Ontwerpresolutie - B7-0362/2010Ontwerpresolutie
B7-0362/2010

ONTWERPRESOLUTIE over de situatie op het Koreaanse Schiereiland

14.6.2010

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Heidi Hautala, Barbara Lochbihler, Gerald Häfner, Raül Romeva i Rueda namens de Verts/ALE-Fractie

Procedure : 2010/2685(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0362/2010
Ingediende teksten :
B7-0362/2010
Aangenomen teksten :

B7‑0362/2010

Resolutie van het Europees Parlement over de situatie op het Koreaanse schiereiland

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over het Koreaanse schiereiland,

–   gezien de resoluties 1718 (2006) en 1874 (2009) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,

–   gelet op Besluit nr. 2009/1002/GBVB van de Raad van 22 december 2009,

–   gezien de verklaring van hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton over het op 20 mei 2010 gepubliceerde rapport over het vergaan van het marineschip de Cheonan van de Republiek Korea,

–   gezien het op 7 november 2009 door de VN‑Mensenrechtenraad aangenomen Universal Peer Report over de Democratische Volkrepubliek Korea (DVK),

–   gezien de resolutie van de VN-Mensenrechtenraad van 25 maart 2010 over “de mensenrechtensituatie in de Democratische Volksrepubliek Korea”,

–   gelet op artikel 110 van zijn Reglement,

A. overwegende dat de spanningen op het Koreaanse schiereiland sterk zijn opgelopen sinds het vergaan van het marineschip de Cheonan van de Republiek Korea op 26 maart 2010, waarbij 46 opvarenden om het leven kwamen,

B.  overwegende dat het rapport van de gezamenlijke onderzoeksgroep van Koreaanse en buitenlandse deskundigen, in combinatie met een onafhankelijke evaluatie van het op het Koreaanse schiereiland gestationeerde Comité van toezicht van niet-gebonden landen, het onweerlegbare bewijs heeft geleverd dat het schip tot zinken is gebracht door een torpedo van Noord-Koreaanse makelij,

C. overwegende dat de regering van de Republiek Korea na de publicatie van het eindrapport van de gezamenlijke onderzoeksgroep alle betrekkingen met de Democratische Volksrepubliek Korea heeft verbroken, met uitzondering van humanitaire hulpverlening voor kinderen en de activiteiten binnen het industriepark van Kaesong,

D. overwegende dat de regering van de Democratische Volksrepubliek Korea alle betrokkenheid bij het vergaan van de Cheonan van de hand wijst en met een regelrechte oorlog dreigt mocht de Republiek Korea de sancties aanscherpen,

E.  overwegende dat de regering van de Republiek Korea de VN-Veiligheidsraad heeft verzocht hiernaar een onderzoek in te stellen en met passende internationale maatregelen tegen de DVK te komen, en dat zij voorts heeft verklaard niet naar het zespartijenoverleg te zullen terugkeren voordat er passende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea zijn getroffen,

F.  overwegende dat de regeringen van de Volksrepubliek China en de Russische Federatie nog geen duidelijk standpunt hebben ingenomen naar aanleiding van het eindrapport en de conclusies van de gezamenlijke onderzoeksgroep,

G. overwegende dat de strijdkrachten van de Democratische Volksrepubliek Korea op 4 juni 2010 opnieuw een daad van agressie hebben gepleegd door in de grenszone tussen de Republiek Korea en de DVK drie Chinese onderdanen om het leven te brengen,

H. overwegende dat de EU een krachtig voorstander is van denuclearisatie van het Koreaanse schiereiland en van hervatting van het zespartijenoverleg als essentiële stappen op weg naar vrede en stabiliteit in de regio,

I.   overwegende dat uit satellietbeelden en uit diverse verklaringen van Noord-Koreaanse overlopers is gebleken dat Noord-Korea er zes politieke concentratiekampen op nahoudt met ruim 150 000 politieke gevangenen, en dat, wanneer alle andere categorieën gevangenen – onder wie degenen die gedwongen zijn gerepatrieerd uit China – daarbij worden opgeteld, er naar schatting meer dan 200 000 mensen in detentiekampen zijn opgesloten,

J.   overwegende dat de praktijk van schuld door associatie tot gevolg heeft dat hele families achter de tralies verdwijnen, inclusief kinderen en grootouders, en dat deze gevangenen worden blootgesteld aan de grofste schendingen van de mensenrechten, foltering, uithongering en dwangarbeid, en dat er volgens sommige ooggetuigenverslagen naar schatting wellicht al zo’n 100 000 mensen zijn omgekomen, vaak door uitputting of onbehandelde ziekten,

