ONTWERPRESOLUTIE over de aanstaande topontmoeting EU-VS en de Trans-Atlantische Economische Raad
9.11.2011
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Reinhard Bütikofer, Raül Romeva i Rueda, Jan Philipp Albrecht, Tarja Cronberg, Ulrike Lunacek namens de Verts/ALE-Fractie
B7‑0578/2011
Resolutie van het Europees Parlement over de aanstaande topontmoeting EU-VS en de Trans-Atlantische Economische Raad
Het Europees Parlement,
– gezien zijn eerdere resoluties over de Trans-Atlantische Economische Raad en zijn resolutie van 11 november 2010 over de aanstaande topontmoeting EU-VS en de Trans-Atlantische Economische Raad,
– gezien het tijdens de vijfde bijeenkomst van de Trans-Atlantische Economische Raad op 27 december 2010 aangenomen voortgangsverslag en de gezamenlijke verklaring die werd aangenomen tijdens de bijeenkomst van de trans-Atlantische wetgeversdialoog op 1 juli 2011 in Boedapest,
– gelet op artikel 110 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het trans-Atlantisch partnerschap berust op gedeelde centrale waarden als vrijheid, democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat, en op gemeenschappelijke doelstellingen als sociale vooruitgang en betrokkenheid, open en geïntegreerde economieën, duurzame ontwikkeling en vreedzame oplossing van conflicten, en dat het de hoeksteen vormt van de veiligheid en stabiliteit in de Euro-Atlantische regio,
B. overwegende dat de EU en de VS beide een sleutelrol spelen op het wereldtoneel en mede verantwoordelijk zijn voor de aanpak van economische en financiële crises, klimaatverandering, conflictoplossing en ontwapening, het uitbannen van armoede en het verwezenlijken van andere millenniumontwikkelingsdoelen, de bescherming en bevordering van de mensenrechten en de rechtsstaat, de bestrijding van terrorisme en de proliferatie van kernwapens, op basis van het internationale recht en de multilaterale instellingen, in het bijzonder het VN-stelsel, en dat zij andere partners moeten uitnodigen tot samenwerking bij dit streven,
C. overwegende dat het optreden van de Trans-Atlantische Economische Raad en de Trans-Atlantische Energieraad moet zorgen voor een betere werking van de trans-Atlantische markt, die mogelijkheden schept voor duurzame economische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid,
D. overwegende dat de EU en de VS samen verantwoordelijk zijn voor het verkrijgen van adequate globale toezeggingen op de aanstaande 17e conferentie van partijen bij de UNFCCC in Durban, zodat klimaatverandering effectief kan worden bestreden,
Uitdagingen voor de mondiale ecologische sturing
1. verwelkomt, op het punt van internationale ecologische sturing, de samenwerking tussen de VS en de EU die gericht is op voortgang met de bestrijding, in het kader van het Montrealprotocol, van de klimaatschade door CFK’s; vraagt beide partijen in het kader van de Rio+20-top met concrete voorstellen te komen voor innovatieve financieringsbronnen ter ondersteuning van actie in ontwikkelingslanden met het oog op de doelstellingen van de Rio-verdragen, met name op het punt van bescherming van het klimaat en de biodiversiteit, de aanpassing aan onvermijdelijke klimaatverandering en de overschakeling naar groene economieën;
2. is van mening dat ecologische sturing op internationaal niveau verder moet worden versterkt, en beveelt aan dat het VN Milieuprogramma wordt omgevormd tot een gespecialiseerd VN-agentschap ; bepleit voorts dat de EU en de VS de oprichting bespreken van een internationaal milieugerechtshof;
3. wijst op de urgente noodzaak op mondiaal niveau voort te maken met de aanpak van broeikasgassenemissies, constaterend dat de bestaande verplichtingen en toezeggingen van het Akkoord van Kopenhagen zoals in de Overeenkomsten van Cancún geformaliseerd, verre van afdoende zijn om de de 2ºC-doelstelling te halen, d.w.z. om de toename van de gemiddelde wereldwijde jaarlijkse oppervlaktetemperatuur beperkt te houden tot 2ºC; roept de VS en de EU op er samen aan te werken dat een gedetailleerd mandaat wordt overeengekomen in de Durban klimaatconferentie in Durban, om de onderhandelingen voor een mondiaal alomvattende klimaatovereenkomst tegen 2015 te kunnen afronden;
