Ontwerpresolutie - B7-0101/2011Ontwerpresolutie
B7-0101/2011

ONTWERPRESOLUTIE over de rechtsstaat in Rusland

9.2.2011

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Heidi Hautala, Werner Schulz, Bart Staes, Indrek Tarand namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0101/2011

Procedure : 2011/2515(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0101/2011
Ingediende teksten :
B7-0101/2011
Aangenomen teksten :

B7‑0101/2011

Resolutie van het Europees Parlement over de rechtsstaat in Rusland

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de Russische Federatie, met name die van 17 september 2009, 12 november 2009, 17 juni 2010 en 21 oktober 2010,

   gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds, en de in 2008 begonnen onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland,

   gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland,

   gezien resolutie 1738 (2010) van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en het verslag van de Commissie juridische zaken en mensenrechten over rechtsmiddelen inzake schendingen van de mensenrechten in de noordelijke Kaukasus van 22 juni 2010 en 4 juni 2010,

   gezien het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in het bijzonder artikel 14, dat stipuleert dat iedereen recht heeft op een eerlijk en openbaar proces voor een bevoegde, onafhankelijke, onpartijdige en bij de wet ingestelde rechtbank, een verdrag waarbij Rusland sinds 1973 partij is,

   gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in het bijzonder artikel 6, dat stipuleert dat iedereen recht heeft op een eerlijk en openbaar proces, binnen een redelijke termijn, voor een bevoegde, onafhankelijke, onpartijdige en bij de wet ingestelde rechtbank, een verdrag waarbij Rusland sinds 1998 partij is,

   gezien de Russische grondwet, in het bijzonder artikel 118, dat stipuleert dat in de Russische Federatie uitsluitend door gerechtshoven recht wordt gesproken, en artikel 120, dat stipuleert dat rechters onafhankelijk zijn en uitsluitend ondergeschikt aan de Russische grondwet en de federale wetten,

   gezien de persmededelingen van de Voorzitter van het EP Jerzy Buzek over de zesde verjaardag van de tragedie van Beslan, op 3 oktober 2010, over de vierde verjaardag van de moord op Anna Politkovskaja, op 6 oktober 2010, en over de veroordeling van Michael Chodorkovski en Platon Lebedev, en de zelfmoordaanslag in Vladikavkaz in de noordelijke Kaukasus op 10 oktober 2010,

   gezien de verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de Unie van 30 december 2010 over de zaak Chodorkovski/Lebedev,

–   gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat verschillende processen en gerechtelijke procedures in de afgelopen jaren aanleiding zijn geweest om een vraagteken te zetten achter de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de gerechtelijke instellingen van de Russische Federatie; overwegende dat politieke inmenging, procedurele tekortkomingen, corruptie, oneerlijke behandeling en bedreiging van getuigen een ernstig obstakel blijven voor een rechtvaardige rechtspraak in Rusland,

B.  overwegende dat onderzoeken naar schendingen van de mensenrechten vaak inefficiënt zijn, fouten bevatten en resulteren in straffeloosheid; overwegende dat door het gebrek aan transparantie van ambtelijke verrichtingen wijdverspreide schendingen kunnen plaatsvinden,

C. overwegende dat de dood van Anna Politkovskaja, Natalja Estemirova, Anastasia Barburova, Stanislav Markelov en Sergej Magnitski onopgelost is gebleven en dat de justitiële intimidatie van Michael Chodorkovski, Platon Lebedev, Oleg Orlov, Igor Vladimirovitsj Izmestiev, Michael en Larisa Tsjeproenov, Aleksander Kalistratov, Aleksej Sokolov en Aleksej Nikiforov al bij vele gelegenheden aan de orde is gesteld,

D. overwegende dat Michael Chordorkovski en zijn zakenpartner Platon Lebedev schuldig aan verduistering zijn bevonden door het districtgerecht Chamovnitsjeski in Moskou op 30 december 2010; overwegende dat de gerechtelijke vervolging, de rechtszaak en het vonnis in de internationale berichtgeving als politiek gemotiveerd worden gezien; overwegende dat politieke inmenging en pressie sterk zijn bekritiseerd door de internationale gemeenschap,

