Ontwerpresolutie - B7-0620/2010/REV1Ontwerpresolutie
B7-0620/2010/REV1

ONTWERPRESOLUTIE over de ACTA

17.11.2010

naar aanleiding van een verklaring van de Commissie
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Kader Arif and Véronique De Keyser namens de S&D­Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0617/2010

Procedure : 2010/2935(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0620/2010
Ingediende teksten :
B7-0620/2010
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0620

Resolutie van het Europees Parlement over de ACTA

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 207 en 218 van het VWEU,

–   gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 8,

–   gezien de strategie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten door de Europese Unie,

–   gezien de conclusie van de laatste onderhandelingsronde (2 oktober 2010) van de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak,

–   gezien het feit dat op 15 november 2010 de definitieve ACTA-tekst is gepubliceerd,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel (2008/2133(INI)),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 maart 2010 over transparantie en de stand van zaken bij de ACTA-onderhandelingen,

–   onder verwijzing naar zijn schriftelijke verklaring 0012/2010 over het gebrek aan een transparant proces voor de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA),

–   gezien de plenaire debatten die op 8 september en 20 oktober 2010 zijn gevoerd over de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak,

–   gezien zijn besluit van 20 oktober over de herziening van de kaderovereenkomst over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie,

–   gezien het Interinstitutioneel Akkoord "Beter wetgeven" van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (2003/C 321/01),

–   gezien het besluit van de Europese Ombudsman inzake klacht 90/2009/(JD)OV over toegang tot ACTA-documenten,

–   gezien de adviezen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) over de onderhandelingen die de Europese Unie momenteel voert over een handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak, en het schrijven van de werkgroep gegevensbescherming van de Europese Commissie,

–   gezien de procedure Vrienden van het voorzitterschap ter bespreking van eventuele strafrechtelijke aspecten van de overeenkomst,

 

–   gelet op Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel"),

–   gelet op Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009,

–   gelet op de overeenkomst van de Wereldhandelorganisatie (WTO) over de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIP's ),

–   gezien de conclusies van de Raad over samenhang in het ontwikkelingsbeleid,

–   gezien WTO-geschil DS409, Europese Unie en een lidstaat – Inbeslagneming van generieke geneesmiddelen in doorvoer,

–   gezien het WTO-nieuwsbericht op de TRIP’s-Raad van 8-9 juni 2010,

–   gelet op artikel 110 van zijn Reglement,

Verdrag van Lissabon

A.  overwegende dat de EU beschikt over uitsluitende bevoegdheid op het gebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid (GHB); overwegende dat het Parlement op grond van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn instemming moet geven met de tekst van de ACTA-overeenkomst alvorens deze in de Europese Unie in werking kan treden,

Stand van de onderhandelingen en de onderhandelende partijen

B.  overwegende dat de Europese Unie en andere OESO-landen in 2008 onderhandelingen op gang hebben gebracht over een nieuwe meerjarenovereenkomst tot consolidering van de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (IPR) en ter bestrijding van namaak (Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA),

C.  overwegende dat de 11de en meest recente ronde van de onderhandelingen met het oog op de Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA). Op 2 oktober 2010 werd afgerond in Tokio, Japan,

D.  overwegende dat de ACTA-onderhandelaars de geconsolideerde tekst op 6 oktober 2010 openbaar hebben gemaakt en dat de Commissie het Parlement vervolgens op de hoogte heeft gesteld; overwegende dat de Commissie de definitieve ACTA-tekst op 15 november 2010 heeft bekend gemaakt; overwegende dat er van 30 november tot 3 december (zo nodig 4 december) 2010 in Sydney een technische bijeenkomst plaats zal hebben voor de definitieve juridische afwerking,

E.  overwegende dat vertegenwoordigers van de Raad rondes van de ACTA-onderhandelingen hebben bijgewoond naast vertegenwoordigers van de Commissie,

F.  overwegende dat slechts 11 landen (de EU als één land gerekend) waaronder twee ontwikkelingslanden (Marokko en Mexico) aan de onderhandelingen hebben deelgenomen,

G.  overwegende dat de onderhandelende partijen ernaar streven ACTA uit te breiden tot ontwikkelingslanden en opkomende economieën; overwegende dat belangrijke handelspartners zoals India, Brazilië en China tijdens de WTO-TRIP’s-Raad hebben aangevoerd dat de ACTA wellicht strijdig is met de TRIP’s-overeenkomst en andere WTO-overeenkomsten,

