Ontwerpresolutie - B7-0193/2011Ontwerpresolutie
B7-0193/2011

ONTWERPRESOLUTIE over de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EG en Mauritanië

16.3.2011

naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7‑0018/2011
ingediend overeenkomstig artikel 115, lid 5, van het Reglement

Carmen Fraga Estévez namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0193/2011

Procedure : 2011/2586(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0193/2011
Ingediende teksten :
B7-0193/2011
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0193/2011

Resolutie van het Europees Parlement over de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de EG en Mauritanië

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–    gezien bijlage II van het kaderakkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie van 20 februari 2010,

–   gezien de aanbeveling van de Commissie aan de Raad houdende machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen voor de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Mauritanië (SEC(2011)137 def),

–   gezien de mondelinge vraag aan de Commissie over de verlenging van het protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met Islamitische Republiek Mauritanië (B7 0015/2011),

–   gelet op het huidige protocol, dat op 31 december 2012 verstrijkt,

–   gelet op artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat het huidige protocol bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij met de Islamitische Republiek Mauritanië op 31 juli 2012 afloopt en dat de Europese Commissie voornemens is onderhandelingen te openen over verlenging van dat protocol en daarvoor aan de Raad om een mandaat heeft gevraagd,

B.  overwegende dat in artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie duidelijke voorwaarden zijn neergelegd waaronder het Europees Parlement betrokken moet worden bij de besluitvorming over visserijovereenkomsten, en op grond waarvan het Parlement gerechtigd is tot samenwerking en tot het uiten van zijn prioriteiten in verband met de voorliggende onderhandelingen over de nieuwe protocollen,

C. overwegende dat visserij binnen de economie van Mauritanië een zeer belangrijke sector is die 10 % van het BBP vertegenwoordigt en tussen de 25 % en 50 % van de export van Mauritanië omvat; overwegende dat visserij zorgt voor 29 % van de ontvangsten voor de nationale begroting en voor 45.000 directe en indirecte banen,

D. overwegende dat het akkoord met Mauritanië één van de vier overgebleven gemengde overeenkomsten is met derde landen en in dit kader essentieel is voor de EU-vloten en bovendien van het allergrootste belang is voor het aanbod van een breed scala aan visserijproducten waaraan binnen de EU tekorten bestaan,

E.  overwegende dat in het kader van opeenvolgende overeenkomsten de vangstmogelijkheden zijn teruggebracht, terwijl de door scheepseigenaren te betalen financiële bijdragen en vergoedingen zijn verhoogd; overwegende dat in sommige categorieën van visserij de vangstmogelijkheden niet volledig worden benut vanwege problemen in de vorm van technische maatregelen, hoge vergoedingen of inspecties,

F.  overwegende dat de opeenvolgende met Mauritanië ondertekende protocollen ervoor hebben gezorgd dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt in de ondersteuning van de ontwikkeling van de Mauritaanse visserijsector, de instandhouding van de visbestanden en de verbetering van toezicht, hoewel er nog altijd aspecten zijn die aangescherpt of verduidelijkt moeten worden, waaronder de manier waarop door middel van VMS controles worden uitgevoerd, informatie-uitwisseling over inspecties en de bevordering van bepaalde infrastructuur om communautaire investeringen in Mauritanië aan te moedigen,

G. overwegende dat het noodzakelijk is bij onderhandelingen in het kader van het nieuwe protocol over vangstmogelijkheden rekening te houden met de betrekkingen tussen de Mauritaanse visserijsector en derde landen die door middel van bilaterale of particuliere overeenkomsten eveneens gebruik maken van de vangstmogelijkheden binnen de EEZ,

H. overwegende dat de hoofddoelstellingen van het nieuwe protocol, zoals vastgelegd in het ontwerpmandaat, bestaan uit het versterken van de dialoog inzake sectoraal beleid, om de tenuitvoerlegging van een verantwoordelijk visserijbeleid te stimuleren, het ontwikkelen van de visserijsector in Mauritanië en het leveren van een bijdrage aan de socio-economische ontwikkeling, overeenkomstig de ontwikkelingsdoelstellingen van Mauritanië,

I.   overwegende dat bijlage II van de kaderovereenkomst betrekking moet hebben op het verstrekken van informatie aan het Parlement en het behandelen van vertrouwelijke gegevens door de Commissie, zoals omschreven in punt 1.2, in verband met de uitoefening van de prerogatieven en bevoegdheden van het Parlement; overwegende dat de twee instellingen moeten handelen met inachtneming van hun wederzijdse plicht tot serieuze samenwerking, in een sfeer van volledig wederzijds vertrouwen en in nauwe overeenstemming met de relevante bepalingen van het Verdrag,

1.  deelt het standpunt van de Commissie met betrekking tot eerdere visserijovereenkomsten dat de looptijd van het protocol zo breed mogelijk moet zijn om de commerciële activiteiten beter te kunnen plannen en een betere continuïteit van de gezamenlijke investeringsprojecten te kunnen waarborgen, teneinde een stabiel kader te bieden en te zorgen voor doorlopende maatregelen ter ondersteuning van de sector en het sectorale visserijbeleid in Mauritanië, en teneinde wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken naar de toestand van de natuurlijke hulpbronnen;

