de VS op aan hun inspanningen ter uitvoering van de hervormingsagenda van de VN op te voeren, zoals de hervorming van de Veiligheidsraad en andere multilaterale fora binnen de mondiale ordening;
3. dringt er bij beide partijen op aan de eerbiediging van de mensenrechten op het eigen grondgebied en in de wereld als kernelement van hun beleid te bevorderen; beklemtoont de noodzaak van intensieve coördinatie bij preventieve diplomatie en crisisbeheersing; doet een beroep op de Amerikaanse regering tot toetreding en ratificatie van het statuut van Rome van het Internationaal Strafhof; dringt andermaal met klem aan op afschaffing van de doodstraf; verzoekt de Amerikaanse regering de internationale normen inzake de rechtsstaat opnieuw integraal toe te passen en alle geheime gevangenissen te ontmantelen, een einde te maken aan alle buitengerechtelijke maatregelen en aan de straffeloosheid voor schending van de mensenrechten;
Defensie, wapenbeheersing, verspreiding van kernwapens en veiligheid
4. beklemtoont dat het veiligheidsaspect van de EU-betrekkingen met Rusland en de VS en de rol van het GBVB en het EVDB niet los kunnen worden gezien van de Europese veiligheidsstructuur in ruimere zin, met inbegrip van NAVO en OVSE en internationale overeenkomsten als de ABM- en CFE-verdragen; is van mening dat relevante ontwikkelingen in deze bredere veiligheidsstructuur in samenspraak met Rusland, de Verenigde Staten en de OVSE-lidstaten buiten de EU moeten worden behandeld, ten einde de transatlantische consensus over veiligheid te vernieuwen, met als basis de overeenkomsten van Helsinki of een aangepaste versie daarvan, waarover in een nieuwe conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa moet worden onderhandeld;
5. is in dit verband ingenomen met de beslissing van de Russische Federatie en de VS om onderhandelingen aan te knopen over een nieuw uitgebreid en juridisch bindend akkoord ter vervanging van het verdrag over de vermindering van strategische bewapening (START) dat in december 2009 afloopt, en de ondertekening van het gemeenschappelijk akkoord over een vervolg op het START-1-verdrag door president Barack Obama en president Dmitri Medvedev in Moskou op 6 juli 2009;
6. steunt het concept-document dat de VS op 16 september 2009 aan de Raad heeft aangeboden als onderdeel van de strategie van de Amerikaanse regering inzake niet-verspreiding en ontwapening, en is verheugd over de aankondiging om in april 2010 een wereldconferentie over niet-verspreiding van kernwapens te organiseren;
7. is verheugd over de resolutie van de Veiligheidsraad van 24 september 2009 over niet-verspreiding (res. 1887), om te komen tot een veiliger wereld voor iedereen en de voorwaarden te scheppen voor een wereld zonder kernwapens, in overeenstemming met de doeleinden van het non-proliferatieverdrag (NPT), en wel zodanig dat de internationale stabiliteit wordt bevorderd en gebaseerd zal zijn op een absolute veiligheid voor allen;
8. is van mening dat vernieuwing van de transatlantische samenwerking vooral kan plaatsvinden op het gebied van niet-verspreiding van kernwapens en van de vermindering van het kernwapenarsenaal, met inbegrip van de terugtrekking van VS-kernkoppen uit Europa; dringt er dan ook bij de EU en de VS op aan in alle internationale fora een gemeenschappelijke strategie te volgen, met name in de VN, inzake het terugdringen van massavernietigingswapens en conventionele wapens; verwelkomt de aankondiging door de president van de VS dat hij de ratificatie van het alomvattende kernstopverdrag (CTBT) zal bespoedigen; dringt er bij de Raad op aan op positieve en proactieve wijze bij te dragen aan de voorbereiding van de volgende conferentie over de herziening van het non-proliferatieverdrag (NPT) in 2010, in nauwe samenwerking met de VS en Rusland;
9. dringt er bij de ontwapeningsconferentie op aan zo spoedig mogelijk een verdrag te sluiten voor een verbod op de productie van splijtmateriaal voor kernwapens of andere apparaten met kernladingen;
10. is ingenomen met de aangekondigde eerste gezamenlijke verklaring van de EU en de VS inzake non-proliferatie, die naar alle verwachting de bepalingen van resolutie 1887 van de VN-Veiligheidsraad zal overnemen en samenwerkingsgebieden zal aanwijzen;
