Ontwerpresolutie - B7-0254/2010Ontwerpresolutie
B7-0254/2010

ONTWERPRESOLUTIE over het massale geweld in Jos, Nigeria, in januari en maart

28.4.2010

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Mara Bizzotto, Fiorello Provera namens de EFD-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0247/2010

Procedure : 2010/2660(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0254/2010
Ingediende teksten :
B7-0254/2010
Aangenomen teksten :

B7‑0254/2010

Resolutie van het Europees Parlement over het massale geweld in Jos, Nigeria, in januari en maart

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de toestand van de mensenrechten in Nigeria,

–   gezien de verklaring van 2 december 2008 van het Voorzitterschap van de EU over het interreligieuze geweld in de deelstaat Plateau,

–   gezien de gezamenlijke verklaring van 28 januari 2010 van Catherine Ashton, hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Hillary Clinton, minister van Buitenlandse Zaken van de VS, David Miliband, minister van Buitenlandse Zaken van Groot-Brittannië en de Franse minister van Buitenlandse Zaken Bernard Kouchner over het massale geweld in Jos,

–   gezien de verklaringen van de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van 12 februari en 1 maart 2010 over de toestand van de democratie en de rechtsstaat in Nigeria,

–   gezien de verklaring van het Voorzitterschap van de Unie van 31 juli 2009 over het massale geweld in Noord-Nigeria,

–   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (ICESCR) en het internationale Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie, die alle door Nigeria zijn ondertekend,

–   gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat wegens de omstreden bouw van een moskee in januari 2010 interetnische en interreligieuze botsingen tussen moslims en christenen plaats vonden in de stad Jos, hoofdstad van de deelstaat Plateau (centraal Nigeria), waardoor 500 mensen het leven lieten en 1000 andere werden gewond,

B.  overwegende dat op 7 maart 2010 groepen moslimherders de dorpen Dogo Nahawa, Ratsat en Zot (bij Jos), waar vooral christenen wonen, hebben aangevallen, hetgeen weer aanleiding gaf tot nog meer massaal geweld waarbij honderden mensen (ook vrouwen en kinderen) gedood of verminkt werden,

C. overwegende dat op 24 april twee journalisten van een christelijk tijdschrift in de buitenwijken van Jos - in een deel van de stad waar vooral moslims wonen - werden gedood; zij werden aangevallen op het moment dat er in Jos ongeregeldheden van moslims plaatsvonden naar aanleiding van de dood van een jonge moslim,

D. overwegende dat er in veel Nigeriaanse steden en dorpen, met name in de deelstaten Plateau en Kaduna, al bijna tien jaar ernstige en massale interetnische gewelddadigheden en botsingen tussen christelijke en moslimgroeperingen hebben plaatsgevonden; dat het geweld er in 2000 toe heeft geleid dat tijdens ernstige botsingen naar aanleiding van de uiterst omstreden toepassing van de Sharia in de deelstaat Kaduna duizenden mensen om het leven zijn gekomen; dat bij de botsingen in Jos 1000 mensen het leven lieten en dat kerken en moskeeën in brand werden gestoken; dat nog meer tragische geweld heeft plaatsgevonden in november 2002 (meer dan 200 doden in Kaduna), in mei 2004 (honderden doden in Kelma, Midden- Nigeria en 500-600 doden in Kano, Noord-Nigeria), in november 2008 (700 doden in Jos), in juli 2009 (700 doden in de islamistische deelstaten van Noord-Nigeria), en in december 2009 (70 doden),

E.  overwegende dat de religieuze aspecten van de permanente botsingen tussen moslims en christenen het meest in het oog springen bij de etnische, sociale en economische conflicten, waardoor de algemene situatie van miljoenen Nigerianen verslechtert en het geweld reeds exponentieel is toegenomen,

F.  overwegende dat - hoewel de relatie tussen moslims en christenen in de afgelopen decennia weliswaar moeizaam en allesbehalve vriendelijk was maar nooit uitmondde in ernstig massaal geweld - de etnische en religieuze betrekkingen in de afgelopen decennia tussen de verschillende groeperingen in Nigeria (vooral in de deelstaat Plateau maar ook in noordelijke deelstaten) zijn verslechterd als gevolg van het feit dat, op Al-Qaeda geïnspireerde, radicale islamisten tot Nigeria zijn doorgedrongen en de noordelijke deelstaten (12 van in totaal 36) de Sharia als staatsrecht hebben aangenomen,

G. overwegende dat de algemene situatie van de mensenrechten in Nigeria steeds slechter is geworden, met name in de moslimdeelstaten in Noord-Nigeria, waar de rechtbank van Magajin Gari (Kaduna) onlangs een mensenrechten-ngo (“Civil Rights Congress”) heeft verboden een openbare discussie te beginnen over Shariaconforme straffen,

