Ontwerpresolutie - B7-0396/2011Ontwerpresolutie
B7-0396/2011

ONTWERPRESOLUTIE over de voorbereidingen voor de verkiezingen voor de Russische Doema in december

4.7.2011

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Rebecca Harms, Werner Schulz, Bart Staes, Raül Romeva i Rueda, Pino Arlacchi namens de Verts/ALE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0396/2011

Procedure : 2011/2752(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0396/2011
Ingediende teksten :
B7-0396/2011
Aangenomen teksten :

B7‑0450/2011

Resolutie van het Europees Parlement over de voorbereidingen voor de verkiezingen voor de Russische Doema in december

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn voorgaande verslagen en resoluties over Rusland ,en met name die van 17 februari 2011 over de rechtsstaat en van 9 juni 2011 over de topontmoeting EU-Rusland in Nizjny-Novgorod,

–   gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de Europese Unie en de Russische Federatie, die in werking is getreden in 1997 en die verlengd is in afwachting van de vervanging ervan door een nieuwe overeenkomst,

–   gezien de lopende onderhandelingen die zijn gestart in 2008 over een nieuwe overeenkomst die een nieuw omvattend kader voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland moet bieden, en gezien het partnerschap voor modernisering, dat van start is gegaan in 2010,

–   gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland, en in het bijzonder de laatste bijeenkomst op 4 mei 2011,

–   gezien de verklaring van de woordvoerder van hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton van 22 juni 2011 over de registratie van politieke partijen in Rusland,

–   gezien de verklaring van 24 mei 2011 van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid over de presidentsverkiezingen in Oekraïne, over de zaak van Michael Chodorkovski en Platon Lebedev,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en Rusland ondanks de toenemende onderlinge afhankelijkheid op het gebied van handel en economie maar beperkte vooruitgang maken vanwege geschillen en wantrouwen over fundamentele politieke en economische onderwerpen, die de partijen hebben belet om een echt strategisch partnerschap op te bouwen,

B.  overwegende dat de nieuwe overeenkomst die in de plaats zal komen van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst van 1997 een omvattend kader zou kunnen bieden voor diepgaander en intensiever betrekkingen, mits de onderhandelingen in goed vertrouwen worden gevoerd en beide zijden zich ten volle houden aan alle gedane toezeggingen,

C. overwegende dat, ondanks een positievere benadering door de Russische autoriteiten, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging nog steeds onder druk staan en dat de initiatieven en activiteiten van mensenrechtenactivisten, onafhankelijke organisaties uit het maatschappelijk middenveld, politieke tegenstanders, onafhankelijke media en gewone burgers vaak worden beperkt of gedwarsboomd en met name in de noordelijke Kaukasus zorgwekkend zijn,

D. overwegende dat een aantal rechtszaken en gerechtelijke procedures tijdens de afgelopen paar jaar twijfel hebben doen rijzen over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de justitie in de Russische Federatie, overwegende dat politieke inmenging, procedurele tekortkomingen, corruptie, oneerlijke behandeling en bedreiging van getuigen een ernstig obstakel blijven voor een rechtvaardige rechtspraak in Rusland,

E.  overwegende dat het Russische Ministerie van Justitie op 22 juni heeft besloten om de aanvraag voor officiële registratie van de Volkspartij voor de vrijheid (PARNAS) af te wijzen, waardoor deze partij geen kandidaten kan opstellen en niet aan de doemaverkiezingen van december zal kunnen deelnemen, en waarschijnlijk evenmin zal kunnen meedoen aan de Russische presidentsverkiezingen in maart 2012,

F.  overwegende dat het Europees Hof voor de Mensenrechten op 12 april 2011 zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over de logge procedures voor de registratie van politieke partijen in Rusland,

G. overwegende dat de komende verkiezingen in Rusland indicatoren zullen zijn voor de internationale gemeenschap, die aangeven in hoeverre de Russische kieswet voldoet aan internationale en Europese normen en standaarden, alsmede in hoeverre de democratische ontwikkelingen vooruitgang hebben geboekt en hoe het gesteld is met de rechtsstaat er in Rusland,