11. onderstreept dat de twijfelachtige aard van het Iraanse nucleaire programma het stelsel voor non-proliferatie en stabiliteit in de regio en in de wereld onder bijkomende druk zet; is ingenomen met de rechtstreekse dialoog die president Obama heeft ingesteld en steunt het doel, dat door beide partners wordt nagestreefd, om door onderhandelingen een oplossing te vinden met Iran, op basis van een gecombineerde strategie van dialoog en sancties, in samenwerking met andere leden van de Veiligheidsraad en onder het toezicht van het Internationale agentschap voor atoomenergie; verzoekt beide partners met klem te werken aan een kernvrije zone in het Midden-Oosten;
12. betreurt in dit opzicht de inspanningen van de Franse president Sarkozy om nucleaire technologie te verkopen aan landen in de ruime omgeving van het Midden-Oosten; benadrukt dat dit beleid volstrekt onverantwoord is, de situatie verder dreigt te destabiliseren en elk initiatief om een kernvrije zone in de regio te creëren dreigt te ondermijnen;
13. ondersteunt de onderhandelingen die op 1 oktober 2009 in Genève zijn begonnen en waarbij Iran instemde met het openstellen voor internationale inspectie van de pas ontdekte fabriek voor de verrijking van uranium in Qom;
14. heeft kritiek op de overeenkomst tussen de VS en India inzake nucleaire samenwerking, waardoor India toegang heeft gekregen tot het internationaal nucleair handelsstelsel ondanks het feit dat het weigert toe te treden tot het NPT-Verdrag en blijft weigeren het IAEA veiligheidsinspecties te laten verrichten in veel van zijn nucleaire installaties; is ervan overtuigd dat deze overeenkomst de indruk versterkt dat dubbele normen worden gehanteerd, wat de relevantie van het NPT-Verdrag dreigt teniet te doen;
15. is bezorgd over de recente kernproeven van de Democratische Volksrepubliek Korea en de afwijzing door dit land van resolutie 1887 van de VN-Veiligheidsraad; steunt niettemin de door de VS gehanteerde aanpak van een bilaterale dialoog, in het kader van de zespartijenbesprekingen om tot het atoomvrij maken van het Koreaanse schiereiland te komen;
16. is ingenomen met de plannen van de VS om af te zien van een raketschild in Europa en dringt aan op nieuwe mondiale veiligheidsregelingen waarbij de EU, de VS, Rusland en China betrokken worden;
Regionale kwesties
17. beklemtoont dat een vreedzame en rechtvaardige oplossing van het conflict in het Midden-Oosten van essentieel belang is en is ingenomen met het feit dat de Amerikaanse regering dit probleem als één van de belangrijkste prioriteiten beschouwt; verzoekt de Amerikaanse regering hierbij nauw samen te werken met de EU en de werkzaamheden van het "Kwartet" te ondersteunen; beklemtoont dat beide partners moeten streven naar intensivering van de onderhandelingen die gebaseerd zijn op de routekaart en de eerdere overeenkomst, wat moet leiden tot een twee-statenoplossing met een soevereine en levensvatbare Palestijnse staat; doet een beroep op de transatlantische partners de pogingen te ondersteunen om te komen tot een inter-Palestijnse verzoening en een einde te maken aan de rampzalige humanitaire situatie in de Gazastrook, en wijst op het belang van verbetering van de leefomstandigheden van de Palestijnen zowel op de Westelijke Jordaanoever als in de Gazastrook, en van de wederopbouw van Gaza;
18. is van mening dat de op uitnodiging van president Obama gehouden eerste ontmoeting op 23 september 2009 tussen de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en de Palestijnse leider Mahmoud Abbas de ambitieuze verwachtingen niet heeft ingelost; heeft kritiek op het feit dat nog geen overeenkomst is bereikt over de kwestie van de bouw van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem;
19. betreurt het besluit van de Mensenrechtenraad (HRC) om voorlopig geen ontwerpresolutie op te stellen over het rapport van de recente VN-onderzoeksmissie betreffende het Gazaconflict en de erin vervatte aanbevelingen; verwacht dat de HRC deze kwestie te gelegener tijd zal behandelen;
20. beklemtoont dat de waarden, de veiligheid en de geloofwaardigheid van de transatlantische gemeenschap in Afghanistan op het spel staan; dringt er bij de EU, de VS, de NAVO en de VN op aan een nieuw gemeenschappelijk strategisch concept te ontwikkelen dat alle componenten van het internationale engagement omvat, de levensomstandigheden van de plaatselijke bevolking verbetert, de rechten van de Afghaanse vrouwen versterkt en democratische ontwikkeling aanmoedigt, en verzoekt alle buurlanden hieraan mee te werken, ten einde tot stabiliteit in de regio te komen;
