ONTWERPRESOLUTIE over de uitzetting van Roma in Frankrijk
6.9.2010
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Renate Weber, Sophia in 't Veld, Marielle De Sarnez, Cecilia Wikström, Niccolò Rinaldi, Sonia Alfano, Ramon Tremosa i Balcells, Leonidas Donskis, Olle Schmidt, Metin Kazak, Luigi de Magistris, Alexander Alvaro, Nathalie Griesbeck namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0493/2010
B7‑0503/2010
Resolutie van het Europees Parlement over de uitzetting van Roma in Frankrijk
Het Europees Parlement,
– gelet op de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, het recht op eerbiediging van de menselijke waardigheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, de rechten van het kind en de rechten van personen die tot een minderheid behoren, die erkend zijn in internationale en Europese verdragen tot bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, met name het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa van 1994, het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daarmee verband houdende jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens,
– gelet op de verdragen, met name de artikelen 2, 3, 6 en 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de artikelen 10, 18, 19, 45 en volgende van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de artikelen 8, 19, 21, 24, 45, 47 en 51 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gelet op Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, met name de definities van directe en indirecte discriminatie, Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht,
– gezien de mededeling van de Commissie over de sociale en economische integratie van de Roma (COM(2010)0133), de verslagen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de conclusies van de Raad over betere integratie van de Roma van 7 juni 2010,
– onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over onder meer de Roma, racisme en vreemdelingenhaat, maatregelen tegen discriminatie en het vrije verkeer, met name die van 28 april 2005 over de situatie van de Roma in de Europese Unie, die van 1 juni 2006 over de situatie van de Roma-vrouwen in de Europese Unie, die van 15 november 2007 over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, die van 13 december 2007 over bestrijding van het opkomende extremisme in Europa, die van 31 januari 2008 over een Europese Roma-strategie, die van 10 juli 2008 over de telling van Roma op grond van etniciteit in Italië en die van 25 maart 2010 over de tweede Europese Roma-top,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Franse regering tijdens een spoedvergadering op 28 juli, die was belegd om "de problemen als gevolg van het gedrag van bepaalde woonwagenbewoners en Roma" te bespreken, na de incidenten die hadden geleid tot het doden van een woonwagenbewoner van Franse nationaliteit door een lid van de marechaussee, waarnaar momenteel een onderzoek loopt, heeft besloten dat ongeveer 300 onregelmatige kampen waar Roma en woonwagenbewoners woonden, binnen drie maanden zouden worden gesloten en dat de Roma zouden worden uitgezet naar hun land van herkomst, vooral Roemenië en Bulgarije,
B. overwegende dat de Franse autoriteiten hebben gesteld dat een "vrijwillige" en "humanitaire" repatriëring werd uitgevoerd in ruil voor een compensatie van 300 EUR per volwassene en 100 EUR per kind, terwijl de pers berichtte en de VN-commissie voor discriminatie op grond van ras heeft vastgesteld dat "niet alle personen vrijwillig hun volledig akkoord hadden gegeven" of hun rechten hadden begrepen, waarbij sommige Roma hebben verklaard te zijn bedreigd met arrestatie of gedwongen uitzetting, als zij repatriëring zouden weigeren, terwijl de handelwijze van de autoriteiten, die de mannen van de vrouwen en de kinderen hebben gescheiden, ook ernstig zijn bekritiseerd,
C. overwegende dat van de bijna 400 000 Roma die in Frankrijk wonen, 95% de Franse nationaliteit heeft en bijgevolg niet kan worden uitgezet of gedwongen het land te verlaten en dat Frankrijk al jarenlang Roma uitwijst, bijvoorbeeld bijna 10 000 in 2009 en meer dan 8000 dit jaar,
D. overwegende dat in de maand augustus 128 kampen zijn ontmanteld en 979 Roma uit Frankrijk teruggebracht naar Bulgarije en Roemenië – 151 van hen onder dwang en 828 met hun instemming,
E. overwegende dat, om te voorkomen dat de Roma naar Frankrijk terugkeren, de ontvangers van een repatriëringspremie is verzocht een formulier te ondertekenen en hun vingerafdrukken zijn genomen, opdat hun geen tweede keer dit geld wordt gegeven, mochten zij naar Frankrijk terugkeren,