H.  overwegende dat de definitie van namaak in de TRIP’s-overeenkomst uitsluitend verband houdt met moedwillige schending van een handelsmerk op commerciële schaal (TRIPS deel III, afdeling 4, art. 51)[1],

Gemeenschapswetgeving

I.   overwegende dat de Commissie als hoedster van de Verdragen verplicht is de Gemeenschapswetgeving te handhaven in onderhandelingen over internationale overeenkomsten die van invloed zijn op de wetgeving in de EU,

J.   overwegende dat de Commissie naar het besluit van de Ombudsman heeft verwezen om te motiveren dat over ACTA is onderhandeld als handelsovereenkomst en niet als handhavingsverdrag; overwegende dat de Ombudsman van mening is dat de sluiting van de ACTA-overeenkomst het inderdaad nodig kan maken dat de EU wetgeving voorstelt en uitvoert, In dat geval zou de ACTA-overeenkomst als enige of belangrijkste overweging aan die wetgeving ten grondslag zou liggen, en zouden de burgers een duidelijk belang hebben bij voorlichting over ACTA,

Grondrechten

K. overwegende dat een overeenkomst die de Europese Unie over ACTA bereikt, moet voldoen aan de wettelijke verplichtingen die de EU worden opgelegd door de wetgeving inzake de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming, met name de richtlijnen 95/46/EG, 2002/58/EG (zoals laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009), 2009/136/EG en Richtlijn 2009/140/EG inzake elektronische communicatienetwerken en ‑diensten, alsook in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens en het Hof van Justitie,

L.  overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 19 oktober 2010 heeft gezegd dat het optreden van de Unie op het gebied van grondrechten onberispelijk moet zijn en dat de Unie in dit opzicht een voorbeeldfunctie heeft, overwegende dat de Commissie in de plenaire vergadering van 20 oktober 2010 heeft gesteld dat de ACTA nog niet is geparafeerd en dat zij, als onderhandelaar in de bevoorrechte positie verkeert vast te stellen wanneer de onderhandelingen in technische zin afgerond zijn en wanneer de overeenkomst kan worden geparafeerd,

M.  overwegende dat geen bepaling in ACTA-overeenkomst zodanig mag worden gelezen dat er een precedent wordt geschapen of dat er thans of in de toekomst afwijkingen of wijzigingen van de Gemeenschapswetgeving mogelijk zijn ten gevolge waarvan de bescherming van grondrechten overeenkomstig de EU-wetgeving zou worden afgezwakt, en dat de Commissie en de Raad uitdrukkelijk hun instemming met dit beginsel moeten betuigen,

Geografische aanduidingen

N. overwegende dat de Commissie herhaaldelijk het belang van handhaving van de bescherming van geografische aanduidingen heeft bevestigd, overwegende dat de partijen zijn overeengekomen dat de ACTA voorziet in handhaving van alle categorieën intellectueel eigendom die zijn erkend overeenkomstig deel II van de TRIPS-Overeenkomst, met inbegrip van de GI's;

Strafrechtelijke handhaving en sancties

O.  overwegende dat de Commissie in 2007 aan de lidstaten een vragenlijst heeft doen toekomen in verband met een onderzoek naar de vraag of strafrechtelijke sancties van wezenlijke betekenis zijn om te zorgen voor doelmatige tenuitvoerlegging van de Gemeenschapswetgeving op het gebied van intellectuele-eigendomsrechten, zoals wordt geëist in art. 83, lid 2 VWEU,

P.  overwegende dat de afdeling Handhaving via het strafrecht bepalingen bevat betreffende strafrechtelijke procedures, strafrechtelijke aansprakelijkheid, misdrijven, handhaving via het strafrecht en straffen; overwegende dat de voorzitter van de Raad heeft onderhandeld over bepalingen inzake handhaving via het strafrecht in ACTA;

Q. overwegende dat er in schriftelijke verklaring 12/2010 op is gewezen dat economische en innovatierisico’s moeten worden beoordeeld voordat er een strafrechtelijke sanctie wordt ingevoerd waar reeds civielrechtelijke maatregelen,

R.  overwegende dat artikel 2.14.1 van ACTA een definitie van “commerciële schaal” bevat: “In deze afdeling omvatten handelingen op commerciële schaal ten minste handelingen die worden verricht als commerciële activiteiten met het oog op direct economisch of commercieel voordeel”,

