ONTWERPRESOLUTIE over het tienjarig bestaan van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid
22.11.2010
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Norica Nicolai, Marielle De Sarnez namens de ALDE-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0624/2010
B7‑0626/2010
Resolutie van het Europees Parlement over het tienjarig bestaan van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid
Het Europees Parlement,
– gezien resoluties 1325 (2000) en 1820 (2008) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over vrouwen, vrede en veiligheid, en resolutie 1888 (2009) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen in situaties van gewapend conflict, waarin de verantwoordelijkheid van alle staten wordt beklemtoond om een einde te maken aan straffeloosheid en degenen die verantwoordelijk zijn voor misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, met inbegrip van misdaden met betrekking tot seksueel en ander geweld tegen vrouwen en meisjes, te vervolgen,
– gezien het actieplan van de Raad van de Europese Unie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen in de ontwikkelingssamenwerking, dat ervoor moet zorgen dat deze gelijkheid op alle niveaus van de werkzaamheden van de EU met partnerlanden een plaats krijgt,
– gezien de aanstelling in maart 2010 van een speciaal vertegenwoordiger bij de secretaris-generaal van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten,
– gezien het document van de Raad getiteld "Globale aanpak voor de uitvoering door de EU van Resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad" en het beleidsdocument met als titel "Uitvoering van UNSCR 1325 zoals versterkt door UNSCR 1820 in de context van het EVDB", beide van 8 december 2008, alsook het document van de Raad van september 2006 getiteld "Mainstreaming van mensenrechten in het EVDB",
– gezien de richtsnoeren van de EU over geweld tegen en discriminatie van vrouwen en meisjes en de richtsnoeren van de EU over kinderen en gewapende conflicten,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 2009 over gendermainstreaming in de externe betrekkingen van de EU en vredesopbouw/natievorming,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 2006 over vrouwen in gewapende conflicten en hun rol in de wederopbouw erna,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 2006 over vrouwen in de politiek,
– gezien het actieplan gendermainstreaming van zijn subcommissie SEDE van 2007,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 oktober 2010 over falende bescherming van de mensenrechten en justitie in de Democratische Republiek Congo,
– gezien het nieuwe VN-orgaan voor gendergelijkheid (VN-Vrouwen),
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het in 2010 tien jaar geleden is dat resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad is aangenomen, de eerste resolutie over de buitensporige en specifieke gevolgen van gewapende conflicten voor vrouwen, waarin de ervaringen van vrouwen met conflicten worden gekoppeld aan het behoud van de internationale vrede en veiligheid, en waarin de onderling verbonden thema's participatie, bescherming, voorkoming, hulp en herstel worden behandeld,
B. overwegende dat 25 november de Internationale Dag van de uitbanning van geweld tegen vrouwen is,
C. overwegende dat de resoluties 1820, 1888 en 1889 van de Veiligheidsraad resolutie 1325 aanscherpen en aanvullen en overwegende dat de vier resoluties moeten worden beschouwd als een geheel van verplichtingen ten aanzien van vrouwen, vrede en veiligheid,
D. overwegende dat de tenuitvoerlegging van deze toezeggingen een gemeenschappelijke taak en verantwoordelijkheid is van iedere lidstaat van de VN; overwegende dat in dit verband moet worden benadrukt dat in december 2008 de EU- richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de EU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten, alsook voor de bestrijding van elke vorm van tegen hen gerichte discriminatie zijn goedgekeurd, waarmee een sterk politiek signaal is gegeven dat dit prioriteiten voor de Unie zijn,
E. overwegende dat de uitvoering van resoluties 1820 en 1325 van de VN-Veiligheidsraad een prioriteit zou moeten zijn van de externe financiële instrumenten van de EU en zou moeten zorgen voor adequate ondersteuning van maatschappelijke organisaties die hun werkzaamheden verrichten in het kader van gewapende conflicten en door conflicten getroffen landen en regio's,
F. overwegende dat het Europees Parlement dient toe te zien op de uitvoering van het actieplan inzake gendergelijkheid en versterking van de positie van vrouwen in het externe optreden van de EU, alsmede op de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en kinderen,
