Ontwerpresolutie - B7-0700/2011Ontwerpresolutie
B7-0700/2011

ONTWERPRESOLUTIE over de komende top EU-Rusland op 15 december 2011 en de uitslag van de verkiezingen voor de Doema van 4 december 2011 (2011/2948(RSP))

12.12.2011

naar aanleiding van een verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid
ingediend overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Reglement

Elmar Brok, José Ignacio Salafranca Sánchez-Neyra, Ria Oomen-Ruijten, Ioannis Kasoulides, Alojz Peterle, Elena Băsescu, Cristian Dan Preda, Tokia Saïfi, Lena Kolarska-Bobińska, Laima Liucija Andrikienė, Inese Vaidere, Arnaud Danjean, Nadezhda Neynsky, Mario Mauro, Joachim Zeller, Traian Ungureanu namens de PPE-Fractie

Zie ook gezamenlijke ontwerpresolutie RC-B7-0693/2011

Procedure : 2011/2948(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus :  
B7-0700/2011
Ingediende teksten :
B7-0700/2011
Debatten :
Aangenomen teksten :

B7‑0700/2011

Resolutie van het Europees Parlement over de komende top EU-Rusland op 15 december 2011 en de uitslag van de verkiezingen voor de Doema van 4 december 2011 (2011/2948(RSP))

Het Europees Parlement,

–   gezien zijn eerdere verslagen en resoluties over Rusland, met name zijn resolutie van 9 juni 2011[1] over de top EU-Rusland van 9-10 juni 2011, zijn resolutie van 17 juni 2010 over de conclusies van de top EU-Rusland (31 mei-1 juni 2010), en zijn resolutie van 12 november 2009[2] over de voorbereidingen van de top EU-Rusland in Stockholm op 18 november 2009,

–   gezien zijn eerdere verslagen en resoluties over de betrekkingen tussen de EU en Rusland, onder meer zijn resolutie van 7 juli 2011[3] over de voorbereidingen voor de verkiezingen voor de Russische Doema in december 2011, zijn resolutie van 17 februari 2011[4] over de rechtsstaat in Rusland, zijn resolutie van 17 september 2009 over de moord op mensenrechtenactivisten in Rusland[5] en zijn resolutie van 17 september 2009 over externe aspecten van de energiezekerheid[6], evenals zijn verslag van 16 december 2010 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2009 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie[7],

–   gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) tussen de EU en de Russische Federatie[8], en de in 2008 geopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland, evenals het "partnerschap voor modernisering" dat in 2010 van start is gegaan,

–   gezien de doelstelling die de EU en Rusland delen, als omschreven in de gemeenschappelijke verklaring afgelegd na de 11de top EU-Rusland in Sint Petersburg op 31 mei 2003, namelijk de invoering van een gemeenschappelijke economische ruimte, een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, een gemeenschappelijke ruimte van samenwerking op het gebied van externe veiligheid en een gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van culturele aspecten (de "vier gemeenschappelijke ruimtes"),

–   gezien de gemeenschappelijke verklaring van de Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland over vrijheid, veiligheid en recht op 11 oktober 2011 in Warschau,

–   gezien de opmerkingen van de hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, op de achtste bijeenkomst van de Permanente Partnerschapsraad EU-Rusland op 17 november 2011 in Moskou,

–   gezien het recentste mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland op 28 november 2011,

–   gezien de verklaring van 6 december 2011 van de hoge vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, over de verkiezingen voor de Russische Staatsdoema,

–   gezien de agenda van de top EU-Rusland van 15 december 2011,

–   gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A. overwegende dat de EU en Rusland onderling afhankelijk van elkaar zijn, zowel in economische als in politieke zin; overwegende dat nauwere samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen tussen de EU en Rusland bijgevolg van fundamenteel belang zijn voor de stabiliteit, de veiligheid en de welvaart van Europa en daarbuiten; overwegende dat de Europese Unie zich blijft inzetten voor het aanhalen en ontwikkelen van de betrekkingen met Rusland, omdat zij zeer gehecht is aan de democratische beginselen;

