Ontwerpresolutie - B7-0733/2010Ontwerpresolutie
B7-0733/2010

ONTWERPRESOLUTIE over de instelling van een permanent crisismechanisme ter bescherming van de financiële stabiliteit van het eurogebied

14.12.2010

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0659/2010
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Sharon Bowles namens de Commissie economische en monetaire zaken


Procedure : 2010/2987(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0733/2010
Ingediende teksten :
B7-0733/2010
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0733/2010

over de instelling van een permanent crisismechanisme ter bescherming van de financiële stabiliteit van het eurogebied

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 121, 122, 126, 136 en 148 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna het "VWEU"),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 juli 2010 met aanbevelingen aan de Commissie over grensoverschrijdende crisisbeheersing in de banksector[1] (hierna het "verslag- Ferreira"),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 juli 2010 over de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees financieel stabilisatiemechanisme en toekomstige maatregelen[2],

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 juni 2010 over de Europese financiële stabiliteitsfaciliteit en Europees financieel stabilisatiemechanisme en toekomstige maatregelen[3],

–   onder verwijzing naar zijn verslag van 30 juni 2010 over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van verordening (EG) nr. 479/2009 wat de kwaliteit van de statistische gegevens in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten betreft[4],

–   onder verwijzing naar zijn wetgevingsresolutie van 22 september 2010 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Bankautoriteit [5](hierna het "verslag-Garcia-Margallo"),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 oktober 2010 betreffende verbetering van het EU-kader voor economisch bestuur en stabiliteit, met name in de eurozone[6] (hierna het "verslag-Feio"),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 oktober 2010 over de financiële, economische en sociale crisis: aanbevelingen met betrekking tot de maatregelen en initiatieven die moeten worden genomen (tussentijds verslag) (hierna het "verslag-Berès")[7],

–   gezien de verklaring van de staats- en regeringsleiders van de eurozone van 25 maart 2010,

–   gezien de conclusies van de buitengewone Raad Economische en Financiële Zaken (ECOFIN) van 9-10 mei 2010,

 

–   gezien verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme[8],

–   gezien de mededeling van de Commissie van 12 mei 2010 met de titel "Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie" (COM(2010)250),

–   gezien het document van 10 juni 2010 van de Europese Centrale Bank (hierna "ECB") over het onderwerp "Versterking van de economische governance in de Eurozone",

–   gezien de mededeling van de Commissie van 30 juni 2010 "Naar een intensivering van de economische beleidscoördinatie ten behoeve van stabiliteit, groei en werkgelegenheid – Instrumenten voor een krachtigere economische governance van de EU" (COM(2010) 367/2),

–   gezien de zes wetgevingsvoorstellen van de Commissie over economische governance in de EU van 29 september 2010 (hierna het "wetgevingspakket economische governance" - COM(2010)522, COM(2010)523, COM(2010)524, COM(2010)525, COM(2010)526 en COM(2010)527),

–   gelet op besluit 2010/624/EU van de Europese Centrale Bank van 14 oktober 2010 betreffende het beheer van door de Unie opgenomen en verstrekte leningen in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme[9],

–   gezien het verslag van de task force inzake economische governance aan de Europese Raad van 21 oktober 2010 over het onderwerp "Versterking van de economische governance in de EU",

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 28 en 29 oktober 2010,

–   gezien de verklaring van de Eurogroep van 28 november 2010,

–   onder verwijzing naar vraag B7-0199/2010 aan de Commissie over de instelling van een permanent crisismechanisme ter bescherming van de financiële stabiliteit van het eurogebied,

–   gelet op de artikelen 115, lid 5, en 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat er behoefte is aan een uitgebreide en geïntegreerde oplossing voor de schuldencrisis in het eurogebied aangezien een stapsgewijze benadering tot dusverre niet goed heeft gefunctioneerd,

B.  overwegende dat de Raad en de lidstaten het op de ECOFIN van 9 tot 10 mei 2010 eens werden over de instelling van een tijdelijk mechanisme tot behoud van de financiële stabiliteit met een totaalbedrag van EUR 750 miljard, met inbegrip van een stabilisatiefonds voor snelle reacties (Europees financieel stabilisatiemechanisme, hierna "EFSM") met een totale omvang van maximaal EUR 60 miljard en een Europese faciliteit voor de financiële stabiliteit (hierna "EFSF") met een totale omvang van maximaal EUR 440 miljard, aan te vullen door IMF-fondsen ten bedrage van maximaal EUR 250 miljard,

