ONTWERPRESOLUTIE over de Europese strategie voor de economische en sociale ontwikkeling van berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden
15.9.2010
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
François Alfonsi, Alyn Smith namens de Verts/ALE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0518/2010
B7‑0521/2010
Resolutie van het Europees Parlement over de Europese strategie voor de economische en sociale ontwikkeling van berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden
Het Europees Parlement,
– gelet op titel XII van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 174,
– gelet op de verordeningen betreffende de structuurfondsen voor de periode 2007-2013,
– gelet op het Besluit van de Raad van 6 oktober 2006 betreffende communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie[1],
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 september 2003 over de structureel gehandicapte regio's (eilanden, berggebieden, gebieden met een lage bevolkingsdichtheid) in het kader van het cohesiebeleid en van de institutionele vooruitzichten voor dit beleid,
– gezien het advies van het Comité van de Regio's van 7 juli 2005 over de herziening van de richtsnoeren inzake regionale overheidssteun,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 maart 2007 over de eilanden en natuurlijke en economische beperkingen in het kader van het regionale beleid,
– gezien de mededeling van de Commissie van 6 oktober 2008 over het Groenboek over territoriale cohesie - Van territoriale diversiteit een troef maken,
– gezien het werkdocument van de Commissie getiteld "Regio's 2020 – een beoordeling van de toekomstige uitdagingen voor de EU-regio's" (SEC(2008)2868),
– gezien het werkdocument van de Commissie over "Gebieden met specifieke geografische kenmerken" (nr. 02/2009),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 maart 2009 over het Groenboek inzake territoriale cohesie en de stand van zaken in het debat over de toekomstige hervorming van het cohesiebeleid,
– gezien de mededeling van de Commissie van 15 juni 2009 over het zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie,
– gezien de mededeling van de Commissie van 31 maart 2010 over "Het cohesiebeleid: strategisch verslag 2010 over de uitvoering van de programma's voor 2007-2013" (SEC (2010) 360),
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het territoriale cohesiebeginsel is gecodificeerd in de verordeningen betreffende de structuurfondsen voor 2007-2013 en een van de belangrijkste doelstellingen is van de nieuwe Europese Unie die met het Verdrag van Lissabon gestalte heeft gekregen, en dat het zich richt op het veilig stellen van de harmonische ontwikkeling van de Unie door vermindering van regionale verschillen en het wegnemen van ontwikkelingsobstakels, inclusief belemmeringen die verband houden met natuurlijke en geografische handicaps,
B. overwegende dat krachtens artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bijzondere aandacht dient te worden besteed aan regio's die te kampen hebben met ernstige en permanente natuurlijke of demografische handicaps, zoals de meest noordelijk gelegen regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire en berggebieden,
C. overwegende dat berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden worden geconfronteerd met bijzondere uitdagingen als gevolg van demografische veranderingen, slechte toegankelijkheid, klimaatverandering, migratieverschijnselen, energievoorzieningsproblemen en regionale integratie,
1. constateert met voldoening dat territoriale cohesie is verheven tot een nieuwe doelstelling van de Unie en is opgenomen in het nieuwe artikel 174; is van mening dat de bepalingen van artikel 174 moeten worden omgezet in specifieke ontwikkelingsstrategieën en concrete maatregelen om bestaande handicaps te overwinnen en de mogelijkheden van de betrokken regio's optimaal te benutten;
2. neemt met voldoening kennis van het werkdocument van de Commissie over "Gebieden met specifieke geografische kenmerken"; is evenwel van mening dat berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden in generlei opzicht te beschouwen zijn als homogene groepen regio's en dat daarvoor specifieke regionale ontwikkelingsprogramma's nodig zijn; onderstreept dat deze regiogroepen een aantal belangrijke gemeenschappelijke kenmerken delen die hen onderscheiden van andere regio's;
3. dringt bij de Commissie aan op de uitwerking van relevantere, geografisch gedefinieerde statistische indicatoren om een completer beeld te krijgen van het ontwikkelingsniveau van deze regio's; wijst er met nadruk op dat er in regio's die in aanmerking komen om onder de regionale concurrentie- en werkgelegenheidsdoelstelling te vallen in dit stadium al van andere indicatoren dan het BBP (totale bevolking, werkloosheid, arbeidsparticipatie, opleidingsniveau, bevolkingsdichtheid) gebruik kan worden gemaakt; verzoekt de Commissie de mogelijkheid te bestuderen om in de toekomst ook specifieke indicatoren te laten gelden voor berggebieden, eilanden, afgelegen of dunbevolkte gebieden;
4. roept de lidstaten en de regionale en lokale overheden ertoe op een belangrijke inbreng te leveren bij de definitie van ontwikkelingsstrategieën voor berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden, aangezien er behoefte is aan een verticale aanpak waarbij alle overheidsniveaus, onder inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, zijn betrokken en een eigen bijdrage leveren om deze regio's te helpen de weg naar duurzame ontwikkeling in te slaan; benadrukt dat niet alleen het regionaal beleid, maar ook andere vormen van EU-beleid die ingrijpende territoriale gevolgen hebben voor de ontwikkeling van deze regio's, een bijdrage zouden moeten leveren aan de duurzame ontwikkeling van de capaciteiten die binnen deze regio's voorhanden zijn;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden ook in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten en tijdens de komende programmeringsperiode op een speciale behandeling kunnen blijven rekenen;
6. verwelkomt de instelling van Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS) als een instrument om de obstakels voor territoriale samenwerking te overwinnen; spoort berggebieden, eilanden en dunbevolkte gebieden ertoe aan, van de EGTS gebruik te maken voor het aansturen van door de EU gecofinancierde territoriale samenwerkingsprojecten met andere regio's als een manier om ze nauwer in contact te brengen met de economische gebieden in hun omgeving;
7. moedigt de lidstaten ertoe aan, in berggebieden, dunbevolkte gebieden en op eilanden ten volle gebruik te maken van de instrumenten van het Europees nabuurschapsbeleid, opdat zij optimaal kunnen profiteren van de in grensoverschrijdend verband beschikbare middelen;
8. pleit voor niet-hantering van het afstandscriterium (150 km) voor de indeling van eilanden bij de grensregio's die in aanmerking komen voor financiering uit hoofde van de grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's in het kader van de territoriale samenwerkingsdoelstelling van het cohesiebeleid dan wel in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid; is van mening dat, mocht er behoefte zijn aan de vaststelling van enigerlei grenswaarde, het wellicht de voorkeur zou verdienen de territoriumgrensoverschrijdingsnorm voor insulaire regio's te hanteren op zeebekkenniveau;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de regionale en lokale autoriteiten en de economische en sociale partners.
- [1] PB L 291 van 21.10.2006, blz. 11.