S.  overwegende dat voetnoot 9 van ACTA luidt: “Elke partij behandelt moedwillige invoer of uitvoer op commerciële schaal van nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust als onwettige activiteiten waarop strafrechtelijke sancties overeenkomstig dit artikel staan. Een partij kan aan haar verplichtingen inzake uitvoer en invoer van onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust of nagemaakte merkartikelen voldoen door de distributie, de verkoop of het te koop aanbieden op commerciële schaal van nagemaakte merkartikelen of onrechtmatig gereproduceerde goederen waarop een auteursrecht rust te beschouwen als onwettige activiteiten waarop strafrechtelijke sancties staan”,

T.  overwegende dat de formulering van artikel 2.5 1 en 2.5.1a bijzonder verontrustend is en maatregelen mogelijk maakt die het recht van de burger op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming kunnen aantasten,

Toegang tot geneesmiddelen

U.  overwegende dat de commissaris voor Handel het Parlement tijdens de plenaire vergadering van 20 oktober 2010 om een advies heeft gevraagd over de hangende vraag of octrooien in de afdeling Handhaving via het burgerlijk recht moeten worden opgenomen; overwegende dat de onderhandelaars over ACTA hebben verklaard dat ACTA geen hindernissen zal opwerpen voor het grensoverschrijdende doorvoer van legale generieke geneesmiddelen; overwegende dat het Parlement in zijn resolutie en schriftelijke verklaring te kennen heeft gegeven dat maatregelen ter uitbreiding van bevoegdheden voor grensoverschrijdende inspectie en inbeslagname van goederen de mondiale toegang tot legale, betaalbare en veilige geneesmiddelen niet nadelig mogen beïnvloeden,

Intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving

V. overwegende dat in de richtlijn inzake e-commerce wordt gesteld dat serviceproviders niet in zodanige mate aansprakelijk mogen zijn voor de gegevens die zij doorgeven of via hun diensten hosten dat hiervoor toezicht vooraf of het filteren van dergelijke gegevens noodzakelijk zijn; overwegende dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in zijn advies over ACTA waarschuwt dat internetdienstverleners clausules in contracten met hun cliënten zouden kunnen opnemen die voorzien in de mogelijkheid toezicht uit te oefenen op hun gegevens en hun abonnement stop te zetten,

W. overwegende dat de partijen bij de ACTA-overeenkomst zich ertoe hebben verbonden hun verplichting uit hoofde van artikel 7 van de TRIP’s-overeenkomst na te komen om tot de bevordering van technologische innovatie bij te dragen; dat basisbeleid van de EU in verband met interoperabiliteit afhankelijk is van bepalingen in de Gemeenschapswetgeving (met name in richtlijn 91/25/EEG) tot ondersteuning van ontsleuteling en ontwijking,

X.  overwegende dat de ACTA-tekst in de preambule en de inhoudelijke bepalingen een aantal belangrijke waarborgen bevat; dat in artikel 1.2. van de overeenkomst wordt bepaald dat het iedere verdragsluitende partij vrijstaat de passende methode voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze overeenkomst binnen hun eigen rechtsstelsel en -praktijk te bepalen,

Y.  overwegende dat internationale en nationale wetgeving momenteel een feit is, dat de houder van rechten volgens het auteursrecht en naburige rechten een aantal handelingen kan voorkomen, zoals reproducties, vastleggingen, aanpassingen, de distributie van kopieën en algemene beschikbaarstelling (o.m. met interactieve middelen). Geen van deze beperkte handelingen mag worden verward met het recht het gebruik van een werk (bij voorbeeld lezen, bekijken) te voorkomen. Iedere poging het auteursrecht uit te breiden tot “gebruik” zou het onderscheid tussen IE en voorwaardelijke beschikbaarheid doen vervagen. De Commissie kan niet zodanig te werk gaan dat sturing van de toegang tot diensten gecombineerd wordt met overtreding van IE-rechten,

Z.  overwegende dat vice-voorzitter Kroes onlangs in Avignon heeft verklaard dat het een aantal gevestigde belangen wellicht goed uitkomt een gesprek uit de weg te gaan, of het gesprek over auteursrecht in moralistische banen te leiden waardoor miljoenen burgers slechts worden gedemoniseerd. Dat is echter geen duurzame aanpak. [...] In plaats van een niet functionerend stelsel op basis van een reeks culturele Berlijnse muren wil ik terug naar redelijkheid. Een systeem dat kunstenaars en scheppers nieuwe creatieve mogelijkheden biedt, en nieuwe zakelijke modellen die beter passen in het digitale tijdperk. En David Cameron, de eerste minister van het VK, heeft ingrijpende wijzigingen van de Britse IE-wetgeving aangekondigd, in het kader waarvan o.m. het begrip “eerlijk gebruik” wordt ingevoerd,