E.  overwegende dat op 28 december 2010 Igor Vladimirovisj Izmestiev tot levenslange gevangenisstraf is veroordeeld door het stedelijk gerecht van Moskou; overwegende dat de heer Izmestiev de eerste senator is die tot levenslang is veroordeeld; overwegende dat op international niveau procedurele onregelmatigheden en politieke bemoeienis aan de kaak zijn gesteld,

F.  overwegende dat de wijze waarop de zaken tegen Michael Chodorkovski en Platon Lebedev zijn gevoerd, alsmede het verzuim om onderzoeken te beginnen naar de dood van Sergej Magnitski, Anna Politkovskaja, Natalja Estemirova en Stanislav Markelov het beeld van Rusland in het buitenland bezoedelen,

G. overwegende dat de resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de EU van 16 december 2010 er bij de Raad van de EU op aan dringt een inreisverbod en bevriezing van bankrekeningen en andere activa te overwegen voor de Russische functionarissen die betrokken waren bij de dood van Sergej Magnitski, als er geen onderzoek wordt geopend; overwegende dat het Europees Parlement in dezelfde resolutie de zaak Magnitski als een voorbeeld bij uitstek beschouwt van de ernstige tekortkomingen in het gerechtelijk systeem van Rusland,

H. overwegende dat de Russische wet inzake extremistische activiteiten breeduit gebruikt wordt om mensenrechtenactivisten, politieke opponenten en religieuze groeperingen aan te pakken; overwegende dat de wet qua inhoud en bewoordingen vaag gesteld is en op willekeurige wijze wordt toegepast; overwegende dat artikelen 280, 281 en 282 van het Russische wetboek van strafrecht in dit opzicht zeer zorgwekkend zijn; overwegende dat processen inzake extremisme en de bovengenoemde artikelen tekortkomingen en manipulaties van de gerechtelijke procedure vertonen; overwegende dat in 2010 de Federale Lijst van extremistische materialen 27 keer is veranderd, en nu in totaal 748 lemma's bevat en de Lijst van extremistische organisaties na bijwerking in 2010 nu in totaal 18 organisaties bevat,

I.   overwegende dat het Europese Hof voor de rechten van de mens de Russische Federatie in meer dan 150 arresten veroordeeld heeft voor ernstige schendingen van de mensenrechten in de noordelijke Kaukasus; overwegende dat de tenuitvoerlegging van de arresten ver beneden de maat blijft; overwegende dat de gerechtelijke instellingen en autoriteiten voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor het niet uitvoeren van de arresten,

J.   overwegende dat het gerechtelijk apparaat en de instellingen voor rechtshandhaving geen einde hebben gemaakt aan de alomtegenwoordige straffeloosheid voor schendingen van de mensenrechten in de noordelijke Kaukasus; overwegende dat er geen rechtsmiddel wordt gewaarborgd voor ernstige schendingen van de mensenrechten, aanslagen, moorden, verdwijningen, slechte behandeling en willekeurige detentie in sommige streken van de noordelijke Kaukasus; overwegende dat de toestand in de noordelijke Kaukasus onmogelijk genormaliseerd kan worden als er geen aansprakelijkheid voor schendingen van de mensenrechten bestaat en de rechtstaat niet wordt hersteld,

K. overwegende dat onafhankelijke journalisten, activisten uit het maatschappelijk middenveld, advocaten en mensenrechtenactivisten in deze regio vaak het slachtoffer zijn van bedreigingen en gewelddaden, pesterijen en intimidatie, en dat hun activiteiten worden beperkt door rechtshandhavingsorganen;

L.  overwegende dat de Russische president Medvedev bij vele gelegenheden plechtig heeft beloofd de rechtstaat te zullen versterken, en verklaard heeft dat het zijn taak is te zorgen voor moderne, totaal onafhankelijke gerechtshoven, die overeenstemmen met het economische ontwikkelingspeil van het land,