21. dringt er bij de EU en de VS op aan te komen tot een gemeenschappelijke strategie ten aanzien van Pakistan, die gericht is op versterking van de democratische instellingen, de rechtsstaat en het vermogen van het land armoede, sociale uitsluiting en terrorisme te bestrijden, alsook de betrokkenheid van Pakistan bij de stabiliteit in de regio te vergroten;
22. dringt er bij de partners op aan via gecoördineerde inspanningen te blijven samenwerken met de Iraakse regering en de VN om stabiliteit en nationale verzoening te bereiken en bij te dragen aan de eenheid en onafhankelijkheid van Irak;
Financiële crisis, stabiliteit en het bankwezen
23. benadrukt dat de kredietcrisis nog niet voorbij is; beklemtoont in dit opzicht dat een gecoördineerd macro-economisch beleid van vitaal belang is voor het bereiken van een duurzaam wereldwijd economisch herstel, dat de basis moet vormen voor een "Green New Deal" die zorgt voor kwalitatieve ontwikkeling op de lange termijn; dringt erop aan werk te maken van gecoördineerde, degelijk gefaseerde en doeltreffende exitstrategieën, die snel kunnen worden toegepast van zodra het herstel dit toelaat;
24. is ingenomen met de G-20-conclusies als een praktisch fundament voor verdere samenwerking tussen de EU en de VS en hoopt op een gecoördineerde aanpak voor het bereiken van financiële stabiliteit en hervorming van het mondiale financiële systeem;
25. dringt aan op coördinatie van het Amerikaanse hervormingspakket voor de financiële sector (voorgesteld op 17 juni 2009) en de huidige EU-hervorming van de structuur voor financieel toezicht, zodat in de toekomst een falen van de mondiale financiële markten wordt voorkomen en regulering van de actoren daarin wordt gewaarborgd; stemt in dit verband in met de opneming van de belangrijkste opkomende industrielanden bij de oprichting van de Financiële Stabiliteitsraad (FSB);
26. is van mening dat coördinatie tussen de VS en de EU moet uitmonden in geleidelijke verbetering van de prudentiële voorschriften op wereldniveau, ten einde regelgevingsarbitrage te voorkomen; wijst erop dat de vooruitgang die in het bredere kader van de G-20 wordt geboekt bestaat uit een aanpak van "minimale harmonisatie", wat niet mag verhinderen dat de EU striktere normen hanteert;
27. is in dit opzicht van mening dat versterking van de samenwerking tussen wetgevende, regelgevende en toezichthoudende autoriteiten in de VS en de EU van cruciaal belang is, met name gezien de tekortkomingen die tijdens de recente financiële crisis aan het licht zijn gekomen;
28. dringt er bij de VS op aan bij de toepassing van het Bazel-II-kader rekening te houden met de recente en komende wijzigingen in de Europese richtlijnen inzake kapitaaleisen voor kredietinstellingen en investeringsondernemingen;
29. is in dit verband van mening dat de tenuitvoerlegging van Bazel II in de VS cruciaal is voor het wereldwijd handhaven van gelijke randvoorwaarden;
30. steunt de oproep van de G20 om de harmonisatie van boekhoudkundige normen te bespoedigen; dringt er bij de FASB en de IASB op aan één enkele reeks algemeen geldende boekhoudkundige normen van hoge kwaliteit vast te stellen binnen de context van hun onafhankelijke proces voor het vaststellen van normen en hun harmonisatieproject vóór juni 2011 te voltooien; dringt aan op de ontwikkeling van rapportering per land waardoor investeerders, belanghebbenden en belastinginstanties een volledig beeld krijgen van elk concern, waarbij een doeltreffender en transparanter internationaal overzicht wordt verkregen van fiscaal geïnspireerde besluiten;
31. dringt er bij de VS op aan zich te houden aan hun routekaart om VS-gebruikers te verplichten de IFRS toe te passen; herinnert aan zijn verzoek dat de SEC, tot het besluit dat VS-gebruikers IFRS dienen toe te passen is genomen, IFRS, zoals aanvaard door de Europese Unie, als gelijkwaardig met de US GAAP erkent;
32. beklemtoont dat de IASB zijn bestuurshervormingen dient voort te zetten om te zorgen voor een eerlijke vertegenwoordiging van deelnemers die van beursgenoteerde ondernemingen de toepassing van IFRS eisen en betrokken zijn bij de vaststelling van internationale boekhoudkundige normen en als beheerders bij het toezicht op de IASB;
33. onderstreept de noodzaak van een multilateraal, wereldwijd systeem voor samenwerking en informatie-uitwisseling in belastingzaken, zoals het uitgebreide Wereldforum inzake transparantie en informatie-uitwisseling (GFTEI); is van oordeel dat het GFTEI aanzienlijk moet worden versterkt om het ontduiken en ontwijken van belastingen doeltreffend te bestrijden; wijst er met name op dat in alle omstandigheden automatisch gegevens moeten worden uitgewisseld;