C. overwegende dat het EFSM gebaseerd is op artikel 122, lid 2, VWEU en een intergouvernementele overeenkomst tussen de lidstaten; overwegende dat de activering van dit fonds aan strenge voorwaarden is gebonden in de context van een gezamenlijke steun door de EU en het IMF en aan voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van het IMF, aangepast aan de sociale en economische kenmerken van de landen waarin het ten uitvoer wordt gelegd en eveneens afgestemd op hun ontwikkelingsagenda,

D. overwegende dat het EFSF is opgezet als instrument voor speciale doeleinden dat op pro rata grondslag op gecoördineerde wijze wordt gegarandeerd door de deelnemende lidstaten overeenkomstig hun aandeel in het volgestorte kapitaal van de ECB op grond van hun nationale grondwettelijke vereisten, en dat het een looptijd heeft van drie jaar,

E,  overwegende dat de Commissie in haar mededeling van 12 mei 2010 heeft verklaard dat de crisis heeft aangetoond dat een robuust kader voor crisisbeheersing een noodzakelijke aanvulling vormt op de uitvoering van het versterkte stabiliteits- en groeipact alsmede het nieuwe macro-economische toezichtsmechanisme waarmee ongunstige ontwikkelingen op begrotingsgebied en op het gebied van de concurrentie moeten worden voorkomen,

F.  overwegende dat de ECB in zijn document van 10 juni 2010 voorstellen heeft gedaan voor een kader ter beheersing van de schuldencrisis, waarbij financiële steun zou worden verleend aan lidstaten uit het eurogebied die hun toegang tot particulier krediet bemoeilijkt zien,

G. overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders het er op de Europese Raad van 28 tot 29 oktober 2010 over eens werden dat het nodig was dat de lidstaten een permanent crisismechanisme zouden instellen om de financiële stabiliteit van het eurogebied als geheel te beschermen (het Europees financieel stabilisatiemechanisme, hierna het "ESM"),

H. overwegende dat het ESM bedoeld is ter aanvulling van het nieuwe kader van versterkte economische governance en zich richt op een doeltreffende en rigoureuze economische controle en coördinatie die zich vooral met preventie bezighouden en die de kans op het ontstaan van een crisis in de toekomst aanzienlijk verminderen,

I.   overwegende dat het Parlement overtuigd is van de noodzaak van een permanent crisismechanisme ter beveiliging van de financiële stabiliteit van de euro en in het verslag-Feio al heeft aangedrongen op de instelling van een Europees Monetair Fonds (hierna "EMF"),

J.   overwegende dat het Parlement in het verslag-Ferreira en het verslag-Garcia Margallo ook heeft geconstateerd dat er behoefte aan een mechanisme is voor het oplossen van crises in de banksector als een noodzakelijke aanvulling op de toezichthoudende bevoegdheden die aan de nieuwe autoriteiten (ESA's) worden verleend, zodat deze kunnen zorgen voor het toezicht op het financiële stelsel van de Unie,

K. overwegende dat op de bijeenkomst van de Eurogroep op 6 december 2010 door haar voorzitter de invoering van pan-Europese obligaties werd voorgesteld ter ondersteuning van landen die zich met financiële moeilijkheden zien geconfronteerd, maar dat dit voorstel niet werd besproken omdat sommige landen bezwaar tegen dit idee aantekenden,

L.  overwegende dat de markten diverse crises hebben doorgemaakt sinds de Commissie op 29 september 2010 het Parlement en de Raad haar wetgevingsvoorstellen betreffende economische governance presenteerde, onder meer de Ierse schuldencrisis, waarmee het Parlement en de Raad rekening moeten houden,

M. overwegende dat het van essentieel belang is dat de huidige coördinatieprocessen van het economisch beleid worden gestroomlijnd en dat er een einde komt aan overlappingen, om ervoor te zorgen dat de strategie van de EU begrijpelijk is voor de marktdeelnemers en burgers en om de richting naar een sterker geïntegreerde benadering in te slaan en een verandering in het besluitvormingsproces te bewerkstelligen,