B.  overwegende dat Rusland als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad samen met de andere leden verantwoordelijk is voor het handhaven van wereldwijde stabiliteit; overwegende dat de vele problemen op internationaal niveau, met name met betrekking tot Syrië, het Midden-Oosten, Iran, terrorisme, energiezekerheid, klimaatverandering en de financiële crises, enkel kunnen worden opgelost via een gecoördineerde aanpak waarbij Rusland betrokken is;

C. overwegende dat de Russische Federatie een volwaardig lid is van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en zich derhalve heeft verplicht tot naleving van de democratische beginselen en eerbiediging van de grondrechten; overwegende dat er bezorgdheid blijft bestaan over de mensenrechtensituatie, de rechtsstaat, onafhankelijke rechtspraak en de repressie tegen journalisten en de oppositie;

D. overwegende dat het Europees Hof voor de rechten van de mens op 12 april 2011 zijn bezorgdheid heeft uitgesproken over de omslachtige procedure voor de registratie van politieke partijen in Rusland, die niet voldoet aan de verkiezingsnormen die de Raad van Europa en de OVSE hebben vastgesteld; overwegende dat er grote bezorgdheid blijft bestaan over de moeilijkheden die politieke partijen ondervinden als ze aan verkiezingen willen deelnemen, wat de politieke concurrentie en het pluralisme in Rusland daadwerkelijk beknot;

E.  overwegende dat het Europees Parlement een jaar geleden de Raad heeft verzocht "als de Russische instanties geen stappen nemen om samen te werken en de zaak Sergej Magnitski te onderzoeken, erop te staan dat de Russische instanties de verantwoordelijken voor de rechter brengen en te overwegen een inreisverbod naar de EU op te leggen"; overwegende dat het eveneens "rechtshandhavingsorganen van de EU" aanmoedigde "samen te werken om de bankrekeningen en andere activa van Russische functionarissen in alle EU-lidstaten te bevriezen"[9];

1.  verzoekt de EU en Rusland de komende top aan te grijpen om de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst een nieuw elan te geven omdat gelijkmatigere vorderingen van de onderhandelingen zich opdringen; dringt aan op meer inspanningen om ook vorderingen te maken op het gebied van het partnerschap voor modernisering tussen de EU en Rusland; dringt erop aan dat concrete doelstellingen en een concreet tijdschema worden vastgelegd;

2.  is ingenomen met het feit dat de onderhandelingen over de toetreding van Rusland tot de WTO voltooid zijn, omdat dit zal bijdragen tot gelijkere voorwaarden voor het bedrijfsleven aan beide zijden en de wereldhandel zal vergemakkelijken en liberaliseren; benadrukt dat Rusland door deze toetreding juridisch verplicht is alle WTO-regels na te leven, onder meer het afzien van protectionistische maatregelen; uit in deze context zijn bezorgdheid over de douane-unie tussen Rusland, Kazachstan en Wit-Rusland, die heeft geleid tot hogere geconsolideerde tarieven;

3.  benadrukt dat het belangrijk is het energiepartnerschap met Rusland te intensiveren; herhaalt dat de levering van natuurlijke hulpbronnen niet als politiek instrument mag worden gebruikt; benadrukt dat er een juridisch bindend energiekader moet komen dat een betrouwbare en zekere energiebevoorrading waarborgt op grond van gelijke normen voor alle EU-lidstaten;

4.  erkent de gezamenlijke conclusies van 11 oktober 2011, waarin de voltooiing wordt aangekondigd van de lijst van gemeenschappelijke stappen voor een visumvrije regeling, en steunt de officiële goedkeuring en de erop volgende toepassing ervan; herinnert eraan dat het belangrijk is te zorgen voor regionale samenhang bij de aanpak van een visumliberalisering voor Rusland en de landen van het oostelijk partnerschap; is ingenomen met de afronding van de onderhandelingen over wijzigingen aan de bestaande overeenkomst van 2006 tussen Rusland en de EU inzake de versoepeling van de afgifte van visa; benadrukt het belang van de daadwerkelijke toepassing van de overnameovereenkomst tussen de EU en Rusland en van de invoering van de dialoog over migratie; dringt aan op verdere samenwerking op het gebied van illegale immigratie, betere controles bij grensposten en een betere informatie-uitwisseling inzake terrorisme en georganiseerde misdaad;