2.  is van mening dat de mogelijkheden om visserij te bedrijven afgestemd moeten zijn op de werkelijke behoeften van de vissersvloten en spreekt in dit verband nadrukkelijk zijn bezorgdheid uit over de zogeheten praktijk van “papieren vissen”, die heeft geleid tot misbruik van de financiële steun; is van mening dat dit een middel kan zijn ter bestrijding van onderbenutting die de continuïteit van bepaalde categorieën van visserij in gevaar kan brengen, en dat het een betere controle van vangstgegevens en de toestand van de hulpbronnen mogelijk zou maken, alsmede het volledig naleven van de begrotingsdiscipline;

3.  dringt aan op het vergaren van betrouwbare informatie en cijfers over de mogelijkheden van visserij door derde landen in de wateren van Mauritanië, als belangrijk aspect dat bij de onderhandelingen in het oog moet worden gehouden, teneinde vast te stellen welk deel van de onbenutte hulpbronnen beschikbaar kan worden gesteld aan de EU;

4.  is van mening dat het gezamenlijk wetenschappelijk comité, dat verantwoordelijk is voor het beoordelen van de toestand van de hulpbronnen en dienovereenkomstig aanbevelingen doet, de beschikking moet hebben over de nodige menselijke en materiële hulpbronnen om zijn taken adequaat uit te voeren en verzoekt de Commissie toe te zien op het correct uitvoeren van deze taken;

5.  verzoekt de Commissie gelijktijdig te onderhandelen over de mogelijkheden voor visserij voor verschillende categorieën vissersschepen en over de technische maatregelen die voor elke categorie moeten worden toegepast, ter voorkoming van onderbenutting en situaties waarin de visserij onmogelijk wordt om technische redenen, hetgeen zou leiden tot een aanzienlijke inkomstenderving;

6.  is van mening dat langs dezelfde weg biologische herstelperiodes als omschreven in het nieuwe protocol moeten worden vastgesteld, uitsluitend op basis van wetenschappelijke criteria, zonder discriminatoire elementen en met als enig doel de duurzaamheid van de hulpbronnen;

7.  is van mening dat de financiële compensatie ter ondersteuning van het sectorale visserijbeleid zeer gewenst is om een goede ontwikkeling van de sector te waarborgen, gezien de omvangrijke investeringen die moeten worden gedaan door zowel de sector als de Mauritaanse autoriteiten, en verzoekt de Commissie erop toe te zien dat deze bijdrage effect sorteert en op de juiste wijze wordt geïnvesteerd;

8.  benadrukt dat de visserij-infrastructuur voor de Mauritaanse visserijsector (havens, opslagloodsen, koelinstallaties, enz.) moet worden verbeterd, bijvoorbeeld door het opruimen van wrakken en het uitbreiden van de zeer belangrijke haven van Nouabidou; is van mening dat deze verbeteringen tevens noodzakelijk zijn om de efficiëntie van de activiteiten van de EU-vloot te vergroten en de investeringsstromen te stimuleren;

9.  erkent de omvangrijke investeringen die zowel de EU als bepaalde lidstaten hebben gedaan in Mauritanië, maar roept zowel de Commissie als de lidstaten op meer inspanningen te verrichten ter verbetering van de coördinatie van de financiële bijdragen, om te komen tot werkelijke samenwerking op ontwikkelingsgebied en ongecoördineerde overlapping van maatregelen te voorkomen;

10. dringt er bij de Commissie op aan de Mauritaanse autoriteiten te verzoeken garanties te bieden betreffende de uitvoering van de controlemaatregelen, aangezien dit het minst bevredigende aspect van het huidige protocol vormt, ondanks de inspanningen van de EU op dit gebied; herhaalt met name dat vissersschepen uit de EU zijn uitgerust met VMS (vessel monitoring system) en dat dit het instrument moet zijn voor het bepalen van de positie van het vaartuig en dat alternatieve methoden, zoals een visuele inschatting van de afstand tot de kust, afgeschaft moeten worden aangezien is uitgewezen dat deze methoden onbetrouwbaar zijn en een onduidelijke rechtspositie voor de vloot creëren;

11. uit zijn bezorgdheid over het illegaal aan boord gaan van vaartuigen uit de Unie door de Mauritaanse autoriteiten, een terugkerend probleem dat in het bijzonder verband houdt met de in bovengenoemde paragraaf genoemde feiten; benadrukt dat de Mauritaanse autoriteiten de vereisten van Bijlage II, Hoofdstuk VI van het protocol niet naleven, in het bijzonder lid 3 betreffende procedures voor het aan boord gaan van vaartuigen;

12. benadrukt dat het EP ten volle betrokken moet worden bij het onderhandelingsproces en de controle op lange termijn van de werking van het nieuwe protocol, in overeenstemming met de in het VWEU vastgelegde verplichtingen betreffende het volledig en onverwijld informeren van het Parlement; spreekt opnieuw zijn overtuiging uit dat het Europees Parlement vertegenwoordigd moet zijn op de vergaderingen van de gemengde commissies waar de visserijovereenkomsten in voorzien, en benadrukt dat alle partijen er hun voordeel mee kunnen doen indien de vergaderingen van de gemengde commissies worden bijgewoond door vertegenwoordigers van de betrokken sector, aangezien deze beschikken over de nodige expertise;

13. verzoekt de Commissie het Europees Parlement tijdig te informeren over de evaluatie achteraf van het huidige protocol, zodat op basis van die gegevens een evaluatie van het protocol kan worden uitgevoerd en blijvende problemen kunnen worden opgespoord;

14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering van Mauritanië.