ACTA-commissie

AA. overwegende dat volgens de institutionele afspraken in ACTA de ACTA-commissie bevoegdheden krijgt onder meer met betrekking tot de uitvoering en werking van de overeenkomst, de wijziging van de overeenkomst, deelname van niet-gouvernementele personen of groepen en beslissingen inzake regels en procedures van de commissie; overwegende dat artikel 21 van het VWEU bepaalt dat de Unie streeft naar bevordering van de democratie,

1.  prijst de Commissie met haar inspanningen om de transparantie van de ACTA-onderhandelingen te verbeteren en haar inzet voor de bescherming van de innovatie en het concurrentievermogen van de EU; verzoekt de Commissie alvorens de overeenkomst te paraferen in de geest van de herziene kaderovereenkomst ten volle rekening te houden met het advies van het Europees Parlement;

Gemeenschapswetgeving

2.  steunt het streven van de Commissie om te zorgen voor volledige handhaving van het acquis communautaire inzake geografische indicaties, maar betreurt het dat er geen echte verbeteringen in de handhaving van GI's zijn gerealiseerd;

3.  verzoekt de Commissie tijdig vóórdat de instemmingsprocedure in de het Parlement begint uitdrukkelijk te bevestigen dat de ACTA-bepalingen de Gemeenschapswetgeving onverlet laten, met name de bepalingen in de richtlijnen 95/46 (gegevensbescherming), 91/250/EEG (software), 2001/29/EG (informatiemaatschappij), 2000/31/EG betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel"), 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie, zoals laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 en richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten;

4.  verzoekt de Commissie uitdrukkelijk te bevestigen dat zij thans of in de toekomst niet zal voorstellen de Gemeenschapswetgeving te veranderen om haar zodanig in overeenstemming te brengen met de niet-verplichte bepalingen in de ACTA-overeenkomst dat de bescherming van de grondrechten in de EU daardoor zou afnemen;

Rechtsgrond

5.  spreekt er zijn waardering voor uit dat de bevoegdheden van het EP, sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in het GHB aanzienlijk zijn uitgebreid en dat het EP met name zijn goedkeuring moet hechten aan alle door de EU gesloten handelsovereenkomsten;

6.  vraagt de Commissie te verduidelijken hoe bevoegdheden met betrekking tot de afdeling Handhaving via het strafrecht van ACTA verdeeld zijn tussen de Raad en de Commissie, ook wat de parafering van de overeenkomst betreft; dringt erop aan dat het Parlement bewijzen worden voorgelegd waaruit blijkt dat de rechtsgrond voor de onderhandelingen over ACTA in overeenstemming is met het Verdrag van Lissabon, voordat de overeenkomst wordt geparafeerd;

7.  verzoekt derhalve te vernemen op welke juridische gronden Raad en Commissie van mening verschillen over de vorm van het Verdrag en zal kennis nemen van de aan de onderhandelaar verstrekt opdracht;

Grensmaatregelen

8.  verzoekt de Commissie met klem het toepassingsgebied van de overeenkomst te beperken tot het huidige Europese IER-handhavingssysteem ter bestrijding van namaak. verzoekt de Commissie met klem het toepassingsgebied van de overeenkomst te beperken tot het huidige Europese IER-handhavingssysteem ter bestrijding van namaak.

9.  is verontrust over de inhoud van artikel 2.X van afdeling 3, waarin wordt bepaald dat de persoonlijke bagage van reizigers, zelfs indien de vervoerde goederen van niet-commerciële aard zijn, onder de overeenkomst vallen, tenzij de Partijen besluiten deze uit te sluiten; is van mening dat dit artikel de Partijen ertoe aanzet met betrekking tot de controle van persoonlijke bagage van reizigers aan grenzen striktere regels vast te stellen, terwijl de Commissie daarentegen op internationaal niveau betere bescherming van de grondrechten van de burgers had moeten verdedigen, met name het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Strafrechtelijke handhaving en sancties