F. overwegende dat de Franse regering ook heeft verklaard dat, als Roemenië en Bulgarije de Romaminderheid niet integreren, zij niet tot de Schengenzone kunnen toetreden, als zij "hun verantwoordelijkheid" ten aanzien van de Roma niet opnemen, hetgeen in tegenspraak is met de positieve technische evaluatie van de naleving van de desbetreffende voorschriften door Roemenië en Bulgarije die door alle lidstaten in de Schengenwerkgroep is onderschreven; overwegende dat de Commissie ook een voorstel in deze zin van de Franse regering heeft verworpen,
G. overwegende dat, ondanks het feit dat de maatregelen van de Franse regering alom zijn bekritiseerd op nationaal, Europees en internationaal niveau, door ngo's, regeringen, instellingen en religieuze leiders en organisaties, met name de VN (Commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie), de Raad van Europa (Commissie tegen Racisme en Intolerantie, commissaris voor de mensenrechten, voorzotter van de Parlementaire Assemblee) en EU-organen, de Franse regering met de uitzettingen is voortgegaan, waarbij zij alleen de steun kreeg van de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken, die in het verleden soortgelijke maatregelen heeft voorgesteld en uitgevoerd,
H. overwegende dat de Franse autoriteiten de ministers van Binnenlandse Zaken van Italië, Duitsland, het VK, Spanje, Griekenland en later België en de Commissie, samen met Canada en de VS, hebben uitgenodigd voor een vergadering op 6 september in Parijs om kwesties te bespreken in verband met "immigratie" en vrij verkeer die vallen onder de bevoegdheid van de EU, zonder dat de andere lidstaten waren uitgenodigd, en overwegende dat de minister van Binnenlandse Zaken van Italië heeft meegedeeld voornemens te zijn op strengere EU-regels inzake immigratie en vrij verkeer, met name voor Roma, aan te dringen,
I. overwegende dat het recht op vrij verkeer van de EU-burgers en hun familie een fundamenteel recht is dat is beschermd door de EU-verdragen en dat geregeld wordt door Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, waarover de Commissie een verslag heeft opgesteld en op grond waarvan richtsnoeren voor de lidstaten zijn uitgewerkt wat de correcte toepassing van de richtlijn betreft,
J. overwegende dat de Commissie, als hoedster van de verdragen, de plicht heeft ervoor te zorgen dat de EU-verdragen en het EU-recht, alsmede de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de EU worden geëerbiedigd, beschermd en bevorderd en dat zij onmiddellijk en krachtig tegen duidelijke schendingen ervan moet reageren, als die zich voordoen,
K. overwegende dat de bedoelde uitzettingen plaatshebben in een context van verklaringen van Franse regeringsleden waarin wordt gesuggereerd dat een verband bestaat tussen Roma, immigranten en criminaliteit en ook voorstellen zijn geformuleerd om de Franse nationaliteit af te nemen van elke persoon van vreemde origine die het leven van een politieagent in gevaar heeft gebracht; overwegende dat het aantal door haat ingegeven misdrijven en de hoeveelheid racistisch geweld tegen Roma in de hele EU toenemen,
L. overwegende dat de administratieve rechtbank van Rijssel met bevestiging van een eerdere gerechtelijke uitspraak van 27 augustus uitspraak heeft gedaan tegen de deportatieopdracht van zeven Roma, op grond dat de autoriteiten niet hadden bewezen dat deze "een gevaar voor de openbare orde" vormden,
M. overwegende dat Duitsland de terugzending voorbereidt van ongeveer 12 000 Roma naar Kosovo, van wie de helft kinderen, inclusief kinderen die in Duitsland zijn geboren, ondanks het verzoek aan de West-Europese landen van UNICEF en de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa om niet langer Roma onder dwang naar Kosovo terug te sturen; overwegende dat Zweden ongeveer 50 Roma heeft teruggestuurd wegens "bedelen", hoewel bedelen in Zweden geen misdrijf is; overwegende dat Denemarken in juli zonder vorm van proces Roma heeft uitgezet; overwegende dat andere landen een soortgelijk beleid voeren of nieuwe restrictieve maatregelen hebben aangekondigd, zoals Italië,
1. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over de maatregelen die door de Franse autoriteiten, alsmede door de autoriteiten van andere lidstaten met betrekking tot Roma en woonwagenbewoners zijn genomen, waarbij deze zijn teruggestuurd naar hun land van origine, en verzoekt hen de collectieve uitzettingen van Roma onmiddellijk stop te zetten; vraagt de Commissie en de Raad, alsmede de lidstaten, hetzelfde verzoek te formuleren;
2. onderstreept dat de bedoelde maatregelen schending inhouden van de EU-verdragen en het EU-recht, aangezien ermee wordt gediscrimineerd op grond van ras en etnische afstamming, en van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, omdat massa-uitzettingen op grond van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden verboden zijn;