Buitenlandse zaken en veiligheid
4. merkt op dat de Arabische lente de weg heeft vrijgemaakt voor een langgehoopt hervormingsproces in het Middellandse-Zeegebied en het Midden-Oosten ; benadrukt dat er gecoördineerde inspanningen van de EU en de VS nodig zijn om een effectieve strategie voor de regio te ontwerpen die de overgang van de betrokken landen naar volwaardig funtionerende democratieën kan begeleiden en vergemakkelijken; vraagt de EU en de VS in dit verband hun coördinatie te versterken, meer nadruk te leggen op gemeenschappelijke aanpak, en synergieën te ontwikkelen, om te kunnen beantwoorden aan de legitieme verwachtingen van de mensen die zo moedig tegen hun autoritaire regimes zijn opgestaan, met vermijding van doublures en rivaliteit die een succesvolle afloop zouden kunnen verijdelen;
5. onderstreept daarbij dat de oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict van cruciaal belang is voor de stabiliteit en vreedzame ontwikkeling van de gehele regio; vraagt de EU en de VS hun beloften en toezeggingen waar te maken, en zich tot het uiterste ervoor in te spannen dat de hervatting van het vredesproces volgens het door het Kwartet aangekondigde tijdschema verloopt en tot een blijvende alomvattende regeling leidt die resulteert in een levensvatbare Palestijnse staat die met de staat Israël kan coëxisteren met veilige en gewaarborgde grenzen; pleit met name voor een gezamenlijk initiatief van EU en VS om de Israëlische regering te bewegen tot intrekking van haar besluit - in reactie op de toetreding van Palestina tot de UNESCO – om de bouw van 2000 eenheden op de westelijke oever te versnellen en de aan Palestijnse Nationale Autoriteit af te dragen belastingontvangsten in te houden;
6. is verontrust door het nieuwe rapport van de IAEA waaruit op te maken valt dat het nucleaire programma van Iran mogelijk een militaire dimensie heeft; signaleert het gevaar van een nucleaire wapenwedloop in het Midden-Oosten; waarschuwt voor provocaties van welke kant ook, en onderstreept dat internationale en regionale actoren moeten samenwerken om een dergelijke ontwikkeling te voorkomen;
7. gelooft dat alleen alomvattende internationale diplomatieke inspanningen, waaronder ook aanzetten tot nucleaire ontwapening, een halt kan toeroepen aan de gevaarlijke en contraproductieve aantrekkingskracht die van nucleaire technologie voor zowel civiele als militaire toepassing op regeringen uitgaat, en roept alle atoomwapenstaten op hun steun te geven aan het voorstel van de VN- secretaris-generaal voor een kernwapenconventie; is sterk voorstander van plannen voor een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten en Europa als aanzet tot volledige afschaffing van kernwapens;
8. onderstreept dat transatlantische veiligheid nauw samenhangt met het veiligheids- en defensiebeleid van de EU, maar ook steunt op gemeenschappelijke instellingen zoals de OVSE en de NAVO; dringt er bij beide partners op aan serieus in te zetten op verdragsmatige ontwapening en non-proliferatie, en op een strengere controleregeling voor zaken met een tweeledige gebruiksmogelijkheid; vraagt de VS en de EU uit de Arabische lente de nodige lering te trekken en zich sterk te maken voor de totstandkoming een mondiaal wapenhandelsverdrag (ATT) dat de verkoop van wapens aan niet-democratische en autoritaire regimes kan verhinderen; vraagt met name de VS, maar ook de EU-lidstaten, dringend zich verre te houden van bemoeiingen voor een in het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens (CCW) op te nemen protocol dat het gebruik van clustermunitie zou toestaan;