N. overwegende dat het Europees Comité voor de systeemrisico's (hierna het "ESRB") verantwoordelijk is voor het macroprudentiële toezicht op het financiële stelsel om bij te dragen aan het voorkomen van systeemrisico's voor de financiële stabiliteit in de EU teneinde perioden van wijdverbreide financiële onrust te voorkomen, bij te dragen aan een soepele werking van de interne markt en daarbij te zorgen voor een duurzame bijdrage van de financiële sector aan de economische groei,

1.  verzoekt de Europese Raad zo spoedig mogelijk duidelijk te maken welke Verdragswijzigingen noodzakelijk zijn om een permanent ESM te kunnen instellen;

2.  herinnert eraan dat het zich verheugd heeft getoond over de instelling van een financieel stabiliteitsmechanisme om wanbetalingsrisico's voor landenkredieten te ondervangen en waarvoor ten dele artikel 122 van het VWEU als rechtsgrond is gebruikt en dat het de aandacht heeft gevraagd voor het inherente democratisch tekort en de gebrekkige manier waarop de Raad zich voor zijn besluiten inzake het herstelpakket verantwoordt, waarvoor het Europees Parlement niet is geraadpleegd; eist dat het Europees Parlement in toekomstige crises als medewetgever wordt betrokken bij voorstellen en besluiten over reddingsmaatregelen;

3.  onderstreept dat vanuit rationeel, praktisch en democratisch oogpunt de behandeling van het wetgevingspakket inzake economische governance niet los gezien kan worden van het door de Europese Raad genomen besluit tot instelling van een permanent crisismechanisme;

4.  wenst als medewetgever de noodzaak te onderstrepen dat een permanent EMF wordt ingesteld, gebaseerd op de communautaire methode; constateert dat het ESM en/of een EMF in ieder geval op solidariteit gebaseerd moet zijn, dat er strikte voorwaarden moeten gelden en dat zij onder meer moeten worden gefinancierd uit de boetes die aan lidstaten worden opgelegd als het resultaat van een procedure voor de aanpak van buitensporige tekorten, zeer hoge schulden of extremere onevenwichtigheden;

5.  is van oordeel dat een geloofwaardig, robuust en duurzaam permanent crisismechanisme dat uitgaat van de essentiële technische realiteiten moet worden aangenomen in het kader van de gewone wetgevingsprocedure en geïnspireerd door de communautaire methode, teneinde de betrokkenheid van het Europees Parlement te versterken, de democratische verantwoordingsplicht te verbeteren en te vertrouwen op de expertise, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Commissie; dringt er tegen deze achtergrond bij de Europese Raad op aan om voor dit doel in het kader van de herziening van het VWEU met een adequate rechtsgrondslag te komen;

6.  verzoekt de Commissie een mededeling voor te leggen met een samenvatting van de brede richtsnoeren van het economisch beleid (artikel 121, lid 2, VWEU) en de richtsnoeren inzake het werkgelegenheidsbeleid (artikel 148, lid 2, VWEU) ter behandeling in het debat over het " Europees semester" om een gefundeerde behandeling mogelijk te maken en eindeloze discussies te voorkomen; dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het Europees Parlement in elk stadium van dit debat nauwer bij de zaken wordt betrokken om het meer democratische zeggenschap en een duidelijker imago bij het publiek te geven;

7.  is van oordeel dat met de beleidsrespons op de specifieke aanbevelingen aan de lidstaten in het kader van het Europees semester daadwerkelijk rekening moet worden gehouden bij de uitvoering van de wetgevingsvoorstellen inzake economische governance die momenteel door het Parlement en de Raad worden besproken;

8.  stelt vast dat de ESRB nauw met de Commissie, de Raad en het Parlement moet samenwerken bij het opsporen van systeemrisico's en het garanderen van een goede werking van het ESM, vooral betreffende de beoordeling van de solvabiliteit van het betrokken land;

9.  verzoekt de Commissie om na raadpleging van de ECB een mededeling voor te leggen met een uitgebreide beschrijving van het ESM waarin de positie van investeerders, spaarders en marktdeelnemers wordt verduidelijkt en waarin expliciet wordt verklaard dat het ESM zich volledig zal conformeren aan het beleid en de praktijken van het IMF ten aanzien van de betrokkenheid van de particuliere sector, zodat tegemoet wordt gekomen aan op de markten bestaande bezorgdheid;