3. herinnert eraan dat Richtlijn 2004/38/EG voorziet in de mogelijkheid een burger van de Unie uit te zetten binnen zeer duidelijk bepaalde grenzen, met name als er een gevaar is voor de openbare orde of de openbare veiligheid of als er sprake is van een onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel; overwegende dat uitzettingsbesluiten afzonderlijk moeten worden beoordeeld en vastgesteld, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden (artikel 28), dat procedurele waarborgen in acht moeten worden genomen (artikel 30), dat toegang moet worden gegarandeerd tot gerechtelijke en administratieve beroepsprocedures met opschorting van de uitvoering van het besluit (artikel 31), dat een onredelijke belasting voor het socialebijstandsstelsel op zich niet volstaat om automatische uitzetting te verantwoorden (overweging 16 en artikel 14), dat de vrijheid van verkeer en verblijf mag worden beperkt om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, maar dat deze redenen niet voor economische doeleinden mogen worden aangevoerd, dat de bedoelde vrijheidsbeperking evenredig moet zijn en uitsluitend gebaseerd mag zijn op het gedrag van betrokkene en niet op algemene preventieve overwegingen en dat het gedrag van de betrokkene een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving moet vormen (artikel 27), dat de door de lidstaten vastgestelde sancties doeltreffend en evenredig moeten zijn (artikel 36) en dat de betrokkene minimum een maand moet krijgen om te vertrekken;
4. merkt op dat de uitzettingen specifiek gericht waren tegen de Roma als gemeenschap, die in het algemeen zijn beschouwd als een gevaar voor de openbare orde en veiligheid of een belasting voor het socialebijstandsstelsel, en dat de uitzettingen zijn uitgevoerd in een bijzonder korte tijdspanne, volgens een handelwijze waarbij sprake was van publieke stigmatisering en waarbij een beroep is gedaan op geweld en intimidatie; overwegende dat in deze omstandigheden een precieze, persoonlijke, op behoorlijke wijze uitgevoerde beoordeling per geval redelijkerwijze niet mogelijk is; dat geen feitelijke en procedurele waarborgen zijn geëerbiedigd; dat niet aan de vereiste van evenredigheid is voldaan; dat het mogelijk is dat de maatregelen zijn genomen voor economische doeleinden of voor algemene preventie; dat de richtlijn niet voorziet in een procedure waarbij EU-burgers met hulp of vrijwillig terugkeren naar hun lidstaat van origine met een economische "compensatie", hetgeen ook strijdig zou zijn met de geest en de letter van de verdragen, aangezien de vrijheid van verkeer een fundamenteel recht is dat onvervreemdbaar is en niet kan worden gekocht of verkocht en de bedoelde maatregel discriminatie tussen EU-burgers zou opleveren; dat bovendien geen van de teruggestuurde personen volgens de Roemeense autoriteiten ooit een misdrijf in Frankrijk of Roemenië heeft begaan, terwijl de Franse rechtbanken uitspraak hebben gedaan tegen besluiten van de autoriteiten om Roma uit te zetten die waren gebaseerd op het feit dat deze een "gevaar voor de openbare orde" vormden;
5. onderstreept voorts het feit dat het nemen van vingerafdrukken van de uitgezette Roma illegaal is en strijdig met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikelen 21, lid 1 en 2), de verdragen en het EU-recht, met name Richtlijn 38/2004/EG en Richtlijn 2000/43/EG, en discriminatie inhoudt op grond van etnische afstamming of land van origine;
6. is tevreden met de verklaring van de voor justitie, grondrechten en burgerschap bevoegde ondervoorzitter van de Commissie van 25 augustus, waarin deze zijn "bezorgdheid" uitspreekt over de uitzetting van Roma in Frankrijk, stelt dat "niemand mag worden uitgezet louter omdat hij Rom is" en alle lidstaten oproept "de gemeenschappelijke EU-regels inzake vrij verkeer en non-discriminatie na te leven en de gemeenschappelijke waarden van de Europese Unie, die een "gemeenschap van waarden en fundamentele rechten " is, te eerbiedigen, met name de fundamentele rechten, inclusief de rechten van personen die behoren tot een minderheid", en verzoekt de Commissie onmiddellijk op te treden op basis van de verdragen om ervoor te zorgen dat de EU-verdragen en het EU-recht worden geëerbiedigd;
7. is tevreden met en wenst te worden betrokken bij de door de commissaris aangekondigde "volledige analyse" van de situatie in Frankrijk en de controle van de conformiteit van de genomen maatregelen met het EU-recht, alsmede de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de Franse autoriteiten en de door de voorzitter van de Commissie en de Franse autoriteiten voorgestelde workshop; vraagt dat de bedoelde monitoring betrekking heeft op alle lidstaten;
