ONTWERPRESOLUTIE over de situatie van christenen in de context van de vrijheid van godsdienst
17.1.2011
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Fiorello Provera, Nikolaos Salavrakos, Mario Borghezio, Oreste Rossi, Francesco Enrico Speroni, Niki Tzavela, Lorenzo Fontana, Mara Bizzotto namens de EFD-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0039/2011
B7‑0039/2011
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van christenen in de context van de vrijheid van godsdienst
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over de vrijheid van godsdienst,
– gelet op artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,
– gelet op de Verklaring van de VN van 1981 inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie of geloof,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat bevordering van democratie en van eerbiediging van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden een fundamenteel beginsel en een fundamentele doelstelling van de Europese Unie is en een gemeenschappelijke basis vormt voor de betrekkingen van de EU met derde landen,
B. overwegende dat overeenkomstig het internationale recht inzake mensenrechten, in het bijzonder artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, iedereen recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; overwegende dat dit recht de vrijheid inhoudt om van godsdienst of geloof te veranderen, en de vrijheid om zowel individueel als in gemeenschap met anderen en zowel in het openbaar of privé zijn godsdienst te beleven via eredienst, naleving, praktijk of onderricht,
C. overwegende dat christelijke gemeenschappen over de hele wereld steeds meer te lijden hebben van religieuze intolerantie,
D. overwegende dat er bij de nieuwjaarsmis in Alexandrië, Egypte, onder koptische christenen 21 doden gevallen zijn door een zelfmoordaanslag,
E. overwegende dat Egypte, Pakistan, Palestina, Irak, Iran, Nigeria, China, Noord-Korea, Vietnam, Maleisië, Birma en Nepal slechts enkele van de landen zijn waar christenen de afgelopen weken herhaaldelijk het mikpunt van aanvallen zijn geweest,
F. overwegende dat de intimidatie en het geweld tegen christelijke gemeenschappen, met name in het Midden-Oosten, erop gericht zijn om een einde te maken aan hun aanwezigheid in de regio, en overwegende dat de aanwezigheid van christenen als symbool van het Westen herhaaldelijk is aangeklaagd door specifieke terroristische groeperingen,
G. overwegende dat, volgens het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, Iraakse christenen, die al bijna 2000 jaar in de regio gevestigd zijn, hun aantallen hebben zien slinken van een welvarende gemeenschap van 1.000.000 naar slechts 400.000,
H. overwegende dat de christelijke bevolking in Libanon, waar sinds 1932 geen officiële volkstelling heeft plaatsgevonden, is gedaald tot 30%, en dat vele Libanese christenen tijdens de burgeroorlog zijn gevlucht,
H. overwegende dat het aantal christenen op de Westelijke Jordaanoever is gedaald tot 2% van de totale bevolking en dat volgens de Israëlische regering naar schatting 210.000 christenen Israël, de Westelijke Jordaanoever en Gaza hebben verlaten, terwijl zij in Bethlehem, de geboorteplaats van Jezus, waar christenen 80% van de bevolking plachten uit te maken, tegenwoordig minder dan een derde vormen,
I. overwegende dat christenen aan het begin van de 20e eeuw circa 20% van de bevolking van het Midden-Oosten uitmaakten en dat hun aantal nu geschat wordt op minder dan 10%,
J. overwegende dat de christenen in de wereld steun verwachten uit Europa omdat Europa overwegend christelijk is,
1. benadrukt dat het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is dat gegarandeerd is door internationale rechtsinstrumenten en veroordeelt krachtig alle soorten van geweld, discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van godsdienst en geloof ten aanzien van christelijke gemeenschappen over de gehele wereld;
2. veroordeelt de recente aanvallen op koptische christenen in Egypte en betuigt zijn solidariteit met de families van de slachtoffers; herhaalt zijn verzoek aan de Egyptische regering om de persoonlijke veiligheid en fysieke integriteit van koptische christenen en leden van andere religieuze minderheden in het land te garanderen; verzoekt de Egyptische regering te garanderen dat koptische christenen en leden van andere religieuze gemeenschappen en van minderheden alle mensenrechten en fundamentele vrijheden genieten, inclusief het recht hun religie vrij te kiezen en van religie te veranderen, en discriminatie jegens hen te voorkomen;
3. veroordeelt de gewelddadige inval van de Turkse autoriteiten tijdens de kerstmis die de 300 resterende christenen op kerstdag aan het vieren waren in het bezette deel van Cyprus;
4. verzoekt de Raad, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en het veiligheidsbeleid in het kader van de betrekkingen en de samenwerking van de Europese Unie met derde landen bijzondere aandacht te schenken aan de situatie van de religieuze minderheden, met name van de christelijke gemeenschappen;
5. verzoekt alle religieuze autoriteiten om verdraagzaamheid te bevorderen en initiatieven tegen haat en geweld en tegen extreme radicalisering te nemen;
6. verzoekt de onlangs opgerichte Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om een permanent systeem op te richten ten einde de situatie van christenen in de context van vrijheid van godsdienst nauwlettend te volgen en jaarlijks verslag uit te brengen aan het Europees Parlement;
7. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van Egypte en de Arabische Liga.