Ontwerpresolutie - B7-0154/2010Ontwerpresolutie
B7-0154/2010

ONTWERPRESOLUTIE over transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen

4.3.2010

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0154/2010
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Carl Schlyter, Eva Lichtenberger, Christian Engström, Jan Philipp Albrecht, Franziska Keller namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0154/2010

Procedure : 2010/2572(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0154/2010
Ingediende teksten :
B7-0154/2010
Aangenomen teksten :

B7‑0154/2010

Resolutie van het Europees Parlement over transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen

Het Europees Parlement,

–    gelet op artikel artikel 218 VWEU,

–    onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 februari 2010 over een herzien kaderakkoord tussen het Parlement en de Commissie voor de volgende zittingsperiode(B7-0091/2010),

–    onder verwijzing naar zijn resolutie van 11 maart 2009 over de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (herschikking), die als het standpunt van het Parlement in eerste lezing moet worden beschouwd (COM(2008)0229 – C6-0184/2008 – 2008/0090(COD)),

–    onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel (2008/2133(INI)),

–    gezien het advies van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming van 22 februari 2010 inzake de huidige onderhandelingen van de Europese Unie over een handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA)

    gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 8 hiervan,

–    gelet op Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

–     gelet op Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel"),

–    gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van het Reglement,

A.  overwegende dat het Europees Parlement overeenkomstig artikel 218, lid 10, van het VWEU in alle stadia van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten onverwijld en ten volle geïnformeerd moet worden;

B.   overwegende dat de Europese Unie en andere OESO-landen in 2008 onderhandelingen hebben geopend over een nieuwe meerpartijenovereenkomst die ten doel heeft de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken en namaak en piraterij te bestrijden (de Anti-Counterfeiting Trade Agreement - ACTA),

C.  overwegende dat het Parlement in zijn verslag van 11 maart 2009 de Commissie verzocht “onverwijld alle documenten in verband met de lopende internationale onderhandelingen over de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) openbaar te maken”,

D.  overwegende dat de Commissie op 27 januari 2010 haar steun betuigde aan een versterkte samenwerking met het Parlement in de zin van zijn resolutie van 9 februari 2010 over een herzien Kaderakkoord met de Commissie, waarin het aandrong op “onmiddellijke en volledige informatieverstrekking aan het Parlement in elk stadium van de onderhandelingen over internationale overeenkomsten (…), met name op het gebied van handelskwesties en andere onderhandelingen waarvoor de toestemmingsprocedure geldt, waarbij artikel 218 van het VWEU onverkort ten uitvoer wordt gelegd”,

E.   overwegende dat de Commissie als hoedster van de verdragen ertoe verplicht is de communautaire regelgeving te handhaven bij de onderhandelingen over internationale overeenkomsten die gevolgen hebben voor de wetgeving in de EU,

F.   overwegende dat de ACTA-onderhandelingen volgens gelekte documenten onder meer raakpunten hebben met hangende EU-wetgeving met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (COD/2005/0127, strafrechtelijke maatregelen gericht op waarborging van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, (IPRED-II)) en het zogenoemde “telecompakket”,alsmede met bestaande EU-wetgevingin verband met e-commerce en gegevensbescherming,

G.  overwegende dat de lopende inspanningen van de EU ter harmonisering van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten niet moeten worden omzeild door handelsonderhandelingen die buiten de sfeer van de normale besluitvormingsprocessen van de EU liggen,

H.  overwegende dat het van eminent belang is ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van de maatregelen ter handhaving van intellectuele-eigendomsrechten niet geschiedt op een wijze die innovatie of concurrentie schaadt, de beperkingen van de intellectuele- eigendomsrechten en de bescherming van persoonsgegevens ondermijnt, de vrije informatiestroom beperkt of de legitieme handel met te veel lasten opzadelt, overwegende dat het Parlement een centralere rol in de namaakbestrijding dient te vervullen,

I.    overwegende dat een overeenkomst die door de Europese Unie inzake ACTA wordt bereikt moet voldoen aan de wettelijke verplichtingen waaraan de EU zich ten aanzien van wetgeving over de persoonlijke levenssfeer, vrijheid van meningsuiting en gegevensbescherming moet houden, zoals deze met name is opgenomen in Richtlijn 95/46/EG, in Richtlijn 2002/58/EG en in de jurisprudentie van het Europese hof voor de rechten van de mens en van het Europese hof van Justitie,

K.  overwegende dat de EU zich overeenkomstig artikel 21 van het EU-Verdrag bij haar acties op internationaal niveau moet laten leiden door het beginsel van universaliteit en ondeelbaarheid van de mensenrechten en fundamentele vrijheden,

1.   geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over het ontbreken van een transparante gang van zaken tijdens het verloop van de ACTA-onderhandelingen, hetgeen strijdig is met letter en geest van het VWEU;