M. overwegende dat het EU-Rusland partnerschap voor modernisering, ingesteld op de top EU-Rusland van 7 december 2010, in het bijhorend actieplan concrete voorstellen en projecten voor samenwerking en assistentie op het gebied van de mensenrechten en de rechtstaat bevat,

N. overwegende dat de EU slechts een werkelijk partnerschap met Rusland op het gebied van de handel, veiligheid en justitie kan opbouwen als de eerbiediging van de rechtstaat, alsook de onafhankelijkheid en efficiëntie van de gerechtelijke instellingen worden gewaarborgd,

O. overwegende dat de EU-lidstaten er niet in geslaagd zijn een coherent mensenrechtenbeleid jegens Rusland te ontwikkelen; overwegende dat inconsistenties en gebrek aan coördinatie in het mensenrechtenbeleid van de EU-lidstaten geleid heeft tot een zwakke positie van de EU met betrekking tot de bescherming en bevordering van de mensenrechten in Rusland,

1.  is van mening dat het gebrek aan onafhankelijkheid van de gerechtelijke instellingen aan de wortel ligt van de straffeloosheid in Rusland, en uit zijn bezorgdheid over berichten over politiek gemotiveerde rechtszaken, oneerlijke processen en verzuim om ernstige misdaden zoals moord, intimidatie en andere gewelddaden te onderzoeken;

2.  dringt er bij de gerechtelijke en rechtshandhavingsautoriteiten op aan dat zij hun taken effectief, onpartijdig en onafhankelijk uitvoeren om plegers van misdaden voor het gerecht te brengen; dringt er bij de Russische autoriteiten op aan te waarborgen de beginselen van een eerlijke procesvoering worden geëerbiedigd bij de vervolging van alle aangeklaagden in het gerechtelijke systeem van het land; dringt er bij Rusland op aan een grondige herziening van de nationale wetgeving en regels inzake de justitiële praktijk door te voeren;

3.  dringt er bij de Russische gerechtelijke autoriteiten op aan degenen die verantwoordelijk zijn voor bedreiging en intimidatie van journalisten, advocaten en mensenrechtenactivisten voor het gerecht te brengen en de autoriteiten aansprakelijk te stellen indien zij verzuimen hun fysieke integriteit te beschermen en te garanderen overeenkomstig de relevante internationale en regionale mensenrechteninstrumenten;

4.  keurt het vonnis van het districtgerecht Chamovnitsjeski in Moskou van 30 december 2010, waarin Michael Chordorkovski en zijn zakenpartner Platon Lebedev schuldig zijn verklaard aan verduistering, af als een politiek gemotiveerd vonnis; veroordeelt ten stelligste de politieke inmenging in het proces; betreurt de grote hoeveelheid tekortkomingen in de gerechtelijke procedures en veroordeelt de volgens berichten uitgeoefende druk op en bedreiging van getuigen door het Openbaar Ministerie;

5.  is van mening dat de tweede veroordeling van Michael Chordorkovski en Platon Lebedev sinds 2005 een aanfluiting is van de rechtstaat en een beslissende slag toebrengt aan de eerbiediging van de rechtstaat, en dat in dit licht de verklaringen en moderniseringsagenda van de President van Rusland, Dimitry Medvedev inhoudsloos worden;

6.  neemt kennis van het besluit van President Medvedev om juridische deskundigen te vragen in het kader van de presidentiële mensenrechtenraad de zaak Chordorkovski/Lebedev en Sergej Magnitski te onderzoeken;

7.  uit zijn bezorgdheid over procedurele onregelmatigheden en politieke inmenging die in de berichtgeving aan de kaak zijn gesteld in de zaak Igor Vladimirovisj Izmestiev, en dringt er bij de Ombudsman van de Russische Federatie op aan de dossiers te heropenen om de vervolging, het proces, en het vonnis tegen het licht te houden;

