ONTWERPRESOLUTIE over de rechtsstaat in Rusland
9.2.2011
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Eva-Britt Svensson, Helmut Scholz namens de GUE/NGL-Fractie
B7‑0111/2011
Resolutie van het Europees Parlement over de rechtsstaat in Rusland
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Rusland,
– gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie, die in werking is getreden in 1997 en verlengd is in afwachting van de vervanging ervan door een nieuwe overeenkomst,
– gezien de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst, die een breed opgezet kader moet bieden voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland,
– gezien het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de verklaring van de VN over mensenrechtenverdedigers en de verklaring van de VN inzake het recht en de verantwoordelijkheid van individuele personen, groepen en organen van de samenleving om algemeen erkende mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermen,
– gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Human Rights Watch in zijn rapportage over de mensenrechten in de wereld 2011 het volgende stelt: "Rusland getuigt in toenemende mate van de bereidheid tot internationale samenwerking op het gebied van de mensenrechten, maar de algemene mensenrechtensituatie in het land is nog altijd zeer slecht. De retorische woorden van president Medvedev om zich in te zetten voor de mensenrechten en de rechtsstaat zijn nog niet omgezet in concrete daden ter ondersteuning van de burgerbevolking. Ook in 2010 was er wederom sprake van aanvallen op mensenrechtenactivisten en bleven de daders van schaamteloze moorden in het voorgaande jaar onbestraft",
B. overwegende dat zelfs Valerii Zorkin, voorzitter van het Russische Constitutionele Hof, heeft opgemerkt dat "een werkelijk juridisch bewustzijn en eerbiediging van het recht nog niet geïntegreerd zijn in een algemeen aanvaard waardenstelsel, zelfs niet bij openbare instanties, die vaak als uitgangspunt hanteren dat de belangen van de staat en staatsondernemingen per definitie voorrang hebben boven de belangen van de gewone burger",
C. overwegende dat een aantal geruchtmakende zaken, zoals het tweede proces tegen M. Chodorkovski en P. Lebedev, de procedures tegen de bestuurders en advocaten van HSBC/Hermitage, het onderzoek naar de moord op A Politkovskaja, de vervolging van Y. Samodurov en het ontslag van rechter Kudeshkina en een aantal andere rechters, aanleiding geeft tot bezorgdheid over de afkalving van de rechtsstaat in Rusland,
D. overwegende dat de Raad van Europa kritiek heeft geuit op het feit dat rechters in toenemende mate onder druk worden gezet om veroordelingen uit te spreken in bijna alle zaken die door de openbare aanklager worden aangebracht; overwegende dat advocaten nog steeds onderworpen worden aan huiszoekingen en inbeslagnemingen en blootstaan aan andere vormen van pressie, in strijd met het Russische recht en de normen van de Raad van Europa;
E. overwegende dat ongeveer 30% van de zaken die momenteel wachten op behandeling door het Europees Hof voor de rechten van de mens betrekking heeft op Rusland, dat is meer dan van welk ander land dan ook; overwegende dat het Europees Hof voor de rechten van de mens meer dan 150 uitspraken heeft gedaan waarin Rusland verantwoordelijk wordt geacht voor ernstige mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië; overwegende dat Rusland de slachtoffers weliswaar financieel schadeloosstelt, maar nog altijd niet zorgt voor een gedegen uitvoering van de kern van deze uitspraken, en dan met name het instellen van doeltreffend onderzoek en het ter verantwoording roepen van de daders,
F. overwegende dat Rusland op de door Transparency International opgestelde ranglijst waarop aangegeven wordt in hoeverre er in de verschillende landen sprake is van corruptie onder overheidsfunctionarissen (inclusief politie en rechterlijke macht) gedaald is naar de 154ste plaats (van in totaal 178 landen),
G. overwegende dat mensenrechtenactivisten, ondanks herhaalde verklaringen van het Kremlin over het belang van normale arbeidsomstandigheden voor ngo's, nog altijd gevaar lopen te worden geïntimideerd of aangevallen, waarbij met name die activisten die zich inzetten voor het beëindigen van de straffeloosheid in de noordelijke Kaukasus risico's lopen,
H. overwegende dat ngo's en de media kwetsbaar blijven voor vage anti-extremistische wetgeving; overwegende dat in juli 2010 een herziening van de wet op de Federale Veiligheidsdienst (FSB) is goedgekeurd op grond waarvan de FSB individuele personen, organisaties en mediakanalen een waarschuwing kan geven; overwegende dat individuele personen of organisaties die een dergelijke waarschuwing krijgen, moeten stoppen met activiteiten die de FSB beschouwt als feitelijk of mogelijk extremistisch,