K. overwegende dat er nog steeds geen aanwijzingen zijn omtrent de verblijfplaats van honderden verdwenen personen die naar verluidt door Noord-Koreaanse instanties zijn ontvoerd, onder wie ongeveer 30 Europese vrouwen,

L.  overwegende dat grote delen van de bevolking aan stelselmatige verhongering ten prooi zijn en geregeld behoefte hebben aan internationale voedselhulp,

1.  betreurt ten zeerste dat er een aantal opvarenden van het Zuid-Koreaanse marineschip de Cheonan op een tragische manier om het leven zijn gekomen en betuigt in een geest van solidariteit en vriendschap zijn medeleven met de nabestaanden, met het Koreaanse volk en met de autoriteiten van de Republiek Korea;

2.  neemt kennis van de conclusies van het eindrapport van de gezamenlijke onderzoeksgroep, waarin sprake is van een Noord-Koreaanse torpedo die het schip tot zinken heeft gebracht, en veroordeelt de torpedering ten stelligste als een provocatie die gericht is tegen de vrede en de stabiliteit op het Koreaanse schiereiland;

3.  steunt het verzoek van de regering van de Republiek Korea aan de VN‑Veiligheidsraad om zich met de zaak te bemoeien;

4.  verzoekt de regeringen van de Volksrepubliek China en de Russische Federatie als permanente leden van de VN-Veiligheidsraad het eindrapport en de conclusies van de werkzaamheden van de gezamenlijke onderzoeksgroep nauwlettend te bestuderen;

5.  wijst erop dat het zespartijenoverleg hervat moet worden om tot denuclearisatie van het Koreaanse schiereiland te komen;

6.  is van oordeel dat bereidheid tot dialoog tussen de Republiek Korea en de Democratische Volkrepubliek Noord-Korea van essentieel belang is voor de vrede en de veiligheid op het Koreaanse schiereiland;

7.  roept de regering van de DVK ertoe op alle klassen van de Noord-Koreaanse samenleving toegang tot voedsel en andere basisbehoeften te verschaffen, een einde te maken aan de politiek van schuld door associatie, de tienduizenden politieke gevangenen vrij te laten, een einde te maken aan executies en extrajudiciële terechtstellingen, dwangarbeid en foltering, en haar burgers vrij het land in en uit te laten reizen;

8.  roept de EU ertoe op een speciale EU‑vertegenwoordiger voor Noord-Korea te benoemen om ervoor te zorgen dat deze problematiek binnen de Europese Unie voortdurend de nodige aandacht krijgt en daarnaast ook permanent wordt gecoördineerd met belangrijke partners zoals de Verenigde Staten en Zuid-Korea; dringt er bij de EU op aan de internationale inspanningen om Noord-Koreaanse vluchtelingen in de EU‑lidstaten asiel te verlenen te steunen;

9.  roept de leden van de Veiligheidsraad ertoe op zich te beijveren voor de instelling van een VN‑enquêtecommissie om een onderzoek in te stellen naar vroegere en huidige mensenrechtenschendingen in Noord-Korea, teneinde te bepalen in hoeverre dergelijke schendingen en de straffeloosheid waarmee zij worden begaan kunnen worden aangemerkt als misdaden tegen de menselijkheid en onderworpen kunnen worden aan internationale jurisdictie;

10. roept de Volksrepubliek China ertoe op geen Noord-Koreaanse vluchtelingen meer naar de DVK terug te sturen, de UNHCR ongehinderd toegang te verschaffen tot degenen die erin slagen de DVK te ontvluchten, de hervestiging van vluchtelingen in derde landen te vergemakkelijken en met Chinese mannen gehuwde Noord-Koreaanse vrouwen de legale verblijfsstatus toe te kennen;

11. verzoekt de Europese Commissie de bestaande humanitaire hulpverleningsprogramma’s te handhaven en de communicatiekanalen met de Democratische Volksrepubliek Korea open te houden omdat deze humanitaire hulpprogramma’s rechtstreeks van invloed zijn op de levensomstandigheden van de mensen in de DVK;

12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de lidstaten, de regeringen van de Republiek Korea en de Democratische Volksrepubliek Korea, en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.