10. verzoekt de Commissie om publicatie van de antwoorden op de in 2007 rondgestuurde vragenlijst om te controleren of strafrechtelijke sancties wezenlijk zijn om ervoor te zorgen dat de Gemeenschapswetgeving doelmatig wordt uitgevoerd in de sector intellectuele-eigendomsrechten , alsook van het onderzoek dat zij heeft uitgevoerd, en rekening te houden met alle antwoorden op de vragenlijst, alvorens de overeenkomst te paraferen;

11. stelt vast dat de rechterlijke macht overeenkomstig de ACTA een bevel kan uitvaardigen (d.w.z. een dwangbevel in artikel 2.X) tegen een Partij of tegen een derde Partij; merkt op dat deze bevoegdheid verder gaat dan de richtlijn inzake handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, die alleen voorziet in bevelen “om een dreigende inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht te voorkomen”; volgens deze richtlijn kan het gerechtelijke bevel bovendien slechts op derde partijen van toepassing zijn indien zij bij de inbreuk betrokken zijn;

12. merkt op dat de definitie van “commerciële schaal” in ACTA (artikel 2.14.1) ruimer is dan de definitie die het op 25 april 2007 heeft goedgekeurd bij de stemming over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen (2005/0127(COD));

13. stelt vast dat de definitie van commerciële schaal in artikel 2.14.1 niet voldoet aan het evenredigheidsbeginsel;

14. vindt het niet passend dat strafrechtelijke aansprakelijkheid in een voetnoot wordt uitgebreid, zoals in voetnoot 9 van de geconsolideerde tekst;

15. verwelkomt de opneming van het woord "kan" in artikel 2.14, lid 3 (elke partij kan voorzien in strafrechtelijke procedures en sancties […]);

16. verzoekt de Commissie voor de duidelijkheid aan dringen op vervanging van “shall” door “may”, en eveneens de woorden inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten te vervangen door namaak;

17. verzoekt de Commissie op overtuigende wijze toe te lichten en te bevestigen dat strafrechtelijke maatregelen in de ACTA beperk blijven tot grootschalige commerciële activiteiten en dat individuele gebruikers die niet bij deze activiteiten betrokken zijn niet strafrechtelijk kunnen en zullen worden vervolgd overeenkomstig de ACTA;

18. wijst erop dat strafrechtelijke maatregelen , zo lang er geen zinnige effectbeoordeling en ad-hoc-waarborg bestaan die hun evenredigheid in de ACTA-tekst verzekeren, binnen de omvang moeten blijven die is vastgesteld in TRIP’S en Gemeenschapswetgeving;

19. verzoekt de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een advies over de recentste ACTA-tekst in te dienen;

Geografische aanduidingen

20. verzoekt de Commissie zich actief in te zetten voor het welslagen van Europese producten in de wereldeconomie via doelmatige handhavingsmethoden in de ACTA;

21. betreurt dat het begrip “nagemaakte geografische benamingen” in artikel 1.X van de overeenkomst niet wordt gedefinieerd, omdat deze omissie tot verwarring zou kunnen leiden of althans de taken van de administratieve en gerechtelijke autoriteiten bij de interpretatie en handhaving van de ACTA-overeenkomst zouden kunnen bemoeilijken;

22. is het niet eens met het standpunt van de Commissie, die beweert belangrijke verbeteringen met betrekking tot de bescherming van geografische aanduidingen te hebben verwezenlijkt; is van mening dat de vooruitgang op dit gebied onbevredigend is, daar de geografische aanduidingen in alle landen die hen in hun nationale wetgeving niet erkennen, nog steeds onbeschermd zullen zijn;

Grondrechten

23. legt er de nadruk op dat de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming kernwaarden van de Europese Unie vormen welke zijn verankerd in artikel 8 van het EVRM en de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en waarmee overeenkomstig artikel 16 van het VWEU in alle door de EU vastgestelde beleidsvormen en voorschriften rekening moet worden gehouden;

24. geeft de Commissie opdracht aan het Parlement, vóórdat de overeenkomst wordt geparafeerd, een juridische analyse voor te leggen van betekenis, wettigheid en handhavingsmogelijkheden van het in de ACTA gewenste beleid inzake de samenwerking tussen leveranciers van diensten en houders van rechten, met name met betrekking tot de manier waarop de samenwerkingsinitiatieven in de zakenwereld geen beperking zullen vormen van de grondrechten van de burgers, o.m. het recht op vrijheid van meningsuiting en op een eerlijke rechtsgang; wijst de Commissie er andermaal op dat het haar uit hoofde van het interinstitutioneel akkoord van 2003 verboden is zelfregulerende en coregulerende mechanismen te steunen als er grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting in het geding zijn;