8. vraagt een Europese strategie voor de Roma met concrete en toekomstgerichte maatregelen om de sociale integratie van Roma te verbeteren en maatregelen op het gebied van huisvesting, toegang tot de arbeidsmarkt, onderwijs en gezondheidszorg, om tot een verbetering van de situatie van de Roma bij te dragen; verzoekt de Commissie, de Raad, de lidstaten en hun nationale regeringen en regionale en lokale autoriteiten om hun gezamenlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de Roma op te nemen, een bijdrage aan deze strategie te leveren en op hun respectieve bevoegdheidsterrein adequate integratiemaatregelen te nemen, met name de lidstaten van origine en bestemming; onderstreept het feit dat het integratiebeleid alleen kan slagen, als het gebaseerd is op een inclusieproces in twee richtingen, waarbij zowel de Roma als de maatschappij als geheel worden betrokken, met wederzijdse erkenning en eerbiediging van rechten en verantwoordelijkheden;
9. is het met de ondervoorzitter van de voor justitie, grondrechten en burgerschap bevoegde ondervoorzitter van de Commissie eens dat "in sommige lidstaten de laatste weken retoriek is gebruikt " die "openlijk discriminerend en opjuttend" was en sluit zich aan bij de oproep aan de beleidsmakers om de kwestie van de integratie van de Roma "op omzichtige en verantwoordelijke wijze" aan te pakken; wijst verklaringen af waarbij minderheden en immigranten worden gekoppeld aan criminaliteit, omdat hiermee negatieve stereotypen in leven worden gehouden die tot de stigmatisering en discriminatie van Roma bijdragen;
10. herinnert eraan dat het vrije verkeer van de burgers een EU-aangelegenheid is en dat deze kwestie bijgevolg op basis van het principe van loyale samenwerking moet worden besproken in de EU-instellingen en niet in besloten vergaderingen waar alleen de regeringen van sommige lidstaten worden uitgenodigd; vindt de door Frankrijk georganiseerde vergadering bijgevolg ongepast en is van mening dat de Commissie, het Belgische voorzitterschap en de lidstaten die waren uitgenodigd, er niet aan hadden mogen deelnemen; vraagt dat kwesties die onder de bevoegdheid van de EU vallen, worden besproken op de juiste institutionele fora waarin in de verdragen is voorzien; is tevreden met het verzoek van de voor justitie, grondrechten en burgerschap bevoegde ondervoorzitter van de Commissie aan de Franse autoriteiten om een dialoog met alle EU-lidstaten te voeren om "op basis van de verdragen en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de Roma op te nemen" en met het aanbod van de Commissie om tussen de lidstaten te bemiddelen, de zaak te volgen en de geboekte vooruitgang te beoordelen;
11. vraagt de Franse autoriteiten de Franse wet na te leven, op grond waarvan alle gemeenten (communes) met meer dan 5000 inwoners moeten zorgen voor halteplaatsen waar woonwagenbewoners op mogen, nu de Franse commissie voor gelijke kansen en anti-discriminatie (HALDE) heeft vastgesteld dat slechts 25% van de gemeenten die hiertoe verplicht zijn, dit voorschrift naleven, met als gevolg een stijging van het aantal woonwagenbewoners op halteplaatsen waar dit niet mag;
12. herinnert de Franse autoriteiten aan hun verplichting overeenkomstig het internationale recht op het gebied van mensenrechten om het recht te garanderen van iedereen, inclusief Roma en woonwagenbewoners, op onder andere adequate huisvesting en onderstreept het feit dat voor adequate alternatieve huisvesting moet worden gezorgd, die bovendien sedentarisering en integratie aanmoedigt; dringt er bij Frankrijk op aan de voor woonwagenbewoners discriminerende bepalingen in de Franse wet te schrappen, zoals de vereiste dat zij reisvergunningen bij zich hebben en de beperking van hun rechten als kiezer;
13. herhaalt zijn eerdere verzoeken aan de lidstaten om wetten en beleid waarbij Roma, direct of indirect, op grond van ras en etnische afstamming worden gediscrimineerd, te herzien en in te trekken en aan de Raad en de Commissie om toe te zien op de toepassing door de lidstaten van de verdragen en richtlijnen tegen discriminatie en op het gebied van vrij verkeer, met name wat Roma betreft, om een volledige en consequente uitvoering te waarborgen en het nodige te doen, als dit niet het geval is, met name door inbreukprocedures op te starten;
14. vraagt dat de EU en de lidstaten adequate financiering voor projecten op het gebied van de integratie van Roma ter beschikking stellen en dat de verstrekking van de middelen aan de lidstaten, het gebruik ervan en de behoorlijke uitvoering van de projecten worden gecontroleerd, om de doeltreffendheid ervan te beoordelen, en verzoekt de Commissie en de Raad hierover een verslag op te stellen, met adequate voorstellen;
15. draagt zijn bevoegde commissie op in overleg met het Bureau voor de grondrechten en ngo's en organen die zich met kwesties op het gebied van mensenrechten en de Roma bezighouden, de kwestie te volgen en een verslag over de situatie van de Roma in Europa op te stellen, voortbouwend op eerdere resoluties en verslagen van het Europees Parlement;
16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa en de Verenigde Naties.