34. spreekt zijn waardering uit voor het besluit van de leiders van de G20 te werken aan een internationaal kader voor een belasting op financiële transacties, en dringt aan op snelle vooruitgang door de VS en de EU om ervoor te zorgen dat de financiële sector een eerlijke bijdrage levert tot economisch herstel en ontwikkeling, daar de kosten van de crisis tot dusver gedragen worden door belastingbetalers, overheidsdiensten en burgers;
35. verwacht dat de EU het Amerikaanse stelsel voor controle op het verzekeringswezen als gelijkwaardig kan erkennen overeenkomstig de in de Solvency II richtlijn bedoelde voorwaarden; is van mening dat het initiatief tot oprichting van een bureau op het gebied van nationale verzekeringen de samenwerking en de gegevensuitwisseling tussen de EU en de VS ten goede zal komen;
36. meent dat de samenwerking op het gebied van regelgeving rekening moet houden met de versterking van de EU-wetgeving in de richtlijn kapitaalvereisten, met name het beloningsbeleid in de sector van de financiële diensten;
TEC
37. onderstreept de noodzaak dat de Transatlantische Economische Raad (TEC) wordt voortgezet, zich verder ontwikkelt en versterkt wordt; is van oordeel dat er een trajectkaart moet worden opgesteld waarop te zien hoe de verbintenis op de lange termijn om een transparante, op waarden gebaseerde transatlantische markt te verwezenlijken met inachtneming van de belangen van alle betrokkenen kan worden bereikt;
38. verzoekt de Commissie er zorg voor te dragen dat de resultaten van studies over de verwezenlijking van de transatlantische markt met de desbetreffende parlementaire commissies worden besproken alvorens eventuele specifieke conclusies worden getrokken voor toekomstige aanbevelingen aan de TEC;
39. acht de informatiemaatschappij een cruciale pijler van de transatlantische economische ruimte die zich baseert op toegang tot kennis en op een nieuw model voor de bescherming en het delen van digitale content, met inachtneming van proportionaliteit;
40. is met name van oordeel dat bij de resultaten van een verbeterde samenwerking op gebieden als investeringen, boekhoudstandaarden, regelgevingskwesties, de veiligheid van geïmporteerde producten en intellectuele-eigendomsrechten (IPR) het punt van de handhaving door wetgevers aan beide zijden van de oceaan moet worden besproken voordat maatregelen van kracht worden;
41. dringt er bij de Commissie op aan haar pogingen voort te zetten die ervoor moeten zorgen dat de VS- wetgeving die voorschrijft dat 100% van de goederen die het land binnenkomen gescand wordt ofwel door de Amerikaanse regering gewijzigd wordt ofwel zodanig wordt uitgevoerd dat geen nieuwe handelsbelemmeringen worden opgeworpen die aanzienlijke kosten veroorzaken voor de economische actoren zonder enige voordelen te bieden in de zin van een beveiliging van de verzorgingsketen; is van oordeel dat het nuttig zou zijn als de TEC in Brussel en Washington studiebijeenkomsten organiseert over het punt van de scanning van 100% om tot meer begrip tussen de wetgevers van EU en VS te komen en een spoedige en voor beide zijden aanvaardbare oplossing van dit probleem te bevorderen;
42. verzoekt daarom de leiding van de EU en de VS alsmede de covoorzitters van de TEC opnieuw, rekening te houden met de cruciale betekenis van de wetgevers voor het succes van het proces op lange termijn, en dringt er bij hen op aan de vertegenwoordigers van de transatlantische wetgeversdialoog (TLD) volledig en rechtstreeks te betrekken bij de werkzaamheden van de TEC;
43. gelooft dat het, gezien de uiterst technische aard van de vraagstukken waarover de TEC zich buigt, van essentieel belang is dat de hiervoor het meest geschikte leden van het Congres en van het Europees Parlement aan de discussie deelnemen; wijst er nogmaals op dat veel van de non-tarifaire belemmeringen voor de handel en de investeringen die de TEC uit de weg zal moeten ruimen veroorzaakt zijn door bewust optreden van wetgevingsinstanties ter bescherming van sociale, gezondheidsgerelateerde, culturele of milieudoelstellingen en dus niet kunnen worden weggenomen zonder een desbetreffende wettelijke maatregel;