9. vraagt de VS en de EU-lidstaten zorg te dragen voor het welslagen van de conferentie in 2012 voor de totstandbrenging van een massavernietigingswapenvrije zone in het Midden-Oosten; vraagt de VS dringend zijn tactische kernwapens van Europese bodem terug te halen waardoor een van de voorwaarden voor een kernwapenvrij Europa wordt gerealiseerd, en het Algeheel Kernstopverdrag (CTBT) te ratifieren; is zeer ongerust over het beleid van de VS die India naar voren willen schuiven als nieuw lid van de groep van nucleaire exportlanden (NSG), ofschoon India weigert internationale normen zoals het non-proliferatieverdrag te onderschrijven;
10. roept de 21 EU-lidstaten die lid zijn van de NAVO en de VS op, van de gedachte aan een positief besluit in de NAVO-top van 2012 in Chicago rond de oprichting van een defensief raketschild af te stappen; waarschuwt met name voor de gevolgen van een uitsluiting van Rusland van dit initiatief;
Trans-Atlantische economische samenwerking en de TEC
11. onderstreept dat een nauwer trans-Atlantisch partnerschap met het oog op een betere werking van de trans-Atlantische markt op basis van het beginsel van een sociale markteconomie een belangrijk instrument vormt om de mondiale handelsbetrekkingen weer in evenwicht te brengen en de economische en maatschappelijke crises in de wereld aan te pakken;
12. roept beide zijden op om te erkennen dat het handelsbeleid verband houdt met de mogelijkheid om financiële stabiliteit in de wereld en eerlijke wisselkoersverhoudingen tussen de grootste economieën tot stand te brengen; roept beide zijden op om samen, via de daartoe bestemde multilaterale kanalen, te werken aan tot duurzamer handelsbalansen in de wereld, onder meer door maatregelen die een agressieve exportgerichtheid ontmoedigen, bindende internationale sociale normen, een zodanige herdefinitie van de anti-dumping dat milieudumping daar ook onder valt, de vaststelling van criteria en grenzen voor de liberalisering van de handel in financiële diensten, een verbod op alle landbouwexportsubsidies en criteria voor buitenlandse investeringen in de levensmiddelen- en distributiesector;
13. begroet de voorstellen om de TEC een eigen rol te geven bij de strategische coördinatie van het economisch beleid, met name ten aanzien van onderwerpen die verband houden met de G-20; herinnert er evenwel aan dat een eventuele beleidsbepalende rol van de TEC een pendant moet krijgen in het permanente streven om - in nauwe samenwerking met de wetgevers aan beide zijden van de Atlantische Oceaan - oplossingen te vinden voor concrete punten van de trans-Atlantische politieke agenda, zoals financiële markten, groene economie, digitale agenda, geavanceerde technologie en innovatiebeleid;
14. is blij dat in het kader van het partnerschap voor innovatie actie binnen de TEC een sectorale werkstroom voor grondstoffen is ingericht; meent dat de kwestie van zeldzame aardmetalen bijzondere aandacht in deze werkstroom verdient; bepleit de ontwikkeling van een collaboratieve onderzoeksagenda en uitwisseling van beste praktijken inzake kritieke grondstoffen, met name in het kader van een trilaterale samenwerking met Japan; pleit voor trans-Atlantische samenwerking waar het gaat om gegevensuitwisseling op gebied van grondstoffen, met inbegrip van secundaire grondstoffen; gelooft dat een dergelijke samenwerking zich ook moet uitstrekken tot gemeenschappelijke ramingen, analyseren van bevooradingsketens, overleg over gezamenlijke voorraden en eventuele harmonisatie van gegevensformats; meent dat het trans-Atlantische partnerschap in samenwerking met Japan mondiale sturingsinstellingen moet bevorderen op gebied van grondstoffen, naar het voorbeeld van het Internationale Energieforum (IEF); vraagt de Europese Commissie de kwestie van kritieke grondstoffen, met name zeldzame aardmetalen, op de agenda te plaatsen voor de volgende EU-VS-top.