G. overwegende dat de operationele doelmatigheid van civiele of militaire missies door een genderperspectief enorm toeneemt, en dat de EU hieraan als positieve speler een aanzienlijke meerwaarde kan toevoegen door te reageren op vrouwen en gewapende conflicten,
H. overwegende dat de EU vrouwen in staat dient te stellen om gelijkwaardig deel te nemen aan conflictpreventie, crisisbeheer, vredesoverleg en activiteiten na een conflict, zoals de planning van de wederopbouw na een oorlog,
I. overwegende dat verkrachting en seksuele slavernij, als zij deel uitmaken van een omvangrijke en stelselmatige methodische aanpak, overeenkomstig de Conventie van Genève worden erkend als misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden; overwegende dat verkrachting thans eveneens wordt erkend als onderdeel van volkerenmoord, als deze plaatsvindt met de bedoeling een doelgroep geheel of gedeeltelijk te vernietigen; overwegende dat de EU initiatieven voor de beëindiging van de straffeloosheid van seksueel geweld tegen vrouwen en kinderen moet steunen,
J. overwegende dat de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) in aanzienlijke mate dient bij te dragen tot de verdere tenuitvoerlegging van de resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot zowel zijn interne structuur als zijn extern optreden en beleid,
K. overwegende dat de EU een reeks belangrijke documenten heeft aangenomen over de wijze waarop de resoluties 1820 en 1325 van de VN-Veiligheidsraad ten uitvoer dienen te worden gelegd, maar dat zij slechts een zeer beperkte belangstelling heeft getoond voor een stelselmatige en samenhangende praktische omzetting ervan,
L. overwegende dat slechts een minderheid van de lidstaten van de EU een nationaal actieprogramma hebben opgesteld om resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad ten uitvoer te leggen; overwegende dat België, Denemarken, Finland, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden nationale actieprogramma's hebben aangenomen,
1. benadrukt dat de tiende verjaardag van de aanneming van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad een aanleiding moet zijn om de tenuitvoerlegging van deze resolutie nieuw leven in te blazen, wat alleen maar mogelijk is met politiek leiderschap op het hoogste niveau en met meer middelen; beveelt ten zeerste aan dat dit thema naar behoren aan de orde komt bij de lopende herziening van het mensenrechtenbeleid van de EU, wanneer daar de opstelling aan bod komt van een alomvattende landenstrategie voor de mensenrechten en de evaluatie van de EU-richtsnoeren inzake geweld tegen vrouwen en meisjes, met betrekking tot kinderen en gewapende conflicten en ter bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte discriminatie;
2. verzoekt om de toewijzing van aanzienlijke specifieke financiële, menselijke en organisatorische middelen voor de participatie van vrouwen en gendermainstreaming in het buitenlands en veiligheidsbeleid; dringt erop aan dat streefcijfers op het vlak van volledige gendergelijkheid worden bereikt in het kader van missies op het gebied van politie, strijdkrachten, justitie en de rechtstaat en bij vredesoperaties; verzoekt de EU-lidstaten de participatie van vrouwen in hun bilaterale en multilaterale betrekkingen met staten en organisaties buiten de EU op een actieve manier te bevorderen;
3. moedigt de HV/VV ten zeerste aan om ook de EU-taskforce voor vrouwen, vrede en veiligheid te versterken, die moet zorgen voor collegiale toetsing van de vaststelling en uitvoering van nationale actieplannen met betrekking tot resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad, voor stelselmatige genderanalyse van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en voor toezicht op en advies aan EU-delegaties in door conflicten getroffen landen en regio's;
4. ziet de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) als een unieke gelegenheid om de rol van de EU met betrekking tot de uitvoering van de resoluties 1820 en 1325 van de VN-Veiligheidsraad te versterken;
5. verzoekt de HV/VV derhalve verder te gaan dan alleen gendermainstreaming en ingrijpende en goed zichtbare toezeggingen te doen met betrekking tot personeelssterkte, financiële middelen en organisatorische hiërarchie;
6. is ingenomen met de reeks evenementen als open dagen, recepties en andere openbare gelegenheden die ten minste drie van de GVDB-missies (EUPM, EULEX en EEMM) organiseren om de tiende verjaardag van resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad te vieren; is ingenomen met het stimulerende optreden in dit opzicht van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen van de EU (CPCC); herinnert eraan dat de GVDB-missies tot de belangrijkste instrumenten behoren waarover de EU beschikt om haar inzet voor de doelstellingen van resoluties 1820 en 1325 van de VN-Veiligheidsraad in door conflicten getroffen landen en regio's te tonen;