H. overwegende dat het Europees Hof voor de rechten van de mens de Russische Federatie in vele uitspraken veroordeeld heeft wegens ernstige schendingen van de mensenrechten; overwegende dat de tenuitvoerlegging van de arresten ver beneden de maat blijft; overwegende dat de gerechtelijke instellingen en autoriteiten voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor het niet uitvoeren van de arresten,

I.   overwegende dat de Russische Federatie als lid van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa en de Raad van Europa zich heeft verplicht tot eerbiediging van democratische beginselen en de mensenrechten, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging,

L.  overwegende dat de Russische president Medvedev bij vele gelegenheden plechtig heeft beloofd de rechtstaat te zullen versterken, en verklaard heeft dat het zijn taak is te zorgen voor moderne, totaal onafhankelijke gerechtshoven, die overeenstemmen met het economische ontwikkelingspeil van het land,

1.  roept de Russische autoriteiten ertoe op om alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat alle kandidaten en partijen eerlijk en gelijk worden behandeld bij de in december 2011 te houden parlementsverkiezingen, zulks in overeenstemming met de normen die Rusland als lid van de Raad van Europa en de OVSE heeft geaccepteerd;

2.  vraagt, als cruciale maatregel, de obstakels voor de registratie van nieuwe partijen op te heffen, te zorgen voor gelijke voorwaarden voor alle kandidaten en partijen tijdens de verkiezingscampagne en de toegang tot de media voor alle partijen en kandidaten te waarborgen; dringt er bij de Russische autoriteiten nogmaals op aan om toestemming te geven voor internationale verkiezingswaarnemingsmissies in een zo vroeg mogelijk stadium;

3.  betreurt te zeerste dat de registratie van de Volkspartij voor de vrijheid en van een aantal andere patijen is geweigerd omdat dit een ernstige ondermijning vormt van het beginsel van politiek pluralisme en van de vrijheid van vereniging, die hoekstenen zijn van een daadwerkelijke democratie;

4.  onderstreept opnieuw dat democratie en mensenrechten integraal onderdeel moeten vormen van de nieuwe kaderovereenkomst, met name voor wat betreft de opstelling en opneming van een doeltreffende en operationele mensenrechtenclausule;

5.  onderstreept dat een werkelijk strategisch partnerschap alleen gebaseerd kan zijn op gedeelde gemeenschappelijke waarden en dat de toekomstige ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en Rusland zal afhangen van de inspanningen gericht op het versterken van de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de grondrechten in Rusland;

6.  verheugt zich over het feit dat in de verklaring die werd uitgegeven aan het einde van de laatste Top EU-Rusland in Nizjny Novgorod het belang van de mensenrechten werd onderstreept als essentieel element voor de bilaterale betrekkingen en gepleit werd voor een verandering in de wijze waarop de raadplegingen tussen EU en Rusland over mensenrechten in hun werk gaan, om deze efficiënter te maken, en dat daarin ook de noodzaak werd onderstreept van naleving van de internationale toezeggingen inzake mensenrechten, pluralisme en vrije en eerlijke verkiezingen, terwijl de hoop werd uitgesproken dat Rusland een vroegtijdige uitnodiging aan het Bureau voor democratische instellingen en mensenrechten (ODIHR) zal richten om waarnemers te zenden voor de verkiezingen en spreekt de verwachting uit dat de Russische autoriteiten gevolg zullen geven aan deze toezeggingen;

7.  verzoekt de Russische regering om, naast de ontplooiing van een internationale waarnemingsmissie, ook toestemming te verlenen tot onafhankelijke, onpartijdige binnenlandse controleactiviteiten tijdens de komende Doemaverkiezingen door maatschappelijke organisaties, zodat deze regelmatig onbevooroordeelde informatie krijgen over alle stadia van de verkiezingscampagne, welke begin september van start zal gaan;

8.  is van mening dat het gebrek aan onafhankelijkheid van de gerechtelijke instellingen aan de wortel ligt van de straffeloosheid en de wetteloze praktijken in Rusland, en geeft uitdrukking aan zijn bezorgdheid over berichten over politiek gemotiveerde rechtszaken, oneerlijke processen en uitspraken die ondergeschikt zijn gemaakt aan de belangen van de autoriteiten en verzuim om ernstige misdaden zoals moord, intimidatie en andere gewelddaden te onderzoeken;