2.   is van mening dat er geen legitieme argumenten zijn die voor niet-openbaarmaking pleiten in verband met internationale onderhandelingen over de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten of dergelijke onderwerpen, die van wetgevende aard zijn en die gevolgen voor de fundamentele rechten hebben; houdt staande dat de EU of de andere onderhandelingspartners niet in hun onderhandelingspositie worden ingeperkt als er informatie over de gesprekken ter beschikking van het Europees Parlement en het publiek wordt gesteld;

3.   betreurt de welbewuste keuze van de partijen om de onderhandelingen niet via gevestigde internationale organen als het WIPO en WTO te laten lopen, die een kader voor voorlichting en raadpleging van het publiek hebben ingesteld;

4.   doet een beroep op de Commissie om het Parlement toegang tot alle primaire teksten in verband met ACTA te geven, met name het ACTA-onderhandelingsmandaat van de Raad, de notulen van de vergaderingen in het kader van de ACTA-onderhandelingen, de ontwerphoofdstukken van ACTA en de commentaren van de ACTA-deelnemers op de ontwerphoofdstukken;

5.   bevestigt dat, afgezien van de ondubbelzinnige wettelijke plicht het Parlement te informeren, de ACTA-documenten ook voor het publiek in de EU beschikbaar moeten zijn, evenals in de andere landen die aan de onderhandelingen deelnemen; ziet in de kritiek over de ondoorzichtigheid van de ACTA-onderhandelingen in brede lagen van het publiek een duidelijk signaal dat de gekozen onderhandelingsprocedure politiek onhoudbaar is;

6.   verzoekt de Commissie zich pro-actief met de ACTA-onderhandelingspartners te verstaan om eventuele vroegere officiële of inofficiële interne afspraken over het vertrouwelijke karakter van het verloop van de onderhandelingen ongedaan te maken en het Parlement tijdig van haar initiatieven in deze richting op de hoogte te brengen; met de ACTA-onderhandelingspartners te verstaan verzoekt de Commissie om al voor de volgende onderhandelingsronde in Nieuw Zeeland in april 2010 met voorstellen te komen en erop aan te dringen dat het punt van de transparantie op de agenda voor die bijeenkomst wordt geplaatst;

7.   wijst de Commissie erop dat het Parlement, mocht zij het voor de volgende onderhandelingsronde in april niet overeenkomstig artikel 218 VWEU onverwijld en volledig over de onderhandelingen informeren, geen andere keus zal hebben dan overeenkomstig artikel 263 VWEU stappen wegens inbreuk op de Verdragen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie te ondernemen;

8.   vraagt de Commissie om beoordeling van de effecten van de tenuitvoerlegging van ACTA voor de fundamentele rechten en gegevensbescherming, de lopende maatregelen van de EU voor het harmoniseren van de handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten en voor de e-commerce, alsmede de eventuele gevolgen voor de fundamentele rechten en de rechtsstaat in derde landen, met name ontwikkelingslanden, voordat de EU al of niet akkoord gaat met een geconsolideerde tekst van de ACTA-overeenkomst, en tijdig het Parlement over de resultaten van deze beoordeling te raadplegen;

9.   is er verheugd over dat de Commissie heeft bevestigd dat een eventuele ACTA-overeenkomst zich zal beperken tot de handhaving van bestaande intellectuele-eigendomsrechten, zonder afbreuk te doen aan de ontwikkeling van wezenlijke wetgeving op het gebied van de intellectuele-eigendomsrechten in de Europese Unie; verbindt aan eventuele instemming met de ACTA-overeenkomst de voorwaarde dat deze bevestiging volledig wordt nagekomen;

10. dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat de handhaving van de ACTA-bepalingen – vooral die welke betrekking hebben op de handhavingsprocedures voor het auteursrecht in het digitale milieu – zich volledig richt naar letter en geest van de communautaire regelgeving en dat dit niet betekent dat “zelfreguleringsmaatregelen” buiten de sfeer van de democratische besluitvormingsprocessen om door particuliere bedrijven worden opgelegd; is van oordeel dat internetdienstverleners niet in zodanige mate aansprakelijk mogen zijn voor de gegevens die zij doorgeven of door middel van hun diensten beschikbaar stellen dat hiervoor toezicht vooraf of het filteren van dergelijke gegevens noodzakelijk zouden zijn;

11. legt er de nadruk op dat de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming kernwaarden van de Europese Unie vormen welke zijn verankerd in artikel 8 van het EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en waarmee overeenkomstig artikel 16 van het VWEU in alle door de EU vastgestelde beleidsvormen en voorschriften rekening moet worden gehouden;

12.  wijst erop dat maatregelen die gericht zijn op de versterking van bevoegdheden voor grensoverschrijdende inspectie en inbeslagneming van goederen de toegang tot legale, betaalbare en veilige geneesmiddelen in de wereld niet mogen schaden;

13. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de staten die aan de ACTA-onderhandelingen deelnemen.