15. is tevreden gestemd over de eerste discussie over schaliegas in de Energieraad EU-VS vorig jaar; pleit voor sterkere gerichtheid op de milieugevolgen van de extractie hiervan en voor trans-Atlantische samenwerking in deze materie; roept de Europese Commissie op om meer expertise in te schakelen over de effecten van de winning en het verbruik van schaliegas, en de coördinatie op zich te nemen tussen DG Milieu, DG Energie en het Europees Agentschap voor chemische stoffen enerzijds, en hun Amerikaanse tegenspelers, zoals het Environmental Protection Agency anderzijds, bij de nodige herzieningen van het reguleringskader en het opstellen van normen; gelooft dat een dergelijke eerste concrete uitwisseling zou moeten geschieden middels een eendaagse conferentie in 2012, liefst na de EPA-publicatie over schaliegas;
16. moedigt de Energieraad EU-VS aan om te werken aan een coördinatie van energie-strategieën ter ondersteuning van de grootschalige ontwikkeling c.q. uitvoering van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, beleidsmaatregelen en technieken, waarbij wellicht miljoenen nieuwe Groene Banen kunnen worden geschapen; roept beide zijden op om te komen tot maximale convergentie bij de uitvoering van duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen, met inbegrip van criteria die direct of indirect gevolgen hebben voor de uitstoot van broeikasgassen;
17. betreurt de goedkeuring van wetsontwerp nr. 2594 door het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden dat tot doel heeft de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen te verhinderen de EU-wetgeving voor handel in emissierechten na te leven; verzoekt de Amerikaanse Senaat dit wetsontwerp niet te steunen, en vraagt de TEC om een constructieve dialoog over de vermindering van broeikasgasemissies door het internationale vervoer te stimuleren;
18. onderkent dat de standaardisatiesystemen in de Europese Unie en die in de Verenigde Staten van elkaar afwijken; gelooft dat trans-Atlantische samenwerking op gebied van standaardisatie niettemin, ondanks die verschillen, moet worden doorgezet, in het bijzonder met het oog op een beter functionerende trans-Atlantische markt; gelooft dat een dergelijke samenwerking vooral moet worden doorgezet waar het gaat om opkomende technologieën, zoals elektrische voertuigen, om de handel en de interoperabiliteit in deze branche te stimuleren;
19. pleit voor versterkte samenwerking en uitwisselingspraktijken bij de ontwikkeling van het innovatiebeleid en met name voor open innovatiemodellen ten behoeve van universiteiten/academies, KMO’s/particuliere en openbare sector;
20. is tevreden met de invoering van een rechtsgrondslag voor onderhandelingen door het Amerikaanse Comité voor de veiligheid van consumentenproducten met de EU over een akkoord dat moet leiden tot een verbetering van de uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten, verwondingen en de zowel in de EU-lidstaten als in de VS te nemen corrigerende maatregelen;
21. meent dat terugdringing van de speculatie op de grondstoffenmarkten, die heeft meegespeeld bij de extreme prijsfluctuaties voor levensmiddelen in de laatste jaren, aan de orde moet komen bij de besprekingen tussen beide zijden; wijst in dit verband op de noodzaak om te ontmoedigen dat speculanten uitsluitend in hun voordeel kunnen kiezen tussen verscheidene regelgevingsystemen en blijven zorgen voor instabiliteit door grootschalige speculatie op de grondstoffenmarkten; verwelkomt de in de VS aangenomen Dodd-Frank "Wall Street Reform and Consumer Protection Act", en roept beide partijen op te blijven streven naar grotere transparantie op de markten en paal en perk te stellen aan speculatief gedrag;
22. omarmt het initiatief om de kwestie van investeringssamenwerking op de agenda van de TEC te plaatsen; is ervan overtuigd dat gemeenschappelijke criteria op gebied van investeringssamenwerking en –bescherming zouden kunnen bijdragen aan een duurzamer evenwicht tussen de rechten van de belegger enerzijds en diens verantwoordelijkheden jegens doelstellingen van algemeen belang anderzijds;
23. wijst er nogmaals op dat sommige non-tarifaire belemmeringen voor de handel en de investeringen die de TEC uit de weg zal moeten ruimen veroorzaakt zijn door bewust optreden van wetgevingsinstanties ter bescherming van sociale, gezondheidsgerelateerde, culturele of milieudoelstellingen en dus niet kunnen worden weggenomen zonder een desbetreffende wettelijke maatregel;