9.  wijst erop dat de Russische wetgeving inzake politieke partijen moeilijk te begrijpen is en gemakkelijk door de bureaucratie kan worden gemanipuleerd en geïnterpreteerd op een wijze die haar goed uitkomt en dat hierdoor de weg geopend wordt voor het doelbewust aanwenden van allerlei technische spitsvondigheden; wijst erop dat de registratie van politieke partijen en kandidatenlijsten bij vorige verkiezingen van essentieel belang is gebleken en dat de Russische autoriteiten en leiders meer dan genoeg tijd hebben gehad om een wetgevend en administratief kader voor de verkiezingen uit te werken dat, indien het op juiste wijze wordt toegepast, zou beantwoorden aan de Europese en internationale normen; hoopt dat een eventueel beroep er uiteindelijk toe zal leiden dat oppositiepartijen zich kunnen registreren en aan de verkiezingscampagne kunnen deelnemen;

10. vraagt de Raad van Europa om te onderzoeken of het meest recente besluit houdende beperking van de vrijheid van vereniging en politieke meningsuiting strookt met Ruslands verplichtingen, en te bekijken of de wetgeving en de tenuitvoerlegging daarvan in de praktijk voldoen aan de normen van de Raad van Europa; herinnert eraan dat de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa het recht heeft de verificatie van de geloofsbrieven te weigeren van parlementsleden die zijn verkozen in verkiezingen die geacht worden niet te voldoen aan de Europese normen;

11. betreurt ten zeerste dat de autoriteiten van Moskou en St. Petersburg voor het zesde achtereenvolgende jaar het houden van een gay pride-parade hebben verboden, in strijd met hun verplichting als lid van de Raad van Europa om de vrijheid van vereniging toe te staan, en dit ondanks de definitieve uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens van april 2011, waarbij aan Rusland de verplichting werd opgelegd om voortaan het houden van dergelijke bijeenkomsten toe te staan;

12. is ingenomen met de bereidheid van de Russische Federatie om een open en constructieve dialoog aan te gaan over de belangrijkste onderwerpen die aan de orde zijn gesteld door EU-vertegenwoordigers op het mensenrechtenoverleg van 4 mei; roept op tot openstelling van dit proces voor doelmatige inbreng van het Europees Parlement, de Russische Doema, en participatie van relevante Russische autoriteiten, waaronder het Ministerie van Justitie en het Ministerie van Binnenlandse Zaken, alsmede van ngo's op het gebied van mensenrechten, ongeacht of de dialoog in Rusland of in een lidstaat van de EU plaatsvindt; benadrukt dat er nauwe contacten moeten worden onderhouden en dat er steunprogramma's moeten worden gehandhaafd voor de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld in Rusland; geeft uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de status van ngo's en mensenrechtenactivisten in Rusland; verwelkomt het besluit van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken om een ​​ambassadeur voor de dialoog over de mensenrechtenproblematiek in het algemeen te benoemen;

13. verzoekt de Russische autoriteiten en gerechtelijke instanties om alle arresten van het Europees Hof voor de rechten van de mens volledig uit te voeren en klagers te beschermen tegen intimidatie en bedreigingen; benadrukt dat een onafhankelijk, grondig onderzoek moet worden ingesteld wanneer het Europees Hof voor de rechten van de mens oordeelt dat eerdere onderzoeken ontoereikend zijn;

14. geeft in dit verband uiting aan zijn ernstige verontrusting over de wet die thans in de Doema wordt behandeld en die het Russische rechtbanken mogelijk zou maken om op bepaalde gebieden arresten van het Europees Hof voor Mensenrechten te negeren;

15. verzoekt het Poolse voorzitterschap van de Raad, de voorzitter van de Europese Raad en de hoge vertegenwoordiger de komende maanden in het kader van de onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst met Rusland behoedzaam te werk te gaan, daar belangrijke ontwikkelingen moeten wachten totdat het verloop van de Doemaverkiezingen en de presidentsverkiezingen van maart 2012 naar behoren is geanalyseerd en spreekt de aanbeveling uit om de Topontmoeting EU-Rusland, die voor december in Brussel op de agenda staat, uit te stellen;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa.