ONTWERPRESOLUTIE over het ontwerp van verordening van de Commissie betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen
24.3.2011
Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid
B7‑0227/2011
Resolutie van het Europees Parlement over het ontwerp van verordening van de Commissie betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen
Het Europees Parlement,
– gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 over inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen[1],
– gezien het ontwerp van verordening van de Commissie betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen,
– gelet op artikel 5 bis, lid 3, onder b, van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[2],
– gelet op artikel 88, lid 2, en lid 4, onder b), van zijn Reglement,
A. overwegende dat claims die betrekking hebben op de ontwikkeling en gezondheid van kinderen op het etiket van levensmiddelen zijn toegestaan overeenkomstig de procedure die is vastgelegd in de artikelen 15, 16, 17 en 19 van Verordening (EG) nr. 1924/2006, mits zij voldoen aan de voorwaarden die o.a. zijn opgenomen in de artikelen 3, 5 en 6 van die verordening,
B. overwegende dat, zoals wordt uitgelegd in overweging 10 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 wanneer levensmiddelen met claims worden aangeprezen, bij de consument de indruk kan ontstaan dat zij in nutritioneel, fysiologisch of een ander met de gezondheid verband houdend opzicht beter zijn dan soortgelijke of andere producten waar dergelijke nutriënten niet aan toegevoegd zijn, en dat dit de consument ertoe kan brengen keuzes te maken die zijn totale inname van individuele nutriënten of andere stoffen beïnvloeden op een wijze die strijdig is met de wetenschappelijke adviezen,
C. overwegende dat in overweging 14 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt aangegeven dat ervoor moet worden gezorgd dat de stoffen waarvoor een claim wordt gedaan, een bewezen heilzaam nutritioneel of fysiologisch effect hebben, en overwegende dat in overweging 17 van die verordening derhalve wordt gesteld dat een claim wetenschappelijk moet worden onderbouwd, waarbij rekening moet worden gehouden met alle beschikbare wetenschappelijke data en het bewijs op zijn merites moet worden beoordeeld,
D. overwegende dat in overweging 23 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 duidelijk gemaakt wordt dat het gebruik van gezondheidsclaims pas na een wetenschappelijke beoordeling volgens de strengste normen in de Gemeenschap mag worden toegestaan,
E. overwegende dat de voorwaarden die zijn vastgelegd in o.a. de artikelen 3, 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gesteld om de verwezenlijking van die doelstellingen te bevorderen, en overwegende dat de procedure die o.a. is vastgelegd in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is bedoeld om ervoor te zorgen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan,
F. overwegende dat in artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt bepaald dat voedings- en gezondheidsclaims niet misleidend mogen zijn,
G. overwegende dat in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt bepaald dat de nutriënt of andere stof waarvoor de claim wordt gedaan een bewezen heilzaam nutritioneel of fysiologisch effect moet hebben dat is vastgesteld aan de hand van algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens; overwegende dat in artikel 6 van die verordening wordt bepaald dat voedings- en gezondheidsclaims moeten zijn gebaseerd op en worden onderbouwd door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens,
H. overwegende dat in artikel 17, lid 1 wordt voorgeschreven dat de Commissie, wanneer zij een besluit neemt omtrent de opneming van een claim in de lijst van toegestane gezondheidsclaims, rekening moet houden met het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, de toepasselijke bepalingen van het EU-recht en andere factoren die hierin een rol spelen,
I. overwegende dat in het ontwerp van verordening van de Commissie betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen wordt bepaald dat de gezondheidsclaims die zijn opgenomen in zijn bijlage I moeten worden toegevoegd aan de lijst van toegestane gezondheidsclaims van de Unie die als bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 is gevoegd,
J. overwegende dat de gezondheidsclaim dat 'de inname van docosahexaeen-zuur (DHA) bijdraagt tot de normale visuele ontwikkeling van zuigelingen tot de leeftijd van 12 maanden' tot de claims behoort die volgens het ontwerp van verordening van de Commissie moeten worden opgenomen in de lijst van toegestane gezondheidsclaims,
K. overwegende dat algemeen aanvaard wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat DHA in moedermelk bijdraagt tot de visuele ontwikkeling van zuigelingen,
L. overwegende dat gesynthetiseerd DHA, dat wordt toegevoegd aan flessenmelk en andere voeding voor zuigelingen, zich evenwel in een andere biologische omgeving bevindt dan moedermelk, een soortspecifieke, levende stof met co-enzymen en cofactoren waardoor de vetten optimaal kunnen functioneren,
M. overwegende dat in de adviezen die door de EFSA zijn voorgelegd aan de Commissie wordt gesteld dat het panel niet tot de conclusie had kunnen komen dat er een oorzakelijk verband is tussen de inname van zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding met DHA en de visuele ontwikkeling van zuigelingen zonder rekening te houden met de studies waarvoor de aanvrager de eigendomsrechten opeist[3],
N. overwegende dat er aan de EFSA geen studies zijn voorgelegd waarin onderzocht is welke effecten toevoeging van DHA heeft op de visuele ontwikkeling bij zuigelingen vanaf zes maanden die vanaf hun geboorte zuigelingenvoeding hebben gekregen zonder toevoeging van DHA[4],
O. overwegende dat een studie waarin de gevolgen van DHA voor de neurologische ontwikkeling van zuigelingen stelselmatig zijn gecontroleerd en die in 2008 is gepubliceerd door de Cochrane Library[5] heeft aangetoond dat wanneer zuigelingen vanaf de bevalling gevoed worden met zuigelingenmelk die verrijkt is met DHA en andere vergelijkbare langeketenvetzuren, er geen gunstig effect is aangetoond voor het gezichtsvermogen, het kennisniveau of de lichamelijke groei,
P. overwegende dat in het verslag dat in juni 2010 is gepubliceerd in de British Medical Journal door Kathy Kennedy et al[6] werd geconstateerd dat meisjes die gevoed waren met zuigelingenvoeding waaraan DHA was toegevoegd tien jaar later gemiddeld zwaarder waren en een hogere bloeddruk hadden,
Q. overwegende dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijke effecten – zowel gunstige als schadelijke – van toevoeging van DHA alvorens het gebruik van DHA in zuigelingenmelk en -voeding geclaimd kan worden als gunstig,
R. overwegende dat de gezondheidsclaim inzake DHA en de visuele ontwikkeling waarnaar wordt verwezen in het ontwerp van verordening van de Commissie derhalve misleidend zou kunnen zijn en dus strijdig met artikel 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 in het licht van de doelstellingen als vermeld in overweging 10 van die verordening,
S. overwegende dat er geen duidelijke wetenschappelijke consensus is over het effect van zuigelingenvoeding waaraan DHA is toegevoegd op zuigelingen, hetgeen strijdig is met de voorwaarden die gesteld worden in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 in het licht van de doelstellingen als vermeld in de overwegingen 10, 14, 17 en 23 van die verordening,
1. is van oordeel dat het ontwerp van verordening van de Commissie betreffende de verlening en weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen betreffende de ontwikkeling en gezondheid van kinderen niet verenigbaar is met doel en inhoud van Verordening (EG) nr. 1924/2006;
2. verzet zich tegen de aanneming van het ontwerp van verordening van de Commissie;
3. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
- [1] PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
- [2] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
- [3] The EFSA Journal (2009) 941, blz. 3-14.
- [4] The EFSA Journal (2009) 941, blz. 11-14.
- [5] Simmer K, Patole S, Rao S,. ‘Longchain polyunsaturated fatty acid supplementation in infants born at term’, Cochrane Database of Systematic Reviews 2008, Issue 1.
- [6] Kathy Kennedy, Sarah Ross, Elizabeth B Isaacs, et al., ‘The 10-year follow-up of a randomised trial of long-chain polyunsaturated fatty acid supplementation in preterm infants: effects on growth and blood pressure’, Arch Dis Child 2010 95: 588-595 oorspronkelijk online gepubliceerd op 1 juni 2010.