25. verzoekt de Commissie tijdig vóórdat de instemmingsprocedure in de het Parlement begint een beoordeling uit te voeren van de gevolgen die de tenuitvoerlegging van de ACTA heeft voor de grondrechten en de gegevensbescherming, voor de huidige initiatieven van de EU om de IER-handhavingsmaatregelen te harmoniseren en voor de e-handel; komt tot de slotsom dat de Commissie tijdig met het Parlement moet overleggen over de resultaten van deze beoordeling en zo nodig moet terugkeren naar de onderhandelingstafel als de resultaten van de effectbeoordeling dit vereisen;

Toegang tot geneesmiddelen

26. spreekt er zijn waardering voor uit dat octrooien in de afdeling civielrechtelijke handhaving van de ACTA mogen worden uitgesloten, daar de beschikbaarheid van legale, betaalbare en levensreddende geneesmiddelen hierdoor had kunnen worden belemmerd; meent dat een duidelijke toename van het aantal schadeloosstellingen en andere vormen van genoegdoening voor mogelijke inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten generieke mededinging en derde partijen die bij de productie, verkoop of distributie van betaalbare generieke geneesmiddelen betrokken zijn, zal afschrikken, vooral als deze bepalingen op goederen in doorvoer worden toegepast; vreest dat de toepassing van civielrechtelijke handhavingsbepalingen in ACTA op octrooien in strijd met het openbaar belang zou kunnen zijn, het investeringsrisico en de onzekerheid op de markt zou kunnen vergroten en een gevaar zou kunnen vormen voor technologische innovatie, met name in sectoren waarin inbreuken moeilijk vast te stellen zijn of wanneer octrooien worden toegepast op levend materiaal, inheemse producten en traditionele geneesmiddelen; verzoekt de Commissie dan ook octrooien te verwijderen uit de afdeling civielrechtelijke handhaving;

27. spreekt zijn waardering uit voor de verbeteringen in de ontwerptekst van de ACTA waardoor meer garanties worden geboden voor bescherming van de persoonlijke leefsfeer, volksgezondheid en enkele beschermingen uit hoofde van de TRIP’s-Overeenkomst; draagt de Commissie op te beoordelen of de waarborgclausules in ACTA in gelijke mate afdwingbaar zijn met betrekking tot de handhavingsbepalingen; verzoekt de Commissie aan te tonen dat de ACTA het de lidstaten niet onmogelijk zal maken wetgeving in te voeren waardoor de rechtsmiddelen wegens overtreding worden beperkt, bij voorbeeld door uitbreiding van de toegang tot werken waarop auteursrecht rust maar die kennelijk aan niemand toebehoren, en gebruik te maken van de soepele eigenschappen van de TRIP’s-Overeenkomst om alle toekomstige beleidsalternatieven te waarborgen; verzoekt de Commissie te beoordelen of ACTA in feite een bindende overeenkomst is en of artikel 1.2 ervan voorziet in algemene flexibiliteit voor elementen in de nationale wetgeving die eventueel strijdig zijn met ACTA; verzoekt de Commissie aan te geven welke mechanismen de partijen flexibiliteit toestaan om gewettigde uitzonderingen op de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst vast te stellen overeenkomstig de doelen en beginselen van de TRIP’s-overeenkomst en de verklaring van Doha van 2001 over TRIP’s en volksgezondheid;

28. verzoekt de Commissie gezondheidswaarborgen op te nemen in het corpus van de overeenkomst en niet alleen in de preambule;

Intellectuele-eigendomsrechten in de digitale omgeving

29. is van mening dat de “samenwerking” tussen houders van rechten en tussenpersonen bij de aanpak van IE-overtredingen uit de ACTA moet worden verwijderd, daar de laatsten hierdoor worden gedwongen controlesystemen op te zetten en buitengerechtelijke regelingen te treffen, waardoor de rechten van eindgebruikers op bescherming van de persoonlijke leefsfeer, gegevensbescherming en een eerlijke rechtsgang op hun beurt in gevaar zouden kunnen komen;