44. is er verheugd over dat de TEC advies krijgt van een kring van belanghebbenden, onder wie vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, en wenst dat er een vergelijkbare rol wordt gegeven aan vertegenwoordigers van de vakbewegingen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan, zodat de sociale dimensie volledig bij de zaken wordt betrokken; wenst dat de hoofden van de transatlantische werkgelegenheidsdialoog, de toekomstige transatlantische energiedialoog en een hernieuwde milieudialoog in de groep adviseurs worden opgenomen; is niettemin van mening dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de raadgevende en de wetgevende rol van het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement;
45. meent dat de transatlantische economische samenwerking controleerbaarder, transparanter en voorspelbaarder moet worden; vergaderroosters, agenda's, routekaarten en vorderingsverslagen moeten regelmatig openbaar worden gemaakt en onmiddellijk worden gepubliceerd op een website;
Vervoerskwesties
46. doet een beroep op de VS-Senaat en de VS-regering de volledige en daadwerkelijke uitvoering toe te staan van een luchtvaartovereenkomst tussen de EU en de VS van de eerste fase en van de overeenkomst inzake de veiligheid in de luchtvaart tussen de EU en de VS, en toe te werken naar een luchtvaartovereenkomst van de tweede fase teneinde de samenwerking in de luchtvaartbetrekkingen tussen de EU en de VS verder te ontwikkelen;
47. dringt er bij de VS-Senaat en de VS-regering op aan geen maatregelen te nemen die met deze doelstellingen in strijd zijn, zoals die betreffende buitenlandse reparatiesteunpunten, anti-trust uitzonderingen en de nationaliteit van luchtvervoerders, zoals vermeld in House Resolution 915;
48. vraagt de autoriteiten van de VS en de Europese Commissie om een verdere intensivering van hun onderhandelingen voor het vinden van evenwichtige oplossingen voor onder meer de behoeften in verband met de veiligheid van het luchtverkeer en de gegevensbescherming op het gebied van de registratie van passagiersnamen (PNR), voor de herziening van de veiligheidscontroles op luchthavens en voor sterkere integratiemaatregelen ter beperking van de gevolgen voor de klimaatverandering van de transatlantische en internationale luchtvaart in de onderhandelingen van Kopenhagen en de ICAO-overeenkomsten;
49. herinnert de Commissie en de autoriteiten van de VS eraan dat een eventuele mislukking van de sluiting van een overeenkomst van de tweede fase ertoe zou kunnen leiden dat sommige lidstaten overgaan tot opzegging van de eerste fase-overeenkomst, wat de belangen van zowel de luchtvervoerders uit de EU als uit de VS zou schaden;
Handhaving van wetten ter bescherming van de consument, douanezaken en markttoezicht
50. wenst dat de Commissie en de Raad gezamenlijke acties bevorderen met de autoriteiten van de VS, met name de US Consumer Product Safety Commission, en ook andere partners om ervoor te zorgen dat China en andere landen van de derde wereld hun productienormen – vooral voor speelgoed - zodanig verhogen dat zij aan de veiligheidseisen de EU en de VS voldoen;
51. vraagt de Commissie sterkere en doeltreffender mechanismen voor een grensoverschrijdende samenwerking op handhavingsgebied te ontwikkelen, met als doel het “RAPEX”-alarmsysteem van de EU voor consumentenproducten die een ernstig risico inhouden voor de consument te koppelen aan het alarmsysteem van de US Consumer Product Safety Commission, en het coördineren van de activiteiten van het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming (CPC-network) met die van de autoriteiten van de VS;
52. stelt voor dat de TEC een bindend samenwerkingsinstrument sanctioneert dat het delen van gegevens over productveiligheid en de opstelling van een gezamenlijk programma van samenwerkingsmaatregelen zou vergemakkelijken;
53. betuigt zijn steun aan het initiatief van de Commissie tot intensivering van de internationale samenwerking door gebruikmaking van de rechtsgrondslag van de CPC-verordening voor het aangaan van een internationale samenwerkingsovereenkomst met de handhavingsautoriteiten van de VS en het verspreiden en delen van optimale praktijken;
54. vraagt de Commissie om bespoediging van haar werkzaamheden aan een reeds lang vertraagde bilaterale overeenkomst voor samenwerking op handhavingsgebied, waarbij haar handhavingswerkzaamheden (uitwisseling van informatie, onderzoek en het nemen van maatregelen) in het kader van de verordening betreffende samenwerking ter bescherming van de consument van de EU en van de US Safe Web Act worden uitgebreid tot de VS;
Wederzijdse erkenning en standaardisatie