24. herhaalt zijn oproep aan de politieke leiders van de EU en de VS en aan de covoorzitters van de TEC om rekening te houden met het cruciale belang van de wetgevers voor het welslagen van de TEC; verzoekt hen de vertegenwoordigers van de trans-Atlantische wetgeversdialoog (TLD) ten volle en rechtstreeks bij de TEC te betrekken, aangezien de wetgevers de verantwoordelijkheid voor de vaststelling van en de controle op veel van de TEC-besluiten delen met de respectieve uitvoerende macht;
Financiële stabiliteit en internationale regelgevingsarbitrage
25. beklemtoont dat het gevaar van financiële en monetaire onrust, de afbouw van hefboomfinanciering en het risico van een nieuwe kredietcrisis nog niet voorbij is; wijst er in dit verband op dat een gecoördineerd macro-economisch beleid van levensbelang is voor de verwezenlijking van een blijvend herstel van de wereldeconomie;
26. onderstreept het belang van een gecoördineerde aanpak door het nieuw gevormde Europees Comité voor systeemrisico's en het Financial Oversight Committee bij de definitie en regulering van en het toezicht op financiële instellingen "die te groot zijn om te mogen failleren" (systeemkritische financiële instellingen of SIFI’s), met een wereld zonder SIFI’s als uiteindelijk doel;
27. beklemtoont de noodzaak van tenuitvoerlegging van de Basel III-overeenkomst, die ook voorziet in bindende hefboomratio’s en kapitaalaanvullingen voor systeemrelevante financiële instellingen, regels voor liquiditeitsbeheer en bovengrenzen aan bonussen en dividenden die riskant gedrag uitlokken; onderstreept dat uitvoering van Basel III daadwerkelijk een eind moet maken aan het bestaan van offshore-evenwichtsconstructies; betreurt dat de in de overeenkomst geregelde overgangsperioden te lang zijn en de kapitaalverhogingen niet afdoende, gelet op de dramatische en hardnekkige ervaring met de financiële crisis;
28. onderstreept dat de accountingnormen absoluut vergelijkbaar moeten zijn met het oog op een gelijk speelveld en vergelijkbaarheid van gegevens; stelt de oprichting voor van een openbare en onder democratisch toezicht staande internationale instelling die zich bezighoudt met accountingnormen en met name met de verschillen in financiële verslaglegging tussen de EU en de VS en het gevaar dat daaruit voortvloeit voor de financiële stabiliteit;
29. onderstreept het belang van een efficiënte uitwisseling van informatie tussen de toezichthouders in de EU en de VS, met name op het punt van toegang voor de toezichthouders tot transactieregisters voor derivaten en informatie over kapitaal- en risicostromen tussen banken, verzekerings- en pensioenmaatschappijen en beleggingsfondsen, om de systeemrisico’s te kunnen bewaken en de ruimte en aantrekkelijkheid van toezichtsarbitrage te beperken;
30. beklemtoont dat toezichtsnormen die in één rechtsgebied zijn vastgesteld als minimum-criterium moeten dienen voor andere rechtsgebieden, zodat een steeds hechtere internationale financiële regulering ontstaat, met name ten aanzien van de verhandeling van OTC derivative clearing, regulering van ratingbureaus, alternatieve investeringsfondsen, short selling (baissetransacties) en credit default swaps; betreurt in dit verband de beslissing van de VS om buitenlandse valutaderivaten van de werkingssfeer van de regelgeving inzake OTC clearing uit te sluiten;
Grondrechten en gegevensbescherming;
31. is verheugd dat in maart 2011 de onderhandelingen zijn geopend over een overeenkomst tussen de EU en de VS over de bescherming van persoonsgegevens die worden doorgegeven en verwerkt met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten, waaronder terrorisme, in het kader van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken; verwacht in de nabije toekomst aanzienlijke vorderingen bij deze onderhandelingen; herinnert aan zijn standpunt over deze overeenkomst, zoals verwoord in zijn resolutie van 11 november 2010 over de aanstaande topontmoeting EU-VS in 2010, en onderstreept dat een dergelijke kaderovereenkomst een hoge mate van bescherming van de grondrechten moet waarborgen door juridisch bindende en afdwingbare normen voor de gegevensbescherming vast te stellen en mechanismen in te voeren om te garanderen dat deze normen in de praktijk daadwerkelijk worden toegepast;
32. vraagt de regering van de VS, gezien de mogelijke wrijvingspunten van de ACTA-overeenkomst (Anti- Counterfeiting Trade Agreement, Handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak) met fundamentele rechten zoals die in de Amerikaanse grondwet zijn vastgelegd, de uiteindelijke beslissing omtrent ratificatie van de ACTA door de VS over te laten aan de wetgevers;
33. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Congres van de Verenigde Staten, de covoorzitters van de trans-Atlantische wetgeversdialoog, en de covoorzitters en het secretariaat van de trans-Atlantische Economische Raad.