8.  dringt er bij de Ombudsman van de Russische Federatie op aan een onderzoek te gelasten naar de aanklacht en de lopende procedures bij de arrondissementsrechtbank nr. 363 van het Chamovnitsjeski-district van Moskou tegen de winnaar van de Sacharov-prijs voor de vrijheid van meningsuiting van het Europees Parlement voor 2009, Oleg Orlov, voorzitter van de Russische organisatie voor de bescherming van de burgerrechten Memorial, die terecht staat wegens smaad tegen de Tsjetsjeense president Ramzan Kadirov, nadat hij heeft verklaard dat hij de heer Kadirov verantwoordelijk acht voor de ontvoering van en de moord op een vooraanstaand lid van Memorial in Tsjetsjenië, Natalja Estemirova, op 15 juli 2009 in Grozny; herinnert eraan dat er geen daadwerkelijk onderzoek naar bovengenoemde moord heeft plaatsgevonden, terwijl Oleg Orlov drie jaar gevangenisstraf riskeert;

9.  verzoekt de Raad nogmaals, als de Russische instanties geen stappen nemen om samen te werken en de zaak-Sergej Magnitski te onderzoeken, erop te staan dat de Russische instanties de verantwoordelijken voor de rechter brengen, en te overwegen aan Russische functionarissen die bij deze zaak betrokken zijn een inreisverbod naar de EU op te leggen, en moedigt rechtshandhavingsorganen van de EU aan samen te werken om de bankrekeningen en andere activa van deze Russische functionarissen in alle EU-lidstaten te bevriezen;

10. veroordeelt de justitiële intimidatie van onschuldige demonstranten van de zogenaamde Strategie 31-bijeenkomsten, die werden gehouden om actie te voeren voor artikel 31 van de Russische grondwet, dat vrijheid van vereniging in Rusland waarborgt; keurt alle uitgesproken vonnissen tegen de demonstranten af, met name de veroordeling tot 15 dagen hechtenis van de voormalige vice-premier Boris Nemtsov, wegens zijn aanwezigheid bij de Strategie 31-demonstratie van december in Moskou;

11. dringt er bij de Raad op aan volledige uitvoering te geven aan bovengenoemde resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie van 16 december 2010; verzoekt de Raad het Parlement terstond een actieplan voor te leggen voor de uitvoering van paragraaf 120 van dit verslag en het Parlement regelmatig te informeren over de voortgang van de uitvoering;

12. veroordeelt het wijdverbreide gebruik en misbruik door de gerechtelijke instellingen van de vage Russische wet over de bestrijding van extremistische activiteiten, alsmede van artikel 280 over publieke oproepen tot een gewelddadige verandering van het grondwettelijk systeem van de Russische Federatie, artikel 281 over sabotage en artikel 282 over aanzetten tot nationale, raciale of religieuze haatgevoelens, van het Russische wetboek van strafrecht in het bijzonder;

13. veroordeelt de 12 lopende strafrechtelijke procedures tegen Jehova-getuigen; spreekt in het bijzonder zijn afkeuring uit over de zaak tegen Aleksander Kalistratov, voorzitter van de plaatselijke religieuze organisatie van Gorno-Altajsk, wegens verspreiding van religieuze publicaties, op grond van artikel 282, lid 1, van het Russische wetboek van strafrecht, dat betrekking heeft op aanzetten tot haat of vijandigheid en belediging van de menselijke waardigheid; spreekt voorts zijn afkeuring uit over soortgelijke beschuldigingen tegen Michael en Larisa Tsjeproenov;

14. dringt er bij de Ombudsman van Ingoesjetië om daadwerkelijk onderzoek in te stellen naar de verdwijningen van Zalina Idrisovna Elchoroeva and Israil Torsjchoev in de afgelopen maanden alsmede naar de foltering tijdens onwettige hechtenis van Adam Chamtsjoiev in Ingoesjetië;