5.  is verheugd over het voorstel om het lokale grensverkeer in de regio Kaliningrad te vereenvoudigen, en wijst erop dat dit zal bijdragen aan de bevordering van het strategische partnerschap tussen de EU en Rusland, overeenkomstig de prioriteiten die zijn vastgelegd in het stappenplan voor de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht;

6.  neemt kennis van de uitslag van de verkiezingen voor de Doema van 4 december 2011; benadrukt dat uit het verloop van de verkiezingen is gebleken dat Rusland zich niet houdt aan de verkiezingsnormen die de OVSE heeft vastgesteld; herhaalt dat de omslachtige registratieprocedure heeft geleid tot de uitsluiting van meerdere oppositiepartijen en van meet af aan politieke concurrentie en pluralisme heeft verhinderd; uit zijn bezorgdheid over meldingen van fraude en over de eerste bevindingen in het verslag van de OVSE/ODIHR betreffende procedureschendingen, het gebrek aan onpartijdigheid bij de media, het dwarsbomen van onafhankelijke waarnemers en het ontbreken van duidelijke scheidslijnen tussen partij en staat;

7.  is ingenomen met de betogingen in Rusland die een uiting zijn van het verlangen van het Russische volk naar meer democratie; veroordeelt het harde optreden tegen en de arrestatie van vreedzame betogers, onder wie oppositieleiders en journalisten; verzoekt de Russische autoriteiten met klem de vrijheid van vergadering en van meningsuiting te eerbiedigen, vreedzame betogers ongedeerd te laten en al wie naar aanleiding van de verkiezingen gearresteerd werd vrij te laten;

8.  verzoekt de Russische autoriteiten met klem de bevindingen in het waarnemingsverslag van de OVSE/ODIHR ernstig te nemen, de kieswet te hervormen en af te stemmen op de normen van de Raad van Europa en de OVSE, en deze normen in de praktijk toe te passen om in 2012 vrije en democratische presidentsverkiezingen met gelijke kansen voor oppositiekandidaten te waarborgen; verzoekt de OVSE nauwgezet toe te zien op de voorbereiding van de verkiezingen en op de toepassing van de kieswet;

9.  herhaalt zijn bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in Rusland en over het feit dat Rusland geen rechtsstaat is en geen onafhankelijke rechterlijke macht heeft; uit met name zijn bezorgdheid over de zaak Sergej Magnitski, onder meer het feit dat diegenen die schuldig zijn voor zijn dood niet worden vervolgd en gestraft; verzoekt de onderzoekscommissie een omvattend en grondig onderzoek zonder taboes te verrichten, spoedig concrete conclusies op te stellen en alle nodige stappen te ondernemen om de verantwoordelijken voor de rechter te brengen;

10. herinnert aan de 20ste verjaardag van de ontbinding van de USSR en erkent dat dit een echte mijlpaal was in de Europese geschiedenis; erkent de bijdrage aan deze gebeurtenissen door diegenen die zich actief hebben verzet tegen totalitarisme en hebben bijgedragen tot de bevrijding van dit juk;

11. verzoekt Rusland actief bij te dragen aan de oplossing van de vastgelopen conflicten in zijn buurlanden en de soevereiniteit en de territoriale integriteit te eerbiedigen van alle landen die bij vastgelopen conflicten betrokken zijn;

12. herhaalt dat Rusland verplicht is het zespuntenakkoord over een staakt-het-vuren volledig uit te voeren, met inbegrip van de eerbiediging van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van Georgië;

13. steunt de Minsk-groep van de OVSE en zijn covoorzitter in zijn vorderingen ten aanzien van het conflict in Nagorno-Karabach;

14. is ingenomen met de hervatting van de onderhandelingen in 5-plus-2-samenstelling met betrekking tot het conflict in Trans-Dnjestrië, en neemt kennis van de eerste officiële ontmoeting op 1 december 2011 die hopelijk het begin van een oplossing voor het conflict betekent;

15. bevestigt dat Rusland, dat over vetorecht in de VN-Veiligheidsraad beschikt, zijn verantwoordelijkheid in internationale crises moet opnemen; benadrukt dat problemen op internationaal niveau, met name met betrekking tot Syrië en Iran, niet kunnen worden opgelost zonder een gecoördineerde aanpak waarbij Rusland betrokken is; verzoekt Rusland zich constructiever op te stellen, met name met betrekking tot resoluties van de VN-Veiligheidsraad;

16. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.