H. overwegende dat met het oog op de politieke en geopolitieke relevantie van Nigeria, een land met enorme natuurlijke hulpbronnen en een bevolking van meer dan 150 miljoen mensen, interne sociale en etnische stabiliteit tot stand moet worden gebracht, omdat anders het risico bestaat dat het land een bedreiging wordt voor de internationale vrede en veiligheid,

I.   overwegende dat Nigeria in november 2009 een overeenkomst over het Europees ontwikkelingsfonds heeft ondertekend ter ondersteuning van bestuur, handel en vredesactiviteiten in Nigeria; dat in de overeenkomst een bedrag van 677 miljoen euro is vastgelegd waarvan een groot deel bedoeld is voor de versterking van het interne bestuur en voor het waarborgen van vrede en eerbiediging van de mensenrechten,

J.   overwegende dat alle waarnemers het erover eens zijn dat door de verergering van de interreligieuze problemen de economische en sociale conflicten worden versluierd, dat de oplossing daarvan onmogelijk wordt gemaakt door de politieke instabiliteit in Nigeria, en dat voorts door de afwezigheid van de Nigeriaanse president, als gevolg van zijn ziekte, en het daaruit voortvloeiende machtsvacuüm aan de top van de federale staat een passend antwoord van de autoriteiten op de groeiende onenigheid tussen moslims en christenen en het agressieve karakter dat het islamitische fundamentalisme allengs heeft aangenomen, wordt verhinderd,

1.  veroordeelt het geweld tussen de gemeenschappen van moslims en christenen, het gevolg van etnische, economische en religieuze conflicten, waaronder de Nigeriaanse bevolking, met name in de centrale en noordelijke deelstaten ernstig te lijden hebben;

2.  maakt zich ernstige zorgen over het feit dat het geweld al bijna tien jaar aanhoudt en dat de botsingen tussen etnische en religieuze gemeenschappen steeds ernstiger worden als gevolg van het feit dat sommige militante, op het islamitisch fundamentalisme van Al-Qaeda geïnspireerde groepen, steeds agressiever optreden;

3.  herinnert eraan dat ondanks de erkenning van het etnische en sociale karakter van de diepere gronden voor de botsingen het frequente en brute geweld tussen moslims en christenen de vorm heeft aangenomen van interreligieuze conflicten;

4.  wijst erop dat vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst fundamentele en onvervreemdbare rechten vormen die in alle omstandigheden moeten worden gewaarborgd, conform artikel 18 van het IVBPR, dat Nigeria heeft ondertekend;

5.  is bezorgd over het feit dat vele deelstaten in Noord-Nigeria de Sharia als staatsrecht blijven toepassen, hetgeen vele schendingen van fundamentele rechten als gevolg hebben, zoals foltering, de doodstraf en verminking, die als wettelijke straffen gelden, en dat de religieuze conflicten daardoor nog groter en ernstiger worden;

6.  dringt er bij de Nigeriaanse autoriteiten van de noordelijke deelstaten op aan, zowel in de wet als in de praktijk alle vormen van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing overeenkomstig het internationale verdrag tegen foltering, dat Nigeria ondertekend en geratificeerd heeft, af te schaffen;

7.  betreurt de beknotting van de activiteiten van ngo's die vooral in noordelijk Nigeria gehinderd worden om een vrije en democratische discussie te bevorderen over de wreedheid van de Shariawetten en het door moslims beheerde rechtsstelsel;

8.  is bezorgd over het instabiele politieke bestel in Nigeria als gevolg van het ontbreken van politiek leiderschap en doet een beroep op de EU om op elke mogelijke wijze samen te werken met de internationale gemeenschap om de Nigeriaanse institutionele crisis, waardoor de oplossing van de etnische en religieuze problematiek eveneens wordt belemmerd, zo snel mogelijk op te lossen;

9.  beveelt aan dat er een speciale afgezant wordt uitgezonden door de hoge commissaris voor de mensenrechten van de VN om de instabiele politieke situatie en de sociale, interetnische en interreligieuze conflicten in het oog te houden;

10. dringt er bij de EU op aan erop te letten dat de fondsen voor de Nigeriaanse regering die afkomstig zijn van de overeenkomst over het Europees ontwikkelingsfonds dat Nigeria onlangs heeft ondertekend, gebruikt worden voor de bevordering van het bestuur en de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten en de rechtsstaat;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de VN, de VN-Mensenrechtenraad en de regering en de Nationale Assemblée van de Nigeriaanse Federale Republiek.