7. verzoekt de HV/VV en de lidstaten om in GVDB-besluiten van de Raad en missiemandaten altijd te verwijzen naar resoluties 1820 en 1325 van de VN-Veiligheidsraad en er altijd voor te zorgen dat alle GVDB-missies beschikken over ten minste één genderadviseur en een actieplan voor de tenuitvoerlegging van de aspecten in verband met vrouwen, vrede en veiligheid; verzoekt de HV/VV, de EU-lidstaten en de missieleiders om van samenwerking en overleg met plaatselijke vrouwenorganisaties een standaardelement van elke missie te maken;
8. verzoekt om instelling van een passende openbare klachtenprocedure die vooral moet helpen bij het melden van seksueel en gendergerelateerd geweld; verzoekt de HV/VV gedetailleerde verslaglegging over vrouwen, vrede en veiligheid op te nemen in de halfjaarlijkse evaluatie van GVDB-missies;
9. herinnert aan de massale groepsverkrachtingen die tussen 30 juli en 4 augustus in het mijnengebied van Oost-Congo hebben plaatsgevonden, alsook aan het feit dat vorig jaar in Oost-Congo 8 300 verkrachtingen werden gemeld en dat in het eerste kwartaal van 2010 ten minste 1 244 vrouwen aangifte van verkrachting hebben gedaan, een gemiddelde van 14 per dag; verzoekt beide EU-missies in de Democratische Republiek Congo, EUPOL RD Congo en EUSEC RD Congo, de bestrijding van seksueel geweld en de participatie van vrouwen tot een van de prioriteiten te verheffen in het kader van het streven naar de hervorming van de Congolese veiligheidssector;
10. wijst erop dat het belangrijk is dat de EU meer vrouwelijke politieagenten en vrouwelijke soldaten inzet bij GBVB-missies; het contingent vrouwelijke politieambtenaren in de VN-vredesmacht in Liberia kan als voorbeeld dienen;
11. wijst erop dat er een gedragscode moet worden opgesteld voor EU-personeel dat deelneemt aan militaire en civiele missies, waaruit duidelijk blijkt dat seksuele uitbuiting wordt veroordeeld als misdadig gedrag;
12. dringt aan op tenuitvoerlegging van de resoluties 1325 en 1820 van de VN-Veiligheidsraad in de strategiedocumenten per land en op meer financiële steun voor de participatie van vrouwen uit door conflicten geteisterde landen aan Europese processen; verzoekt de HV/VV en de Commissarissen voor Ontwikkeling, Uitbreiding en Humanitaire hulp aspecten in verband met vrouwen, vrede en veiligheid als integrerende bestanddelen te betrekken bij de planning en programmering van de externe financiële instrumenten, zoals EIDHR, ICI, IPA, maar met name DCI en IfS;
13. benadrukt dat de Europese Commissie ervoor moet zorgen dat kleine ngo's gemakkelijker toegang hebben tot subsidie uit hoofde van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR); wijst er nogmaals op dat tal van kleine vrouwenorganisaties het moeilijk hebben met de ingewikkelde aanvraagprocedure;
14. verzoekt de Commissaris voor Ontwikkeling voorrang te geven aan steun voor de werkzaamheden van vrouwenorganisaties in door conflicten geteisterde gebieden; verzoekt de HV/VV het langetermijnbestanddeel van het stabiliteitsinstrument (IfS) in te zetten om kredieten toe te wijzen ter ondersteuning van deelname van vrouwen aan processen die verband houden met vrede, veiligheid en verzoening, en in alle kortetermijnmaatregelen die worden gefinancierd op grond van artikel 3 van het IfS middelen uit te trekken voor vrouwen, vrede en veiligheid;
15. is van mening dat EU-delegaties maatschappelijke organisaties zoals plaatselijke vrouwenorganisaties in kennis moeten stellen van hun inzet in door conflicten geteisterde gebieden en dat zij maatschappelijke organisaties in het kader van de beleidsplanning moeten raadplegen;
16. vraagt dat er meer vrouwen worden betrokken bij initiatieven die erop gericht zijn een oplossing te vinden voor conflicten, onder andere als bemiddelaars en onderhandelaars en bij de tenuitvoerlegging van conflictoplossende maatregelen;
17. verzoekt de HV/VV het initiatief te nemen een jaarlijkse evenement te organiseren met vrouwelijke leiders dat een aanvulling zou kunnen vormen op de Mondiale Open Dag van de VN voor Vrouwen en Vrede, gevolgd door verslagen en vervolgmaatregelen van EU-delegaties;
18. wijst op de behoefte aan nationale actieprogramma's met bijzonderheden over het tijdschema voor de nationale strategie, waarin haalbare doelen worden gesteld, toezichtmechanismen worden ontwikkeld en de deelname van vrouwen aan stuur-, evaluatie- en controlemechanismen wordt aangemoedigd;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de speciaal vertegenwoordiger van de VN voor seksueel geweld in gewapende conflicten en het onlangs benoemde hoofd van het VN-orgaan voor gendergelijkheid (VN-Vrouwen).