30. is verontrust over de mogelijkheid dat een zeer ruime definitie van handelingen van commerciële omvang (art. 2.14.1), in combinatie met een verplichting te zorgen voor strafrechtelijke sancties ingeval van IE-overtredingen in de digitale omgeving (art. 2.18.1), o.m. wegens medeplichtigheid (art. 2.14.4) verdragsluitende Partijen wellicht aanmoedigt wetgeving aan te nemen die in de praktijk leidt tot criminalisering van particuliere gebruikers en tussenpersonen;

31. stelt vast dat de overeenkomst (artikel 2.18.3) een vorm van samenwerking mogelijk maakt ten gevolge van een verplichting (d.w.z. van de Partijen inbreuken daadwerkelijk aan te pakken;

32. is ernstig verontrust over de verstrekking van gegevens aan houders van rechten (artikel 2.18.4) door niet noodzakelijkerwijs gerechtelijke overheden (bevoegde overheden);

33. verzoekt de EU-onderhandelaars dringend navolgende bepaling 2.18.9 opnieuw in de ACTA-tekst op te nemen: De procedures overeenkomstig de bepalingen 1 tot 8 worden ten uitvoer gelegd onverlet de wetgeving van een Partij tot aanneming of voortzetting van een stelsel dat voorziet in beperking van de verantwoordelijkheid van aanbieders van internetdiensten en tot een verbod van de algemene verplichting van inhoud die op verzoek van gebruikers door de aanbieders van internetdiensten ter beschikking wordt gehouden of opgeslagen;

34. is verontrust over het algemene gebrek aan doelmatigheid van volgend voorbehoud dat in voetnoot 14 wordt aangetekend: onverlet het toepassingsgebied van het auteursrecht of naburige rechten in de wetgeving van een Partij, en over de opmerking ten aanzien van de onderhandelaars die is toegevoegd aan voetnoot 15, waarin wordt gesteld dat een Partij niet gehouden is interoperabiliteit verplicht te stellen, hetgeen in tegenspraak lijkt met de boodschap in de onlangs aangenomen Digitale Agenda;

ACTA-commissie

35. is van mening dat de ACTA-commissie op een open, inclusieve en transparante wijze te werk moet gaan; geeft de Commissie opdracht tijdig, vóórdat het Parlement zijn advies inzake instemming moet overwegen, aanbevelingen te presenteren voor het bestuur van de ACTA-commissie, met name voor wat betreft de deelname van het Europees Parlement en de procedure voor wijziging van de overeenkomst;

36. is van mening dat de Commissie moet bepleiten dat procedures en voorwaarden voor toetreding tot ACTA flexibel genoeg zijn en rekening houden met het ontwikkelingspeil, de behoeften en doelstellingen van toetredende landen, overeenkomstig de conclusies van de Raad over samenhang in het ontwikkelingsbeleid;

37. wijst erop dat wijzigingen van deze overeenkomst door alle belanghebbenden openbaar moeten worden onderzocht en parlementaire goedkeuring vereisen; verzoekt de Commissie de Raad en het Europees Parlement in het kader van een proces dat transparantie, parlementaire controle en burgerparticipatie waarborgt, te raadplegen alvorens wijzigingen in de huidige tekst in de ACTA-commissie te aanvaarden of voor te stellen;

Plurilateralisme tegen multilateralisme

38. betreurt het dat de algemene gevolgen van deze overeenkomst van nature beperkt worden doordat de landen waar de meeste namaakproducten vandaan komen geen Partij bij de overeenkomst zijn;

39. betreurt het dat deze onderhandelingen en de overeenkomst de multilaterale fora ( bij voorbeeld WIPO en WTO) ondermijnen; wijst erop dat de ACTA-commissie zich niet mag ontwikkelen tot een nieuwe internationale instelling;

40. verzoekt de Commissie duidelijk te maken of de tekst bindend of vrijwillig van aard is;

Voorwaarden van het EP ten aanzien van instemming

41. wijst er nogmaals op dat de ACTA-overeenkomst instemming van het EP behoeft alvorens in werking te treden; verzoekt de Commissie de Raad geen voorlopige toepassing van de overeenkomst voor te stellen voordat het Europees Parlement heeft ingestemd; wijst de Commissie en de Raad erop dat het Parlement zich het recht voorbehoudt instemming met de ACTA te weigeren; verbindt aan eventuele instemming met de ACTA-overeenkomst de voorwaarde dat naar aanleiding van onderhavige resolutie volledig wordt samengewerkt;

42. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de regeringen en de parlementen van de staten die aan de ACTA-onderhandelingen deelnemen.