55. verzoekt de Commissie te streven naar de officiële vaststelling van procedures voor de onderlinge erkenning van conformiteitsverklaringen voor producten die verplicht door derden moeten worden getest, met name ICT- en elektrische apparatuur; vraagt de Commissie onverkort vast te houden aan de wederzijdse erkenning van wettelijk vastgestelde maateenheden, met name aanvaarding in de VS van EU-producten met etiketten die uitsluitend metrische maat- of gewichtseenheden vermelden;
56. doet een beroep op de Commissie met de autoriteiten van de VS over standaardisatievraagstukken te overleggen teneinde het beleid ter beïnvloeding van de werkzaamheden van internationale standaardisatieorganen te coördineren;
Sociale en ecologische normen/ maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven
57. steunt het Congres van de VS in zijn initiatief zijn bilaterale internationale handelsovereenkomsten na te zien op mogelijkheden voor het incorporeren daarin van de allerbelangrijkste internationale sociale en ecologische normen; is ervan overtuigd dat onevenwichtigheden in de wereld ook aangepakt moeten worden op het niveau van de verwezenlijking van billijke en duurzame handelsbetrekkingen;
58. is van oordeel dat de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven inhoud dient te krijgen door zelfregulering, maar ook door bindende normen ten aanzien van bedrijfsactiviteiten als het erom gaat dat ondernemingen bij hun activiteiten en hun interactie met belanghebbenden rekening gaan houden met sociale rechten, mensenrechten en de zorg om het milieu; veronderstelt dat de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen tussen de VS en de EU een aanzienlijk effect zal hebben op de houding van bedrijven ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen en op hun positieve betrokkenheid bij sociale en milieutechnische vraagstukken;
Landbouwvraagstukken en Doha
59. wijst erop hoe belangrijk het is dat in het kader van de wereld-handelsonderhandelingen van Doha op landbouwgebied een evenwichtige overeenkomst tot stand komt, waaronder maatregelen ter voorkoming van verdere sterke schommelingen van de prijzen van landbouwproducten en van voedseltekorten; verbindt zich ertoe volledig rekening met hetgeen voor een geslaagde ronde handelsonderhandelingen vereist is; wijst op de noodzaak volledig rekening te houden met de reeds bij de recente GLB-hervormingen aangebrachte aanpassingen en wenst dat soortgelijke aanpassingen worden aangebracht in de Farm Bill van de VS;
60. blijft streven naar zijn doel ervoor te zorgen dat voor de EU-burgers de hoogste productveiligheidsnormen gelden; schaart zich achter de besluiten van de Commissie ten aanzien van geïdentificeerde sporen van niet-goedgekeurde genetisch gemodificeerde producten, voornamelijk in maïs- en sojasoorten, totdat zij de veiligheid van de respectieve producten voor de menselijke gezondheid en het milieu heeft vastgesteld;
61. herinnert aan de recente ontwikkelingen in verband met eerdere geschillen, zoals over rundvlees met hormonen en het toelaten van bepaalde genetisch gemodificeerde producten; is ervan overtuigd dat problemen die van invloed zijn op de onderlinge handel in landbouwproducten door middel van voortdurend en vroegtijdig overleg doeltreffend kunnen worden aangepakt voordat zij aan geschilleninstanties in het kader van de WTO moeten worden voorgelegd;
Milieuvraagstukken en klimaatverandering
62. steunt de inspanningen van de VS zoals deze gepresenteerd werden op de VN-top inzake de klimaatverandering op 22 september 2009 en het vooruitzicht dat geleidelijk een einde wordt gemaakt aan subsidies voor fossiele brandstoffen; is er verheugd over dat bij de ontwikkeling van de wetgeving van de VS verder zal worden gegaan dan een beperking van de uitstoot van broeikasgassen; is echter bezorgd dat de Senaat niet voor volgend jaar de wetgeving goedkeurt; verzoekt de EU en de VS derhalve nauw met elkaar samen te werken om de Conferentie van Kopenhagen tot een succes te maken waarbij alle relevante landen die broeikasgassen uitstoten worden betrokken en aan doelstellingen op middellange en lange termijn worden gebonden;
63. herinnert eraan dat de internationale overeenkomst dient te waarborgen dat er in de geïndustrialiseerde landen collectieve beperkingen van de emissies van broeikasgassen worden bereikt die in 2020 vergeleken bij 1990 bij de hogere waarden van het traject van 25-40% liggen, zoals is aanbevolen in het vierde evaluatieverslag van het Internationale panel inzake klimaatverandering (IPCC 4AR), en dat deze beperkingen in de Unie moeten worden verwezenlijkt;