I. overwegende dat er steeds vaker sprake is van willekeurige beperkingen van het recht op vrijheid van vergadering en dat vreedzame betogers door de autoriteiten steeds strenger worden bestraft; overwegende dat de politie in 2010 is doorgegaan met het - soms gewelddadig - uiteendrijven van de protestbijeenkomsten die op iedere 31ste van de maand in enkele grote steden gehouden worden om te herinneren aan artikel 31 van de grondwet, dat de vrijheid van vergadering garandeert; overwegende dat de organisatoren van demonstraties vaak te maken hebben met pesterijen en intimidatie door onder meer rechtshandhavingsambtenaren en leden van regeringsgezinde organisaties,
J. overwegende dat migrerende werknemers in Rusland te maken hebben met misbruik in de vorm van bijvoorbeeld inbeslagname van hun paspoort, het moeten werken zonder contract, het niet of te laat ontvangen van hun loon of onveilige arbeidsomstandigheden; overwegende dat de in mei aangenomen wetswijzigingen tot gevolg hebben dat werknemers nog meer aan hun werkgevers gebonden zijn en ervan af zullen zien een slechte werkgever te verlaten; overwegende dat dit met name zorgwekkend is tegen de achtergrond van de grootschalige bouwprojecten die momenteel worden uitgevoerd met het oog op de Olympische Winterspelen waarvan Rusland in 2014 gastheer is en die in Sochi zullen worden gehouden,
1. benadrukt dat de beginselen van de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten van groot belang zijn voor de stabiliteit in de regio; stelt zich op het standpunt dat de EU en Rusland, alsmede alle andere landen zich actief moeten inzetten om deze beginselen voor al hun burgers te garanderen; legt er de nadruk op dat dit voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Rusland een belangrijk criterium is;
2. benadrukt nogmaals dat democratie en mensenrechten de kern moeten vormen van de nieuwe omvattende kaderovereenkomst met de Russische Federatie, met name waar het gaat om de opstelling en opneming van een doeltreffende en operationele mensenrechtenclausule;
3. roept nogmaals op tot intensivering van de dialoog tussen de EU en Rusland over mensenrechten en de rechtsstaat en verzoekt andermaal dit proces open te stellen voor inhoudelijke inbreng van het Europees Parlement, de Staatsdoema, het maatschappelijk middenveld, ngo's en mensenrechtenorganisaties;
4. benadrukt dat het met het oog op de rechtsstaat en de bescherming van de individuele vrijheid van fundamenteel belang is strafrechtstelsels in heel Europa te beschermen tegen politieke inmenging; geeft uitdrukking aan zijn diepe bezorgdheid over de gevallen waarin Rusland dit beginsel niet heeft gerespecteerd; benadrukt dat verwijzingen naar het unieke karakter van het historisch erfgoed of de rechterlijke of bestuurlijke tradities van het land niet als excuus gebruikt mogen worden om internationale wettelijke en democratische normen, mensenrechten en de menselijke waardigheid te negeren, of erger nog, te schenden;
5. spreekt zijn medeleven en solidariteit uit met de vrienden en familie van alle slachtoffers van de recente aanslag op het vliegveld Domodedovo in Moskou en andere aanslagen op de burgerbevolking van de Russische Federatie; benadrukt dat de strijd tegen dergelijke terroristische acties niet mag leiden tot verdere inperking van fundamentele burgerrechten; is in dit verband ernstig bezorgd over de nieuwe bevoegdheden van de FSB;
6. spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de heropleving van het geweld en de daden van terrorisme in de Russische Federatie, en met name in de noordelijke Kaukasus; roept enerzijds op tot het stopzetten van deze daden van terrorisme en verzoekt anderzijds de Russische autoriteiten een einde te maken aan het algemene klimaat van straffeloosheid voor schendingen van de mensenrechten, alsmede aan het ontbreken van een rechtsstaat in de regio;
7. verzoekt Rusland zijn verplichtingen als lid van de OVSE en van de Raad van Europa, waaronder de eerbiediging van het recht van vereniging en het recht op vreedzame demonstratie, volledig na te komen;
8. roept de Russische autoriteiten op een einde te maken aan de nog steeds bestaande en wijdverbreide straffeloosheid voor diegenen die geweld plegen tegen mensenrechtenactivisten, en de lichamelijke integriteit van deze mensenrechtenactivisten overeenkomstig de desbetreffende internationale en regionale mensenrechteninstrumenten te beschermen en te garanderen; verzoekt de Russische autoriteiten met name om preventieve beschermingsmaatregelen voor mensenrechtenactivisten te nemen, bijvoorbeeld door een onderzoek te starten zodra bedreigingen jegens hen bij de aanklager en het gerecht bekend zijn;
9. eist dat de Russische autoriteiten het onderzoek hervatten als de Russische Federatie door het Europees Hof voor de rechten van de mens is veroordeeld, en dat het rechtsstelsel wordt herzien om verdere schendingen van het internationaal recht te voorkomen;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de parlementen en regeringen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de OVSE en de Raad van Europa.