ONTWERPRESOLUTIE over de uitbanning van clustermunitie
14.11.2011
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement
Adrian Severin, Roberto Gualtieri, Kristian Vigenin, Pino Arlacchi namens de S&D-Fractie
Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0588/2011
B7‑0593/2011
Resolutie van het Europees Parlement over de uitbanning van clustermunitie
Het Europees Parlement,
– gezien het Verdrag inzake clustermunitie (Convention on Cluster Munitions, CCM), dat door 108 landen is ondertekend en door 66 landen geratificeerd,
– gezien de verklaring die de vicevoorzitter van het Internationale Comité van het Rode Kruis, mevrouw Christine Beerli, heeft afgelegd op 16 september 2011 in Beiroet,
– gezien de resolutie die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over het CCM heeft goedgekeurd op 2 december 2008,
– gezien de mededeling van de secretaris-generaal van de VN aan de tweede vergadering van de staten die partij zijn bij het CCM, die is bezorgd door de heer Sergio Duarte, hoge vertegenwoordiger voor ontwapening, op 13 september 2011 in Beiroet,
– gezien de verklaringen die de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, heeft afgelegd, met name over het CCM op 1 augustus 2010 en over de berichten over het gebruik van clustermunitie in Libië op 29 april 2011,
– gezien zijn resoluties, met name die over de inwerkingtreding op 1 augustus 2010 van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) en de rol van de EU,
– gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het CCM op 3 december 2008 in Oslo is opengesteld voor ondertekening in het VN-hoofdkwartier in New York en in werking is getreden op 1 augustus 2010;
B. overwegende dat clustermunitie in het CCM wordt gedefinieerd als conventionele munitie die is ontworpen om explosieve submunitie te verspreiden of te laten afgaan die bestaat uit kleine bommen die elk minder dan 20 kilogram wegen;
C. overwegende dat overeenkomstig het CCM het gebruik, de productie, de opslag en de overbrenging van clustermunitie als volledige wapencategorie verboden zijn en de staten die partij zijn bij het verdrag, verplicht zijn hun voorraden van deze munitie vernietigen;
D. overwegende dat het CCM wees op een significante en fundamentele wijziging van het standpunt van vele regeringen die clustermunitie voordien beschouwden als essentieel voor hun veiligheid en een essentieel onderdeel van hun militaire doctrine;
E. overwegende dat tweeëntwintig EU-lidstaten het CCM hebben ondertekend, dat vijftien het hebben geratificeerd en dat vijf het noch hebben ondertekend, noch geratificeerd;
F. overwegende dat het CCM een nieuwe humanitaire norm voor slachtofferhulp heeft ingevoerd en de verdragspartijen ertoe verplicht niet-ontplofte resten van clustermunitie na conflicten op te ruimen; overwegende dat de Commissie samen met een aantal andere landen specifieke middelen voor actie op het gebied van clustermunitie toewijst aan getroffen landen;
G. overwegende dat clustermunitie volgens berichten recent is gebruikt tegen de burgerbevolking in Cambodja, Thailand en Libië en dat nu dringend stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat niet-ontplofte clustersubmunitie wordt verwijderd, teneinde meer doden of gewonden te voorkomen;
H. overwegende dat het actieplan van Vientiane voorziet in concrete en meetbare stappen, acties en doelstellingen om voor effectieve en snelle uitvoering van de bepalingen van het CCM te zorgen;
I. overwegende dat de vierde toetsingsconferentie van het Verdrag inzake bepaalde conventionele wapens (Convention on Certain Conventional Weapons, CCW) zal plaatshebben van 14 t/m 25 november in Genève;
J. overwegende dat de ontwerptekst van protocol VI, die tijdens de vierde toetsingsconferentie van het CCW zal worden besproken, noch juridisch verenigbaar is met het CCM, noch een aanvulling op het CCM vormt; overwegende dat de staten die partij zijn bij het CCM, wettelijk verplicht zijn alle munitie te vernietigen, maar dat met het ontwerpprotocol alleen clustermunitie van vóór 1980 zal worden verboden, dat het protocol voorziet in een lange overgang waardoor de uitvoering van het verdrag op zijn minst 12 jaar kan worden uitgesteld en het gebruik van clustermunitie met alleen een zelfvernietigingsmechanisme is toegestaan en dat staten met het protocol wordt toegestaan gebruik te maken van clustermunitie met een zogeheten mislukkingspercentage van 1% of minder;
1. is tevreden met de inwerkingtreding van het CCM op 1 augustus 2010;
2. herinnert eraan dat de staten die bij het CCM partij zijn, zich overeenkomstig artikel 21 inzetten voor universele geldigheid en uitvoering van het CCM; dringt er in het bijzonder bij de lidstaten en de kandidaat-landen van de EU die het CCM niet hebben ondertekend of geratificeerd, op aan dit verdrag dringend goed te keuren;
3. is tevreden met het feit dat vijftien staten die partij zijn bij het CCM en die het CCM hebben ondertekend, de vernietiging van hun voorraden hebben voltooid en dat twaalf andere deze vernietiging uiterlijk op de voor hen geldende uiterste datum voltooien zullen, overwegende dat opruimingsoperaties aan de gang zijn in achttien landen en drie andere gebieden;
4. dringt er bij de lidstaten op aan stappen te zetten om met de tenuitvoerlegging van het verdrag te beginnen en voorraden munitie te vernietigen, opruimwerkzaamheden te verrichten en zorg te dragen voor slachtofferhulp, alsmede een bijdrage te leveren aan de financiering van de tenuitvoerlegging van het verdrag door andere landen of deze landen anderszins te ondersteunen;
5. herinnert er met nadruk aan dat landen overeenkomstig het CMM verplicht zijn clustermunitie nooit, onder geen enkele voorwaarde, te gebruiken, te ontwikkelen, te produceren, op andere wijze te verwerven, op te slaan of te houden, dan wel deze munitie direct of indirect aan anderen over te dragen;
6. betreurt ten zeerste het feit dat de ontwerptekst van protocol VI, die tijdens de vierde toetsingsconferentie van het CCW in november moet worden besproken, een gevaar vormt voor de duidelijke en degelijke met het CCM ingestelde internationale norm, waarmee de wapens in kwestie in het algemeen verboden worden, en tegelijk de bescherming van burgers zal verzwakken;
7. dringt er bij de landen op aan te erkennen dat er humanitaire gevolgen en een hoge politieke prijs verbonden zijn aan de ondersteuning van het voorgestelde ontwerpprotocol, dat vol uitzonderingen en achterpoortjes zit die het gebruik van clustermunitie mogelijk maken;
8. verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid bijzondere nadruk te leggen op de thematische doelstellingen van een beperking van het gevaar van clustermunitie en er daarom voor te zorgen dat de Unie partij bij het CMM wordt, hetgeen door het Verdrag van Lissabon mogelijk is;
9. is van mening dat protocol VI niet met het CCM verenigbaar is en dat de EU-lidstaten wettelijk verplicht zijn zich krachtig tegen de invoering van protocol VI te verzetten en deze af te wijzen;
10. dringt er bij de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie krachtig op aan de EU-lidstaten aan hun wettelijke verplichting overeenkomstig het CCM te herinneren;
11. verzoekt de Raad en de Commissie om in overeenkomsten met derde landen naast de standaardclausule inzake non-proliferatie van massavernietigingswapens ook een verbod op clustermunitie als standaardclausule op te nemen;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten van de EU, de secretaris-generaal van de VN en de clustermunitiecoalitie.