64. herinnert eraan dat er voor de EU en de overige geïndustrialiseerde landen een lange-termijndoelstelling van tenminste 80% in 2050 ten opzichte van 1990 moet worden vastgesteld;
65. is ingenomen met het gezamenlijke streven van de VS en China om zich door middel van hun Strategische en Economische Dialoog op schone energie en verminderde emissies te richten;
66. steunt in beginsel het idee om naar het voorbeeld van de TEC een trans-Atlantische Energieraad voor trans-Atlantische samenwerking op het gebied van energiewetgeving, energie-efficiëntie en energiezekerheid in het leven te roepen; spreekt de hoop uit dat de trans-Atlantische Energieraad meer succes heeft dan de trans-Atlantische milieudialoog van 2000;
67. onderstreept het belang van een actieve en voortdurende dialoog tussen de EU en de VS in het licht van de herziening van de huidige EU-wetgeving inzake nieuwe voedingsproducten en het gebruik van nieuwe technieken bij de voedselproductie;
68. wijst met nadruk op de mogelijke gevolgen van nieuwe technieken zoals nanomaterialen voor de gezondheid en het milieu, aangezien de wetenschappelijke eigenschappen ervan tot dusverre onbekend zijn; benadrukt dat het van belang is de eventuele ongerustheid van de buitenwacht en de consument te erkennen als het gaat om het gebruik van nieuwe technieken zoals het klonen in de veeteelt en om het dierenwelzijn;
69. is verheugd over het feit dat de regering van de VS heeft erkend dat haar Wet inzake het beheersen van giftige stoffen (TSCA) in de nabije toekomst moet worden herzien om de menselijke gezondheid en het milieu doeltreffend tegen chemische stoffen te beschermen;
70. verzoekt de desbetreffende instanties in de EU en in de VS samen te werken en in de VS een regelgevingssysteem op te zetten dat een beschermingsniveau biedt dat vergelijkbaar is met REACH;
Justitiële en politiële samenwerking, visa
71. verwacht van de op 28 oktober 2009 in Washington geplande ministersvergadering EU-VS dat deze een gezamenlijke verklaring over samenwerking op politiële en justitiële samenwerking aanneemt, met name over cyberveiligheid;
72. bevestigt nogmaals vastbesloten te zijn het terrorisme te bestrijden en er vast van overtuigd te zijn dat veiligheidsmaatregelen niet ten koste mogen gaan van de bescherming van de burgerlijke vrijheden en grondrechten, en dat het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens ten volle moet worden geëerbiedigd; bevestigt andermaal dat noodzaak en evenredigheid grondbeginselen zijn zonder dewelke terrorismebestrijding nooit doeltreffend zal zijn;
73. meent dat een gezond wettelijk en politiek kader nodig is voor een intensieve samenwerking tussen de EU en de VS in zaken op het terrein van justitie, vrijheid en veiligheid en dat een sterker partnerschap met betrokkenheid van de parlementaire en democratische dimensie essentieel is voor de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen als de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad, rekening houdend met de grondrechten en de regels van de rechtsstaat, justitiële samenwerking in strafzaken en politie-samenwerking, het migratiebeheer en de bescherming van het recht asiel aan te vragen alsmede de bevordering van een visumvrij verkeer van alle bona fide burgers tussen de twee gebieden;
74. wijst er in dit verband opnieuw op dat de Europese Unie stoelt op de beginselen van de rechtsstaat en dat elke overdracht van Europese persoonsgegevens aan derde landen om veiligheidsredenen gepaard moet gaan met procedurele waarborgen en recht op verdediging en in overeenstemming moet zijn met de gegevensbeschermingswetgeving op nationaal en Europees niveau;
75. herinnert eraan dat in het trans-Atlantische kader van de overeenkomst tussen de EU en de VS inzake rechtshulp, die op 1 januari 2010 in werking zal treden, in artikel 4 van die overeenkomst wordt bepaald dat op een bij nationale overheidsinstanties ingediend verzoek toegang kan worden verkregen tot bepaalde financiële gegevens en dat dit een betere rechtsgrondslag zou kunnen zijn voor de overdracht van SWIFT-gegevens dan de voorgestelde interimovereenkomst;
