ONTWERPRESOLUTIE over de situatie van de christenen met betrekking tot godsdienstvrijheid
17.1.2011
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Adrian Severin, Hannes Swoboda, Richard Howitt, Gianni Pittella, David-Maria Sassoli, Patrizia Toia namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0039/2011
B7‑0040/2011
Resolutie van het Europees Parlement over de situatie van de christenen met betrekking tot godsdienstvrijheid
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties en in het bijzonder die van 25 november 2010 over Irak: de doodstraf (in het bijzonder het geval Tariq Aziz) en het geweld tegen christenen, en die van 21 januari 2010 over de recente aanvallen op christelijke gemeenschappen,
– gelet op het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,
– gezien de VN-Verklaring inzake de uitbanning van alle vormen van intolerantie en discriminatie op grond van religie en overtuiging van 1981,
– gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie herhaaldelijk heeft verklaard aan de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van geweten en de vrijheid van gedachte gehecht te zijn en heeft benadrukt dat regeringen overal ter wereld de plicht hebben deze vrijheden te garanderen,
B. overwegende artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt dat iedereen recht heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; overwegende dat dit recht mede de vrijheid omvat een zelf gekozen godsdienst of levensovertuiging te hebben of te aanvaarden, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of levensovertuiging tot uiting te brengen door de eredienst, het onderhouden van de geboden en voorschriften, door praktische toepassing en het onderwijzen ervan;
C. overwegende dat bij een aanval op Koptische christenen in Alexandrië op 1 januari 2011 onschuldige burgers zijn omgekomen en gewond zijn geraakt; overwegende dat president Hosni Moebarak in zijn toespraak na de aanval heeft gezegd dat deze daad gericht was tegen de Egyptische natie, zowel Kopten als moslims,
D. overwegende dat de viering van de kerstmis in de lokale kerk van St. Synesios in Rizokarpaso in Noord-Cyprus op 25 december met geweld is verstoord,
E. overwegende dat op 22 november 2010 in Mosoel twee Iraakse christenen werden gedood, dat op 10 november 2010 bij een serie aanvallen op christelijke wijken in Bagdad onschuldige burgers zijn gedood, en dat dit geweld is voorafgegaan door een aanval van Islamitische militanten op een Syrisch-katholieke kathedraal in Bagdad op 31 oktober 2010, waarbij meer dan vijftig christenen werden gedood,
F. overwegende dat de moord op Salmaan Taseer, gouverneur van Punjab, op 4 januari 2011, en de zaak Asia Bibi in Pakistan aanleiding hebben gegeven tot protesten van de internationale gemeenschap,
G. overwegende dat Europa, net als andere delen van de wereld, niet vrij is van gevallen van schending van de godsdienstvrijheid, aanvallen op leden van religieuze minderheden wegens hun overtuiging, en discriminatie op grond van religie,
1. veroordeelt de recente aanvallen op christelijke minderheden in verschillende landen en betuigt zijn solidariteit met de families van de slachtoffers;
2. spreekt zijn diepe bezorgdheid uit over het misbruik van religie door daders van terroristische aanslagen in verschillende delen van de wereld;
3. benadrukt opnieuw dat het recht op vrijheid van godsdienst, geweten en gedachte een fundamenteel mensenrecht is en veroordeelt krachtig alle vormen van geweld, discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van godsdienst en geloof jegens gelovigen, geloofsverzakers en ongelovigen;
4. verzoekt de regeringen en autoriteiten in alle betrokken landen met klem om hun inspanningen ter bescherming van kwetsbare religieuze gemeenschappen, met inbegrip van christelijke minderheden, tegen gewelddadige aanvallen voort te zetten en al het mogelijke te doen om de plegers van deze daden voor de rechter te brengen;
5. herinnert de regeringen in alle betrokken landen aan hun verplichting ervoor te zorgen dat de leden van religieuze gemeenschappen alle aspecten van de godsdienstvrijheid genieten en discriminatie op grond van religie te voorkomen;
6. benadrukt nogmaals dat de eerbiediging van de mensenrechten en de burgerlijke vrijheden een fundamenteel beginsel en een fundamentele doelstelling van de Europese Unie is en een gemeenschappelijke basis vormt voor de betrekkingen van de EU met derde landen;
7. verzoekt de Raad, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid extra aandacht te schenken aan de kwestie van de godsdienstvrijheid en aan de situatie van de religieuze minderheden in het kader van de overeenkomsten en de samenwerking van de Europese Unie met derde landen en in mensenrechtenverslagen;
8. bevestigt zijn steun voor alle initiatieven om dialoog en wederzijds respect tussen religieuze en andere gemeenschappen te bevorderen; moedigt alle religieuze autoriteiten aan de tolerantie te bevorderen en initiatieven te nemen tegen haat en gewelddadige en extremistische radicalisering;
9. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/ vicevoorzitter van de Europese Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten, het parlement en de regering van Egypte, het parlement en de regering van Irak en het parlement en de regering van Pakistan.