10. constateert dat het permanente crisismechanisme zo spoedig mogelijk ten uitvoer moet worden gelegd teneinde de stabiliteit op de markten te waarborgen en onzekerheid weg te nemen ten aanzien van obligaties die op grond van de tijdelijke mechanisme zijn uitgegeven, maar na de instelling van het permanente crisismechanisme moeten worden terugbetaald;

11. ziet in dat, hoewel het in het belang van alle lidstaten is dat er een werkbaar crisismechanisme komt, niet alle lidstaten lid of kandidaat-lid zullen zijn van het eurogebied op het moment waarop een dergelijk mechanisme wordt ingevoerd, en constateert dat er een verduidelijking moet komen van hun speciale situaties, vooral voor landen die zich in de richting van het eurogebied bewegen en die een soevereine schuld in euro's hebben; herinnert eraan dat niet tot de eurozone behorende leden een beroep kunnen doen op de betalingsbalansfaciliteiten op grond van artikel 143 VWEU;

12. stelt daarom vast dat de lidstaten buiten het eurogebied moeten worden betrokken bij de instelling van een dergelijk mechanisme en dat lidstaten die aan het mechanisme willen deelnemen deze mogelijkheid moet worden geboden;

13. constateert dat het ESM in ieder geval aan strikte voorwaarden moet worden gebonden en onder meer moet worden gefinancierd door middel van innovatieve financieringsinstrumenten en/of uit de boetes die aan lidstaten worden opgelegd naar aanleiding van een procedure voor de aanpak van buitensporige tekorten, zeer hoge schulden of extreme onevenwichtigheden indien zij deel gaan uitmaken van de wetgeving die thans wordt vastgesteld en overeenkomstig de vorm die zij krijgen;

14. onderstreept dat bij de financiering van het permanente crisismechanisme moet worden uitgegaan van het beginsel " de vervuiler betaalt", wat betekent dat lidstaten die grotere risico's veroorzaken wegens hun tekorten en schuldenlasten een groter deel van de totale activa moeten financieren;

15. benadrukt dat deze binding aan strikte en steeds strenger wordende voorwaarden moet dienen om de duurzame groei te herstellen, niet mag worden bereikt ten koste van degenen die het meest kwetsbaar zijn en niet mag neerkomen op verlaging van de minimum inkomens en een vergroting van armoede en ongelijkheid;

16. dringt erop aan dat erop wordt toegezien dat de particuliere sector zijn deel van de lasten draagt en dat in dit verband de regels moeten worden aangepast, zodat een deelneming van crediteuren uit de particuliere sector per geval mogelijk is, volledig in overeenstemming met het IMF-beleid;

17. onderstreept dat er behoefte is aan een hoge mate van transparantie van de informatie met betrekking tot de nationale rekeningen, met inbegrip van alle activiteiten buiten de balans om; constateert dat deze informatie geruggesteund moet worden door externe audits, betrouwbare statistieken en gegevens en het afleggen van verantwoording; is verheugd over de uitbreiding van de bevoegdheden van Eurostat en herinnert eraan dat het Parlement in het verleden gevraagd heeft Eurostat de mogelijkheid te geven onaangekondigd inspecties van de rekeningen van een lidstaat uit te voeren als maatregel om het fiscale toezicht te verstevigen;

 

18. verzoekt de Commissie met een mededeling te komen waarin een uitgebreide beschrijving wordt gegeven van de clausules en voorwaarden die aan het EFSM verbonden zijn, evenals van andere financiële steunverleningsinstrumenten van de EU en van pakketten die als reactie op de crisis zijn toegekend;

19. verzoekt de Commissie het Europees Parlement in kennis te stellen van het verwachte effect op de kredietbeoordeling van de EU van a) de invoering van het financieel stabilisatiemechanisme en b) het gebruik van de volledige kredietlijn;

20. verzoekt de Commissie een prioriteitenlijst op te stellen van de uitgaven uit de EU-begroting voor elk jaar van het bestaan van het EFSM, ten einde de volgorde te bepalen waarin een beroep op de begroting moet worden gedaan indien er bedragen van in totaal EUR 60 miljard zouden moeten worden terugbetaald;

21. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de voorzitter van de Europese Raad, de Raad, de voorzitter van de Eurogroep, de Commissie, de ECB en de parlementen en regeringen van de lidstaten.