76. constateert dat over een interimovereenkomst voor de overdracht van dergelijke gegevens tussen de EU en de VS wordt onderhandeld, dat deze moet gelden voor een overgangsperiode en na uiterlijk 12 maanden afloopt en dat bij een nieuwe overeenkomst waarover, onverminderd de procedure die uit hoofde van het Verdrag van Lissabon gevolgd moet worden, onderhandeld zal worden het Europees Parlement en de nationale parlementen volledig moeten worden betrokken en dat daarbij voldaan moet zijn aan de voorwaarden zoals vermeld in zijn resolutie van 17 september 2009;
77. is ingenomen met de recente uitbreiding van het programma voor visumontheffing tot nog eens zeven EU-lidstaten; roept de VS niettemin op de visumregeling voor de resterende lidstaten af te schaffen en alle EU-burgers gelijk te behandelen, op grond van volledige wederkerigheid; is bezorgd over de geplande invoering van administratiekosten voor de verstrekking van de ESTA-vergunning aan EU-burgers en verzoekt de Commissie dit als prioritaire kwestie met de regering van de VS aan de orde te stellen;
Ontwikkeling en millenniumdoelstellingen
78. is er verheugd over dat opnieuw is toegezegd naar het halen van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te streven en de beloften over het verlenen van officiële ontwikkelingshulp na te komen; doet een beroep op beide partners hun belofte na te komen om 0,7% van hun BNP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden;
79. wijst erop dat de ontwikkelingslanden de mondiale financiële en economische crisis niet veroorzaakt hebben, maar er wel onevenredig zwaar door getroffen worden en geconfronteerd worden met een sterke daling van groei en werkgelegenheid, negatieve effecten op de handels- en betalingsbalans, een scherpe afname van de toestroom van particulier kapitaal en directe buitenlandse investeringen, geringere mogelijkheden om kredieten en handelsfinanciering te krijgen, verminderde overschrijvingen, sterke en onvoorspelbare fluctuaties in de wisselkoersen, uitputting van reserves, toenemende onzekerheid en daling van grondstoffenprijzen, en teruglopende inkomsten uit het toerisme; doet een beroep op de trans-Atlantische partners hun verantwoordelijkheid voor deze situatie onder ogen te zien;
80. spreekt zijn waardering uit voor de toezegging een evenwichtige Ontwikkelingsronde van Doha af te sluiten en voor de door de G-20-top vastgestelde termijn van 2010; verzoekt de leiders het uiteindelijke ontwikkelingsdoel van deze ronde niet uit het oog te verliezen als zij eind november in Genève bijeen komen voor de WTO-ministersconferentie;
Institutioneel kader
81. onderstreept dat de huidige dynamiek ook moet worden aangegrepen voor de verbetering en hernieuwing van de trans-Atlantische betrekkingen; acht het noodzakelijk de bestaande nieuwe trans-Atlantische agenda (NTA) van 1995 te vervangen door een nieuwe trans-Atlantische partnerschapovereenkomst; acht het met het oog op de vaststelling van de nieuwe overeenkomst gepast te starten wanneer het nieuwe Verdrag van Lissabon van kracht wordt, zodat voltooiing vóór 2012 mogelijk is;
82. is van mening dat de trans-Atlantische wetgeversdialoog (TLD) tussen het Europees Parlement en het Congres van de VS al een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan het wederzijds begrip in verband met een groot aantal zaken die beide partners aangaan, waaronder punten in verband met de economische betrekkingen en de internationale handel; stelt voor de wederzijdse samenwerking op het niveau van de VN te intensiveren en hiervoor speciale werkstructuren in het leven te roepen;
83. is van oordeel dat dit onderwerpen van wezenlijk belang zijn en dat de nationale parlementsleden op gezette tijden op de hoogte moeten worden gehouden van de ontwikkelingen in dit verband; verzoekt zijn Voorzitter ervoor te zorgen dat er daarvoor een mechanisme wordt ingesteld;
84. bevestigt opnieuw dat de nieuwe overeenkomst de huidige TLD zou kunnen omvorment tot een trans-Atlantische interparlementaire assemblee, overeenkomstig de aanbeveling die het Europees Parlement in zijn resolutie van 26 maart 2009 heeft geformuleerd;
85. spreekt de hoop uit dat de trans-Atlantische werknemersdialoog (TALD) zich ten volle zal kunnen ontplooien om in de nabije toekomst een nadrukkelijker rol te spelen bij de beantwoording van de vraag hoe beleidsmakers het best kunnen reageren op de uitdagingen van een snel toenemende werkloosheid en de structuurverandering als gevolg van de financiële crisis;
86. verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen van de lidstaten, en de president en het Congres van de Verenigde Staten van Amerika.