15. dringt er bij Rusland op aan degenen die verantwoordelijk zijn voor de gedwongen verdwijning of buitenrechtelijke executie van Ali Dzhaniev, Joesoep Dobriev, Joenoes Dobriev en Magomed Adzhiev, die sinds 28 december 2009 in St Petersburg zijn verdwenen, en Zelimchan Achmetovitsj Tsjibiev, Magomed Chajboelaevitsj Israpilov, Dzhamal Zijanidovitsj Magomedov, Akil Dzhavatchanovitsj Abdullaev en Dovar Nazimovitsj Asadov, die sinds de nacht van 24–25 september zijn verdwenen, voor het gerecht te brengen; dringt er tevens bij Rusland op aan degenen die verantwoordelijk zijn voor openbare bedreiging van de Ingoesjetische mensenrechtenactivist Magomed Mutsolgov en de ernstige aanslagen op de Dagestaanse mensenrechtactivist Sapijat Magomedova voor het gerecht te brengen;

16. dringt er bij Rusland op aan degenen die verantwoordelijk zijn voor de onwettige detentie en foltering van Islam Oemarpasjaev, een 24 jarige Tsjetsjeen die illegaal is vastgehouden van 11 december 2009 tot 2 april 2010, voor het gerecht te brengen;

17. benadrukt dat een volledig onderzoek moet worden verricht om aansprakelijkheid te waarborgen voor de bestorming van Beslan van 1 t/m 3 september 2004; dringt erop aan dat het noodzakelijk is de rechten van de slachtoffers en de families van de slachtoffers te herstellen en hun een passende schadevergoeding toe te kennen;

18. verzoekt de Russische autoriteiten en gerechtelijke instanties alle arresten van het Europees Hof voor de rechten van de mens volledig uit te voeren en klagers te beschermen tegen intimidatie en bedreigingen; benadrukt dat een onafhankelijk, grondig onderzoek moet worden ingesteld wanneer het Europees Hof voor de rechten van de mens oordeelt dat eerdere onderzoeken ontoereikend zijn; spreekt zijn warme steun uit voor de aanbevelingen van Dick Marty in zijn verslag over "Legal remedies for human rights violations in the North Caucasus" van 4 juni 2010;

19. betreurt het besluit van de Russische autoriteiten om de correspondent van The Guardian, Luke Harding, bij zijn terugkeer naar Moskou op 5 februari na een bezoek aan het Verenigd Koninkrijk de toegang tot het grondgebied te ontzeggen en hem op een retourvlucht naar Londen te plaatsen, ondanks het feit dat hij over de vereiste accreditaties en visa beschikte;

20. dringt er bij Rusland op aan het Statuut van Rome inzake het Internationale Strafhof en het VN-Verdrag inzake de bescherming van eenieder tegen gedwongen verdwijning te ratificeren en onderstreept het belang van de versterking van de universele jurisdictie om aansprakelijkheid voor ernstige schendingen van het recht inzake de mensenrechten te waarborgen;

21. herhaalt zijn verzoek om intensivering van het mensenrechtenoverleg, zodat het efficiënter en resultaatgerichter wordt dankzij de medewerking van de Russische ministeries van Justitie en Binnenlandse zaken, de ministeries van Buitenlandse Zaken in Brussel en in Moskou, en dankzij de volledige betrokkenheid van het Europees Parlement op alle niveaus;

22. is van mening dat het actieplan van het partnerschap voor modernisering positieve stappen bevat op het gebied van de rechtsstaat, zoals de invoering van een beroepsprocedure in burgerlijke en strafzaken; benadrukt dat het noodzakelijk is het actieplan verder te ontwikkelen en uit te werken op het gebied van de mensenrechten, de rechtsstaat en de corruptiebestrijding;

23. benadrukt dat de rechtsstaat de kern moet vormen van de nieuwe omvattende partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met de Russische Federatie, met name waar het gaat om de opneming van een operationele mensenrechtenclausule;

24. verzoekt de EU-lidstaten met klem een samenhangend en consistent mensenrechtenbeleid ten aanzien van Rusland te voeren dat gebaseerd is op wederzijdse eerbiediging van de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten;

25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de lidstaten, en de regering en het parlement van de Russische Federatie.