ONTWERPRESOLUTIE over massale gruweldaden in Nigeria
28.4.2010
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Michał Tomasz Kamiński, Charles Tannock, Peter van Dalen, Ryszard Antoni Legutko, Tomasz Piotr Poręba, Adam Bielan, Ryszard Czarnecki namens de ECR-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0247/2010
B7‑0249/2010
Resolutie van het Europees Parlement over massale gruweldaden in Nigeria
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 3, lid 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
– gezien de internationale mensenrechtenverdragen die door Nigeria zijn geratificeerd, met name de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948 en artikel 18 daarvan,
– gelet op artikel 110 van zijn Reglement,
A. overwegende dat Nigeria een van de belangrijkste landen is in Afrika bezuiden de Sahara, lid van de VN-Veiligheidsraad, een van de grote olieproducenten op de wereldmarkt, dat een leidende positie bekleedt in de ECOWAS, een aanzienlijke bijdrage levert tot vredeshandhavingsmissies, en een stabiliserende kracht is in West-Afrika, en overwegende dat de stabiliteit en democratie in Nigeria ook buiten de onmiddellijke landsgrenzen van belang zijn,
B. overwegende dat de EU een van de grootste steunverleners van Nigeria is, en dat de Europese Commissie en de federale regering van Nigeria op 12 november 2009 hun handtekening hebben gezet onder het landenstrategiedocument Nigeria-EU en het nationale indicatieve programma voor 2008-2013, in het kader waarvan de EU projecten zal financieren op het gebied van vrede en veiligheid en mensenrechten,
C. overwegende dat Nigeria een grote verscheidenheid aan religies kent, waarvan het Christendom en de Islam de twee grootste zijn,
D. overwegende dat Nigeria bestaat uit een nog grotere mengeling van etnische groepen,
E. overwegende dat op 19 januari 2010 in de stad Kuru Karama in de staat Plateau in Nigeria meer dan 150 personen, vooral Hausa en Fulani moslims, zijn gedood door groepen mannen gewapend met messen, machetes en geweren,
F. overwegende dat op 7 maart 2010 in de dorpen Dogo Nahawa, Zot en Ratsat in de staat Plateau in Nigeria naar schatting 500 personen, vooral christenen van de Beromstam, zijn gedood door groepen mannen gewapend met geweren, machetes en messen,
G. overwegende dat in centraal Nigeria bijna elke dag botsingen plaatsvinden tussen verschillende etnische en religieuze groepen, met verschrikkelijke gevolgen, zoals recent nog de dood van een predikant en zijn vrouw op 13 april 2010,
H. overwegende dat volgens mensenrechtenrapporten sinds het einde van het militaire bewind in 1999 meer dan 14.000 mensen zijn omgekomen bij religieuze en etnische conflicten,
I. overwegende dat dit geweld niet alleen wordt veroorzaakt door de etnische en religieuze tegenstellingen, maar ook door de wijdverspreide armoede en ongelijkheid, en door politieke machtsspelletjes,
J. overwegende dat de regeringen van twaalf staten in het noorden van Nigeria de sharia blijven toepassen in hun strafrechtelijk systeem, en dat de uitgesproken straffen onder meer de doodstraf, amputaties en geselingen omvatten; overwegende dat deze rechtbanken de internationaal erkende normen inzake mensenrechten niet naleven en vrouwen discrimineren,
1. uit zijn diepe leedwezen over het tragische verlies van mensenlevens bij de massale gruweldaden van 19 januari en 7 maart 2010 en de andere slachtpartijen die hebben plaatsgevonden in het gebied rond de stad Jos;
2. is bezorgd over berichten dat regeringsambtenaren, militairen en politieofficieren betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten, waaronder buitengerechtelijke executies, willekeurige arrestaties en folteringen;
2. maant alle partijen zelfbeheersing te betrachten en naar vreedzame middelen te zoeken voor het oplossen van geschillen tussen de verschillende religieuze en etnische groepen in Nigeria;
3. verwelkomt de inspanningen op federaal niveau en in de staten die hebben geleid tot de arrestatie van personen van wie geweten of gebleken is dat zij betrokken waren bij de gruweldaden van 7 maart en 19 januari;
4. dringt er bij de federale regering van Nigeria op aan ervoor te zorgen dat alle daders van geweldpleging worden berecht, dat een einde wordt gemaakt aan de straffeloosheid, en dat mensen het recht niet in eigen handen nemen;
5. verzoekt de federale regering en de regeringen van de staten om door middel van regelmatige politiepatrouilles adequate bescherming te bieden aan wie in een kwetsbare positie verkeert, en aan belangrijke knooppunten van het commerciële, sociale, maatschappelijke en religieuze leven, met name ook in de steden en dorpen rondom Jos;
6. verzoekt de federale regering en de regering van de staten de interetnische en interreligieuze dialoog te ondersteunen, en verwelkomt het initiatief van waarnemend president Goodluck Jonathan om religieuze en gemeenschapsleiders samen te brengen teneinde de dialoog te verbeteren;
7. verzoekt de federale regering en de regeringen van de staten zich in te zetten voor behoorlijk bestuur en voor beleidsmaatregelen om de economische ongelijkheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen weg te werken;
8. verzoekt de Nigeriaanse regering op te treden in individuele gevallen van mensen die volgens de sharia zijn berecht en veroordeeld tot de doodstraf, amputatie, geseling of andere onmenselijke en onterende behandelingen die in strijd zijn met de Nigeriaanse grondwet en met de internationale mensenrechtenwetgeving;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, en de regering en het parlement van Nigeria.